• No results found

Het blijkt moeilijk om landbouw met het Natuurnetwerk te verbinden Zelfrealisatie van natuur door agrariërs komt maar beperkt van de grond

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020 (pagina 151-156)

In de praktijk komt realisatie van het Natuurnetwerk door agrariërs op hun eigen grond of het beheer via pacht (zelfrealisatie) maar moeilijk tot stand. De belangstelling hiervoor valt tegen ten opzichte van de verwachtingen van provincies. Zij willen bij voorkeur het Natuurnetwerk door (agrarische) grondeigenaren zelf laten vergroten. De provincie Noord-Brabant weet met het concept ‘Ondernemend Natuurnetwerk Brabant’ (zie tekstkader 5.1) enkele agrariërs hiervoor te interesseren, terwijl dit concept hier specifiek op gericht is. In de periode 2016-2018 waren er 22 initiatieven waarmee 231 hectare natuur is gerealiseerd. Dat is vooralsnog een paar procent van de opgave. De provincie Zuid-Holland weet in de Krimpenerwaard (hoofdstuk 3) maar één bedrijf te interesseren voor zelfrealisatie. Terwijl dit een gebied is met relatief veel agrarisch natuurbeheer (25 procent van de bedrijven; Gerritsen et al. 2020), waaruit affiniteit met natuur en landbouw lijkt te spreken. Desondanks kozen 20 bedrijven ervoor om volledig schadeloos gesteld te worden. Er is geen landelijk overzicht van de zelfrealisatie door agrariërs, maar vertegenwoordigers van provincies bevestigen het bovenstaande beeld (bron: groepsre- view schilbeleid en rol van landbouw in het Natuurnetwerk 2019; groepsreview zelfrealisatie en gebiedsprocessen in het Natuurnetwerk 2019; Gerritsen et al. 2020; Kuindersma et al. 2020). Beleid voor overgangszones rondom het Natuurnetwerk in ontwikkeling

Provincies zijn bezig hun ambities te formuleren en beleid te ontwikkelen voor overgangs- zones rondom het Natuurnetwerk. Provincies zijn vooral nog aan het uitzoeken en bepalen hoe ze de overgangszone kunnen vormgeven en hoe landbouw-, natuur- en eventueel andere opgaven daar een plek in kunnen krijgen. Hierbij bouwen ze voort op bestaande gebiedscategorieën, zoals de Groene Ontwikkelzone in Gelderland, de Zeeuwse TOP- gebieden voor agrarische biodiversiteit en het Ondernemend Natuurnetwerk Brabant. Provincies hebben daarnaast de gebieden waarbinnen het agrarisch natuurbeheer plaats kan vinden (leefgebieden waar de te beschermen soorten voorkomen), veelal gekozen in de omgeving van het Natuurnetwerk. Een voorbeeld van een al lopend project dat past in een overgangszone is de verpachting door het Zeeuws Landschap van grond aan agrariërs rondom het Natuurnetwerk om ze natuurmaatregelen te laten nemen (zie tekstkader 5.2). De pachtprijs daalt daarbij als agrariërs meer doen voor biodiversiteit. Een ouder voorbeeld van zo’n invulling is het Lierderbroek, waar agrariërs met steun van de provincie Overijssel 50 hectare grond hebben aangekocht die de provincie had beoogd als een verbindingszone tussen natuurgebieden Ze hebben deze grond in een gezamenlijke BV ondergebracht en verpachten die als natuurgrond. Het beleid voor overgangszones overlapt in de praktijk met provinciale inspanningen om natuurinclusieve landbouw te bevorderen. Provincies proberen het aantal ondernemers dat hier interesse in heeft te vergroten door ze te ondersteunen met kennis, netwerk, geld en regels (zie hoofdstuk 2).

