• No results found

Buitengewoon opsporingsambtenaar

In document Handhaving door en voor gemeenten (pagina 72-75)

2.9 (On)rechtmatig verkregen bewijs

2.10 Buitengewoon opsporingsambtenaar

De regierol van de gemeente ten aanzien van het lokale veiligheidsbeleid is steeds prominenter geworden. Was de politie tot in het recente verleden de belangrijkste verantwoordelijke voor de lokale veiligheid, tegenwoordig zijn de rollen anders verdeeld en dient de gemeente deze regierol voor een belangrijk deel op zich te nemen. De gemeenteraad krijgt daarbij een promi- nentere rol door (minimaal) eens in de vier jaar een integraal veiligheidsplan vast te stellen. Daar staat in wat de gemeente zelf doet en wat zij van andere organisaties en instellingen verwacht. Veiligheid is hiermee een kerntaak voor gemeenten geworden. Zij zijn regisseur van het lokale veiligheidsbeleid en vanuit die rol verantwoordelijk voor de beleidsvoering. Uit de praktijk blijkt ook dat gemeenten dit integrale veiligheidsbeleid steeds meer gaan invullen.

lokale veiligheidsbeleid

Dit is ook wenselijk. De afgelopen jaren is de tendens waarneembaar dat de politie – mede ook onder invloed van landelijke hoofdlijnen van beleid (de prestatieafspraken) – zich meer gaat richten op de kerntaken en de gemeen- ten steeds meer mogelijkheden krijgen om de taken die de politie niet langer als kerntaak ziet, op te pakken. Een van die taken is het aanpakken van over- lastfeiten. Hiervoor is de bestuurlijke strafbeschikking geïntroduceerd. Dat geldt ook op het terrein van de milieuhandhaving.

De rol van de buitengewoon opsporingsambtenaren bij de strafrechtelijke handhaving wordt daarom groter. Zij nemen steeds meer taken van de politie over in zowel het stedelijke als het landelijke gebied. Het doel van het BOA- beleid is dan ook om de kwaliteit van de strafrechtelijke handhaving door de BOA’s te vergroten zodat BOA’s aan deze belangrijker wordende rol ook daad- werkelijk invulling kunnen geven. Veel BOA’s zijn zeer gemotiveerd voor hun opsporingstaak en vervullen in de praktijk een waardevolle informatiefunctie voor de politie in hun werkgebied. Zij vergroten het handhavingsbewustzijn binnen de eigen organisatie en slaan een brug tussen de eigen organisatie, het OM en de politie. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het grote (opsporings)potentieel van de BOA’s, is een transparant, efficiënt en gebruiks- vriendelijk BOA-bestel nodig. Hiertoe is per 30 januari 2010 het gewijzigde Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) in werking getreden. Met ingang van 1 oktober 2012 zijn aanvullende eisen gesteld aan de basisbe- kwaamheid van BOA’s en is een systeem van permanente her- en bijscholing voor BOA’s in domein I ingevoerd. Tevens is per genoemde datum de regie op de uitvoering van de examinering op basisniveau en van de permanente her- en bijscholing in domein I neergelegd bij de Stichting Exameninstelling Toezicht en Handhaving. In verband met deze wijzigingen was het beleid op dit terrein zoals verwoord in de hoofdstukken 2 en 4 en bijlage B uit de circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar (kenmerk 5679441/10 d.d. 10 januari 2011) per 1 oktober 2012 niet meer actueel. Dit beleid is per genoem- de datum ingetrokken. Ook de circulaire Eindtermen (kenmerk 5673432/10 d.d. 1 november 2010) is komen te vervallen. De eindtermen maken sinds 1 oktober 2012 onderdeel uit van de Circulaire Bekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Staatscourant 31 december 2012, 26957).

