• No results found

Hoofdstuk 3 Complexiteitstheoretisch perspectief; bergbeklimmen

3.5 De brug naar de organisatiekunde

Marion slaat in zijn boek (1999) een brug tussen de complexiteitstheorie en de organisatiekunde. Zijn betoog is voornamelijk gebaseerd op de resultaten van Kauffmans onderzoek. Omdat bij Kauff- man de panelen voortdurend schuiven van lampjes en (korte) computerprogramma's naar epi- statische verbindingen tussen de kenmerken binnen één soort, naar de co-evolutie van verschillende soorten in één ecosysteem, schuift ook de functie van de gebruikte grootheden. K als belangrijkste grootheid staat eerst voor het aantal invoersignalen van een lampje. Blijkt dan, als het om mensen gaat, sterk beïnvloed te worden door P, dat weer – in mensentermen - staat voor de aard van de koppeling in termen van waarden, normen, ideologieën, visies, plannen, etc. K van 'koppeling' lijkt zoals gezegd de belangrijkste 'knop' waaraan we kunnen draaien. Een erg lage K bìnnen een soort leidt tot bevriezing en een hoge K tot chaos. Bij meerdere soorten organismen neemt evenwel C de stuurknuppel over. Ook C staat voor koppeling, maar dan als een soort K tussen soorten. De oor- spronkelijke K bìnnen de soort gaat zich in dat verband anders gedragen. Een hoge K, die binnen de soort voor chaos zorgt, krijgt dan een dempende werking in geval van een hoge C en andersom. Door dit geschuif met situaties en grootheden kan men aardig de draad kwijt raken. Wat niet erg is als we een eventuele misinterpretatie mogen opvatten als een 'mutatie' in de informatieoverdracht, die resulteert in een nieuwe boodschap (Nowak, 2006), die, zoals we hebben gezien hebben, niet minder 'geschikt' hoeft te zijn dan de oorspronkelijke boodschap. Daarom is het goed ook Marions interpretatie van Kauffman in beeld te brengen.

We pakken de draad op waar Kauffman zijn oorspronkelijke NK-netwerk uitbreidt met S voor het aantal soorten en C verbindingen tussen hen. C is bij Marion de maat van de interdependentie tus- sen soorten en 'dus gelijk aan Kauffmans P'. Een hoge C wordt toegekend aan soorten die erg inter- dependent zijn. Volgens Marion bevinden geschikte systemen zich tussen Rode-Koningingedrag en ESS 'bij een punt dat men dynamisch ESS of dynamisch Nash (onze cursivering, JV) zou kunnen noe- men, maar wat wij beter kennen als de Rand van de Chaos.' (Marion, 1999, p. 68)

Volgens Marion onthullen Kauffmans studies dat co-evoluerende systemen ook chaotisch kunnen zijn (Rode-Koningingedrag vertonen) bij lage K. Dat komt omdat als C hoog is 'een kleine verandering bij de ene soort al gauw het landschap deformeert of destabiliseert van de soorten waaraan het gekop- peld is (…) Een lage interne complexiteit vergemakkelijkt alleen maar de weg naar instabiliteit, omdat conflicterende interne belangen, die veranderingen in de weg zouden kunnen staan, weg zijn. Een hoge S, in het bijzonder in combinatie met een hoge C en een lage K, kan eveneens Rode- Koningingedrag veroorzaken, omdat grote aantallen interacterende soorten moeite hebben om on- derling stabiele compromissen te sluiten en omdat er veel soorten gedeformeerd moeten worden. In contrast daarmee staat de omgekeerde combinatie van variabelen – hoge interne complexiteit (K) in combinatie met lage interdependentie (C) en maar een paar soorten – geeft aanleiding tot stabili- teit of traditionele ESS.' (Marion, 1999, p. 69) Tezamen leidt dit bij Marion tot het volgende schema van de toestanden waarin systemen kunnen verkeren als K, S en C variëren (Marion, 1999, p. 245).

Tabel 13: toestanden waarin systemen kunnen verkeren als K, S en C variëren. Interne complexiteit, K

Laag Hoog

Hoog Chaotisch gemengd

Concurrentie, C en

# Soorten, S Laag gemengd stabiel

Figuur 22: adaptiewaarde is maximaal in het midden.

Door deze afdeling enigszins te draaien, zodat de 'chaos - klassieke ESS stabiliteit'- as de diagonaal wordt, past het in het schema van Marion. De andere diagonaal verbindt dan de 'gemengde' cellen, die staan voor een dynamische vorm van Nash of dynamisch ESS:

Figuur 23: Kauffmans orde – chaos as geprojecteerd op het schema van Marion.

Lage K Hoge K

Hoge C en hoge S Lage C en

lage S

Wij hebben de cellen met dynamisch Nash of dynamisch ESS opgehoogd om tot uitdrukking te bren- gen dat op deze as tussen het chaotische regime en bevroren stabiliteit de geschiktheid of adaptie- waarde van het ecosysteem zowel volgens Kauffman als Marion het hoogst ligt.

Marion, als organisatiekundige, denkt niet in biologische soorten, maar in het organisatiekundige equivalent daarvan: 'comps'. Het begrip 'comp' heeft hij geleend van McKelvey en staat voor 'een in- tern consistente en te identificeren technologie, zoals de detailhandel in elektronica'. Het is dan een kleine stap om de organisaties in de zorg als ziekenhuizen, thuiszorg, verzekeraars en overhe- den als 'comps' te zien. Let wel: in onze visie vormen uiteindelijk niet de comps de eenheden waar het om gaat, maar de netwerken, die de comps samen vormen. De genoemde eigenschappen als 'chaotisch', 'bevroren' of 'geschikt' zijn netwerkeigenschappen! Het zijn netwerken van organisatie- soorten (comps), die hun adaptielandschap als netwerk afzoeken naar geschiktheidspieken. Zij moe- ten leren hun interne koppeling (K en P) af te stemmen op de eisen die de omgeving aan hun stelt, aan de complexiteit (C en S) van hun omgeving. Dit is onzes inziens een 'fractale' ('schaalvrije') en dus legitieme extrapolatie van het werk van Kauffman, maar het kan ook onze misinterpretatie zijn, een 'mutatie in de informatieoverdracht', die evenwel niet minder 'geschikt' of 'waar' hoeft te zijn. Empirisch onderzoek zal dat uiteindelijk uit moeten maken.

Uit bovenstaand schema volgt dat er twee 'incongruente' situaties zijn in de afstemming van de in- terne netwerkkoppeling en de omgevingscomplexiteit en twee 'congruente'. Incongruentie drukt de adaptiewaarde. Dat doet zich voor als de omgeving erg complex is, maar de binding in het netwerk te laag is. Dit leidt theoretisch tot 'chaos'. De geschiktheid kan wild over verschillende waarden fluctueren. Misschien moeten we ons hierbij iets voorstellen als felle concurrentie, weinig onderlin- ge afspraken en overleg, ieder gaat voor zich, op zoek naar quick wins, die niet zelden eindigen in faillissementen. En andersom: als de omgeving (nog) weinig eisen stelt, maar het netwerk al over- dreven sterk verknoopt is. Dit leidt tot een klassiek Nash-evenwicht of ESS, waarin weinig wordt bewogen. In gedachten zien we dan een 'bevroren' situatie van fusies en metafusies, die een speel- veld opleveren waar nog maar enkele zeer grote spelers de dienst uit maken en in feite de omge- ving vanwege hun monopoliepositie hun wil kunnen opleggen: 'uw wens is wat wij u bieden', 'elke kleur rolstoel is goed, als het maar een zwarte is'. Ook dit drukt de uiteindelijke kwaliteit van het geleverde gezien vanuit de klant.

RQ ESS dynamisch Nash / ESS Hoogte Adaptie waarde dynamisch Nash / ESS Lage C en la- ge S Hoge K hoog laag RQ ESS adaptiewaarde Lage K Hoge C en hoge S