152 | Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020

5.1 Ondernemend Natuurnetwerk Brabant De provincie Noord-Brabant wil met het concept Ondernemend Natuurnetwerk Brabant (ONNB) 2.000 hectare natuur op landbouwgrond realiseren (zie verder Kuindersma et al. 2020). In de praktijk valt de belangstelling echter nog tegen en blijft die vooralsnog beperkt tot biologische en verbrede landbouwbedrijven. Het concept ONNB is in 2012 bedacht door de ZLTO en CLM en is bedoeld om een deel van de uitbreiding van het Natuurnetwerk Brabant te realiseren in samenwerking met de agrarische sector. In de periode 2016 tot en met 2018 zijn in totaal 11 initiatieven gesubsidieerd, waarmee 96 hectare Natuurnetwerk is gerealiseerd. Daarnaast is via de pilot Natuurlijk Ondernemen van het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) nog eens 48 hectare gerealiseerd op provinciale grond, die via openbare verkoop of pacht is aangeboden aan 7 initiatiefnemers. Het verschil met reguliere zelfrealisatie is dat de grond een landbouwbestemming behoudt en dat de provincie maximaal 50

procent afwaardering betaalt van de grondwaarde. In een privaatrechtelijk vastgelegde, kwalitatieve verplichting wordt vastgelegd dat de agrariër geen kunstmest, drijfmest of bestrijdingsmiddelen mag gebruiken en mee moet werken aan (toekomstige) hydrologische maatregelen, zoals het verhogen van het waterpeil. Daarnaast worden nadere afspraken over inrichting en beheer vastgelegd in een natuurbeheerplan. De boer krijgt ook geen jaarlijkse beheervergoeding vanuit de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), omdat ervan uit wordt gegaan dat de grond nog een verdiencapaciteit heeft. Daarnaast bleek het concept moeilijk inpasbaar te zijn in bestaande subsidieregelingen voor natuur (SNL), omdat de grond een landbouwbe- stemming houdt.

Hoewel het ONNB-concept vooral ontwik- keld is voor reguliere landbouwbedrijven, blijkt het concept vooral aantrekkelijk voor biologische bedrijven en verbrede land- bouwbedrijven (bedrijven gericht op meer

Gebiedscasus

activiteiten dan landbouwproductie). Reguliere boeren geven aan dat ONNB onvoldoende zakelijk perspectief biedt (ZLTO & GOB 2019: 18).

Voor biologische bedrijven is ONNB wel aantrekkelijk, omdat de voorwaarden in het verlengde liggen van biologische landbouw. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van 20 hectare natuur op (biologisch) landgoed de Koekoek in Drimmelen. Bij verbrede bedrijven is ONNB aantrekkelijk wanneer het verdienmodel van deze bedrijven toch al meer ruimte laat voor natuurwaarden. Zo is er een initiatief met een voedselbos en een boer met waterbuf- fels. De subsidie voor de afwaardering van de grond kan dan ook worden gebruikt om de bedrijfsvoering van het gehele bedrijf natuurinclusiever te maken.

Het GOB dat de realisatie van het ONNB uitvoert, probeert door flexibel om te gaan met begrenzing en natuurdoelen, inzet van provinciale grond en verbreding van het concept, de belangstelling voor het ONNB te

vergroten. Bij de verbreding zoekt het GOB ook naar andere combinaties dan alleen landbouw en natuur. Een concreet voorbeeld is een – zeer omstreden – experiment met zonnepanelen en natuur. Hierbij krijgt een perceel tijdelijk zonnepanelen in combinatie met 30 procent ruimte voor landschapsele- menten en bloemrijke graslanden. Na 15 jaar worden de panelen verwijderd en blijft er alleen natuur over.

De kritiek op het ONNB van onder meer natuurorganisaties en de provincie heeft vooral betrekking op de relatief lage natuurkwaliteit die het vaak oplevert. Daarbij geldt wel dat het ONNB ook kan dienen als overgangszone tussen pure natuurgebieden (zonder mogelijkheden voor landbouwkun- dig medegebruik) en intensief

landbouwgebied.