BOA’s vervullen een belangrijke rol bij het houden van toezicht en het opspo- ren van bepaalde strafbare feiten. Daarbij helpen zij bij het handhaven van de

bevoegdheden BOA

openbare orde en veiligheid. BOA’s beschikken over opsporingsbevoegdheden en mogen verdachten aanhouden, boetes uitschrijven en verhoren afnemen. In de zogeheten akte van opsporingsbevoegdheid is omschreven wat een BOA mag doen. Dit verschilt per BOA en is beperkt tot een bepaald werkterrein, zoals parkeerwacht, milieu-inspecteur, sociaal rechercheur enzovoort. Vaak is een BOA gespecialiseerd in een onderdeel van de wet of in een veror- dening. Daardoor heeft hij of zij specifieke kennis en kan hij of zij gerichter en met meer kennis optreden dan bijvoorbeeld een politieagent. Een BOA mag alleen op dat gebied werken waarvoor hij of zij is opgeleid. Verschillen- de BOA-functies zijn: boswachters, brandweercommandanten, brugwachters, conducteurs, controleurs vaarwegen, douanebeambten, gemeentelijke hand- havers, inspecteurs dierenbescherming, jachtopzieners, leerplichtambtenaren. marktmeesters, medewerker bouw- en woningtoezicht, medewerkers van de Inspectie SZW, milieuopsporingsambtenaren, parkeercontroleurs, scheepvaart- meesters, sociale rechercheurs en tunnelwachters.

Zie: www.politie.nl/onderwerpen/buitengewoon-opsporingsambtenaar Gemeenten hebben vaak BOA’s in dienst. Om hen bevoegd te maken tot de opsporing van strafbare feiten, moet door de gemeente toestemming worden gevraagd aan de minister van Veiligheid en Justitie. Artikel 142 Sv geeft aan wie er als BOA kan worden aangewezen en bevat bepalingen over de reik- wijdte van deze opsporingsbevoegdheid. De minister van Veiligheid en Justi- tie verleent de titel van opsporingsbevoegdheid. Voordat hij hiertoe overgaat, moet de noodzaak van de opsporingsbevoegdheid worden aangetoond. De betreffende persoon moet tevens voldoen aan de eisen van betrouwbaarheid en bekwaamheid.

Er is voldaan aan het noodzaakcriterium wanneer de minister van Veiligheid en Justitie van mening is dat de opsporingsbevoegdheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de persoon of de dienst waarbij deze werk- zaam is. Bovendien moet een beroep op de politie voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheden bezwaarlijk, niet mogelijk of niet wenselijk zijn. Het noodzaakcriterium wordt ook gehanteerd waar het gaat om de toeken- ning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen.

Artikel 17 BBO bepaalt dat de eis van betrouwbaarheid eruit moet bestaan dat iemand van onbesproken gedrag is. Zo dient een VOG te worden ver-

specialistische BOA toekennen opsporings- bevoegdheid noodzaak- criterium

strekt. De betrouwbaarheid wordt iedere vijf jaar opnieuw getoetst bij de aanvraag voor verlenging van de titel van opsporingsbevoegdheid. Artikel 16 BBO laat zien dat het vereiste van bekwaamheid ziet op het beschikken over de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden. De BOA moet beschik- ken over een ‘getuigschrift BOA’. Dit examen dient elke vijf jaar met goed gevolg te worden afgelegd. Hiernaast kunnen aanvullende bekwaamheidsei- sen aan de BOA worden gesteld, zo blijkt ook uit artikel 16 lid 2 BBO. Dit zal veelal te maken hebben met de complexiteit van het gebied waarbinnen een BOA zijn opsporingsbevoegdheid uitoefent.

Om het werk van de BOA verder te professionaliseren en meer transparant te maken is de domeinlijst opgesteld. Dit is een lijst waarin vijf inhoudelijke domeinen voor de BOA’s worden bepaald en een restdomein. Per domein is er een pakket aan opsporingsbevoegdheden, politiebevoegdheden en geweldsmiddelen vastgesteld. Per domein is aangegeven of er eventuele aan- vullende opleidingseisen gesteld zijn, dit is een zogeheten BOA-plus opleiding. Op deze wijze wordt het beleid ten aanzien van en de eisen aan de BOA geüniformeerd. Tevens worden alle BOA’s nu landelijk opsporingsbevoegd gemaakt. Dit zal naar verwachting resulteren in een betere samenwerking tussen gemeenten.

Zie: ‘De stand van het BOA-bestel’, Eindrapport over het stelsel waarbinnen buitengewoon opsporingsambtenaren functioneren, Mr. A.G. Meis, Prof. Mr. Dr. A.R. Hartmann, Juni 2013. Bijlage bij hamerstuk 30880 nr. S.

2.11 Checklist en modellen binnentreden

In document Handhaving door en voor gemeenten (pagina 72-75)