154 | Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020

5.2 Multifunctionele bufferzones in Zeeland De provincie Zeeland heeft de ambitie om multifunctionele bufferzones te creëren rondom kwetsbare natuurgebieden (zie verder Kuindersma et al. 2020). Dat zijn overgangsgebieden tussen natuur en landbouw, waarbij boeren rekening houden met natuur. De provincie Zeeland kiest voor een faciliterende en ondersteu- nende rol. Het bufferzonebeleid heeft een vrijwillig karakter en het uitgangspunt is dat de zone geen negatieve effecten mag hebben op omliggende landbouw.

Een voorbeeld van de invulling van dit beleid is het gebiedsproces Burgsluis op Schouwen-Duiveland. Dit gebiedsproces is in 2014 gestart door het Zeeuwse

Landschap dat gronden had aangekocht voor een beoogd kustlaboratorium. Dat laboratorium ging niet door, waarna het Zeeuwse Landschap besloot de gronden te gebruiken om de achteruitgang van boerenlandvogels te stoppen. Met dit doel werd de grond jaarlijks verpacht aan boeren, met als voorwaarde dat zij de

(onbespoten) stoppels zouden laten liggen en op de eigen grond ook stoppels zouden toevoegen.

In de loop van de tijd is het project steeds verder uitgebreid door extra financiering (vanuit provincie en EU), inzet van provinciale grond (tegen reguliere pachtprijzen), een koppeling met het reguliere agrarisch natuurbeheer en meer ambitieuze maatregelen. Het Zeeuwse Landschap noemt dit laatste het multipli- ermodel. Dat betekent dat boeren grond mogen pachten als ze maatregelen voor akkervogels nemen op de gepachte en de eigen grond. Daarbij zijn er bij de gronden van het Zeeuwse Landschap mogelijkhe- den om tegen een verlaagde pachtprijs – voor provinciale grond geldt geen verlaagde pachtprijs – extra tegenpresta- ties voor de akkervogels te vragen. Zo loopt er nu ook een experiment met strokenteelt. Door het telen van verschil- lende gewassen in stroken van 30 meter hebben kuikens een betere overlevings- kans als er wordt gezaaid of geoogst.

Gebiedscasus

Een belangrijke succesfactor voor (en resultaat van) het gebiedsproces Burgsluis is de verbeterde relatie tussen boeren en natuurbeheerders in het gebied. Door het toegenomen vertrouwen nemen de natuurambities op de betrokken boeren- bedrijven ook langzaam toe. Daarbij zijn maatwerk en goed onderling overleg wel belangrijk.

Uit de ervaringen blijkt dat het treffen van natuurmaatregelen die inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering voordelen kan bieden voor extensieve verdienmodellen (bijvoorbeeld biologische landbouw), maar ook voor de

gangbare landbouw, omdat het de kwaliteit van de grond ten goede komt. Betrokken boeren zijn er enthousiast over dat zij kunnen bijdragen aan landschap en bodemkwaliteit. Het verbeteren van de bodemkwaliteit zal – zo is de gedachte – uiteindelijk ook positieve gevolgen hebben voor de landbouwopbrengsten en grondprijzen. Ook leveren de maatregelen voor sommige boeren financiële voordelen op, omdat zij minder bestrijdingsmiddelen hoeven toe te passen en zo dus geld besparen.

156 | Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020

5.1.2 Verklaring bijdrage landbouw aan het Natuurnetwerk

Het provinciale beleid om landbouw en natuur meer met elkaar te verbinden leidt zoals hiervoor beschreven niet tot veel zelfrealisatie van het Natuurnetwerk. In deze paragraaf bespreken we de verklaringen hiervoor. We kijken hierbij naar de samenhang tussen ontwik- kelingen in de landbouw en inspanning van provincies om agrariërs te laten bijdragen aan het Natuurnetwerk.

Landbouw en natuur zijn gescheiden en komen amper dichter bij elkaar

In document Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020 (pagina 151-156)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN