• No results found

Beoordeling transactiekostentheorie

In document De controller als veranderaar (pagina 110-117)

Hoofdstuk 6 Beoordeling management accounting theorieën

6.5 Beoordeling transactiekostentheorie

De transactiekostentheorie zal in deze paragraaf beoordeeld worden op de toepasbaarheid bij gedragsverandering. De beoordeling vindt plaats op basis van de beoordelingscriteria die in paragraaf 6.2.1 zijn opgesteld. In hoofdstuk 5 is bij de beschrijving van de institutionele theorieën de nieuwe institutionele economie besproken, een voorbeeld van deze theorie is de transactiekostentheorie. Omdat de transactiekostentheorie tot de meest invloedrijke theoretische stromingen in de management accounting behoort, zal deze theorie hier wel beoordeeld worden op de toepasbaarheid bij gedragsverandering.

1. Is de theorie een veranderingstheorie of is het een theorie over het ontstaan van stabiliteit die toepasbaar is bij gedragsverandering?

De transactiekostentheorie probeert de problemen die met de neoklassieke theorie niet helemaal duidelijk zijn te verhelderen en te verklaren. De transactiekostentheorie erkent namelijk wel frictie en weerstand op markten en veronderstelt daardoor dat niet alle markten perfect zijn. Daarnaast

bouwt deze theorie ook voort op de agentschapstheorie. In de transactiekostentheorie staan de transactie en de bijbehorende transactiekosten centraal. Transacties zijn goederen en diensten die technisch zelfstandig leverbaar zijn. Over het algemeen is de markt de meest efficiënte vorm om transacties af te handelen, maar als de transactiekosten te hoog oplopen kan het soms voordeliger zijn om zelf te produceren. De grondslagen van de transactiekostentheorie bestaan uit twee groepen: veronderstellingen over menselijk gedrag en kenmerken van transacties. Tot de eerste groep worden begrensde rationaliteit en zelfzucht, opportunisme en gedragsrisico’s gerekend. Bij de tweede groep horen de specificiteit van activa, de frequentie of schaalgrootte van transacties en de onzekerheid waarmee de transactie is omgeven. Als er wijzigingen ontstaan in het menselijk gedrag of in de kenmerken van transacties dan ontstaat er verandering: het optimale sturingsmechanisme zal dan veranderen. Het sturingsmechanisme is de combinatie van methoden, technieken, procedures en organisaties die nodig zijn om transacties af te handelen. Het sturingsmechanisme kan uiteenlopen van ruil op de markt, tot samenwerking met andere organisaties, tot zelf binnen de organisatie produceren.

De transactiekostentheorie draait om het vinden van de meest efficiënte vorm om transacties af te handelen, zodat de combinatie van productie- en transactiekosten zo laag mogelijk is. De grondslagen van de transactiekostentheorie bestaan naast kenmerken van transacties ook uit veronderstellingen over menselijk gedrag. Dit komt omdat opportunistisch gedrag van mensen van invloed is op de beheersing van transacties. Door wijzigingen in het menselijk gedrag (bijvoorbeeld opportunisme) of wijzigingen in de kenmerken van transacties (bijvoorbeeld de schaalgrootte van transacties) zal het meest efficiënte sturingsmechanisme veranderen en zullen er dus veranderingen in de organisatie ontstaan. De transactiekostentheorie bespreekt weliswaar enkele aspecten van menselijk gedrag die van invloed zijn op verandering van het sturingsmechanisme, maar omdat deze theorie ontwikkeld is voor het vinden van het meest efficiënte sturingsmechanisme die de laagst mogelijke transactiekosten oplevert, is deze theorie slecht toepasbaar bij gedragsverandering.

2. Beschrijft de theorie collectief of individueel gedrag en verandering?

Bij de transactiekostentheorie wordt niet gekeken naar individueel gedrag, zoals bij de agentschapstheorie, maar naar transacties en de bijbehorende kosten. De theorie is ontwikkeld voor profit-organisaties die het meest efficiënte sturingsmechanisme moeten kiezen om te kunnen overleven. De transactiekostentheorie beschrijft niet specifiek individueel of collectief gedrag van mensen en de verandering daarvan.

3. Veronderstelt de theorie dat mensen bewust gedrag vertonen bij verandering?

De transactiekostentheorie veronderstelt dat mensen begrensd rationeel handelen. Begrensde rationaliteit gaat ervan uit dat mensen rationeel willen handelen, maar door beperkte cognitieve vermogens daar slechts in beperkte mate toe in staat zijn. Een reden daarvoor kan zijn dat ze niet alle alternatieven kennen. Bewust gedrag en rationeel gedrag is niet hetzelfde, daarom kan geconcludeerd worden dat deze theorie niet over bewust gedrag bij verandering gaat.

4. Gaat de theorie over bewuste verandering?

Als het menselijk gedrag verandert (begrensde rationaliteit, zelfzucht, gedragsrisico’s en opportunisme) of een van de kenmerken van transacties (de specificiteit van activa, de frequente of schaalgrootte van transacties, of de onzekerheid waarmee transacties zijn omgeven) verandert, dan zullen de transactiekosten hoger worden, waardoor er een efficiëntere vorm voor het afhandelen van de transactie kan ontstaan. Normaal gesproken is de markt namelijk de meest efficiënte vorm voor het afhandelen van transacties, maar door bovenstaande veranderingen kan het goedkoper zijn om een product zelf te produceren of een samenwerking met een andere organisatie aan te gaan. Dit is een verandering in het sturingsmechanisme en deze verandering zal bewust moeten worden gekozen. Over de bewuste verandering van mensen wordt niets gezegd.

5. Beschrijft de theorie het bestaan van evolutionaire verandering?

De transactiekostentheorie bespreekt geen evolutionaire verandering op de manier die Burns en Scapens veronderstelt.

De transactiekostentheorie veronderstelt wel evolutionaire verandering volgens de theorie van Darwin:

De transactiekostentheorie veronderstelt dat de mens niet alwetend rationeel is zoals in de neoklassieke theorie van de onderneming, maar begrensd rationeel. Daardoor kunnen organisaties niet altijd het meest efficiënte sturingsmechanisme kiezen, simpelweg omdat ze niet weten wat de meest efficiënte vorm is. Omdat de transactiekostentheorie is ontwikkeld voor profit-organisaties, hebben organisaties te maken met concurrentie op de markt. Om te overleven zullen zij het meest efficiënte sturingsmechanisme moeten kiezen, en een organisatie die hier niet voor kiest zal uiteindelijk uit de markt geconcurreerd worden. De evolutietheorie wordt dus als reden gezien waardoor sommige organisaties failliet gaan.

6. Is formele of informele macht van invloed op verandering?

Formele macht is van invloed op verandering bij de transactiekostentheorie: er is formele macht voor nodig om een ander sturingsmechanisme in te stellen. De transactiekostentheorie bespreekt net zoals de agentschapstheorie gedragsrisico’s: om de beheersingsmaatregelen die bij de agentschapstheorie worden genoemd te gebruiken is eveneens formele macht nodig. De kern van de transactiekostentheorie is het kiezen van het meest efficiënte sturingsmechanisme en daar is dus formele macht voor nodig.

7. Wordt er gesproken over instituties die een grote en eenzijdige invloed op gedrag en verandering hebben?

De transactiekostentheorie zegt dat met behulp van institutionele en contractuele regelingen transacties worden gecoördineerd en bewaakt. Deze regelingen behoren tot de sturingsmechanismen en brengen transactiekosten met zich mee. Er wordt binnen de

transactiekostentheorie dus gespoken over instituties die een grote en eenzijdige invloed op de afhandeling van transacties.

8. Beschrijft de theorie de ontkoppeling van systeem en gedrag als oplossing om verandering te verklaren?

De transactiekostentheorie concentreert zich op het kiezen van het meest efficiënte sturingsmechanisme voor het afhandelen van transacties. Het menselijk gedrag is van invloed op de manier waarop transacties worden afgehandeld. Binnen de transactiekostentheorie wordt net zoals bij de agentschapstheorie verondersteld dat de mens van nature opportunistisch is en dat er gedragsrisico’s (moral hazard en adverse selection) aanwezig zijn het afsluiten en afhandelen van contracten. Om de gedragsrisico’s te beperken kunnen monitoring-, belonings- en bondingsystemen worden ingesteld. Hierdoor zal er sprake zijn van tight coupling binnen de transactiekostentheorie. Er wordt niet gesproken over de ontkoppeling van systeem en gedrag om verandering te verklaren.

9. Veronderstelt de theorie dat de omgeving van invloed is op het gedrag en verandering?

Binnen de transactiekostentheorie draait het om het kiezen voor het kiezen van het meest efficiënte sturingsmechanisme voor het afhandelen van transacties. Dit is verbonden met de omgeving: transacties vinden binnen de transactieomgeving plaats, dit zijn de relaties waarbinnen transacties plaatsvinden. Om te kunnen overleven zal het meest efficiënte sturingsmechanisme gekozen moeten worden, dit geldt ook voor de organisaties waarmee een organisatie samenwerkt (samenwerking is ook een vorm van een sturingsmechanisme, naast verkopen op de markt en zelf produceren). Als een organisatie waarmee de organisatie samenwerkt failliet gaat, dan zal er voor een andere vorm van afhandelen van de transacties moeten worden gekozen. De transactiekostentheorie veronderstelt dus een grote invloed van de omgeving op verandering van de manier van afhandelen van transacties. Over de invloed van de omgeving op gedrag en verandering van mensen wordt niet gesproken.

10. Zegt de theorie iets over kennisschema’s die gedrag en verandering sturen? Nee, kennisschema’s worden niet besproken in de transactiekostentheorie.

11. Wordt er gesproken over acceptatie door de gebruikers bij verandering?

Over acceptatie door de gebruikers bij de keuze van een ander sturingsmechanisme wordt niet gesproken. Omdat dit een efficiënter sturingsmechanisme zal zijn, zullen zij hier vanuit economisch oogpunt hoogstwaarschijnlijk wel mee instemmen.

Toepasbaarheid transactiekostentheorie bij gedragsverandering

De transactiekostentheorie voldoet aan vijf beoordelingscriteria: de transactiekostentheorie beschrijft de bewuste verandering van het sturingsmechanisme; de theorie bespreekt evolutionaire verandering volgens het principe van de evolutietheorie van Darwin; de theorie gaat uit van formele macht bij verandering; de theorie veronderstelt een grote en eenzijdige invloed van instituties op

de afhandeling van transacties; en tenslotte veronderstelt de theorie dat de omgeving een grote invloed op de manier van afhandelen van transacties heeft. De transactiekostentheorie draait om het afhandelen van transacties en de keuze van het meest efficiënte sturingsmechanisme, menselijk gedrag is van invloed op het sturingsmechanisme, maar de theorie concentreert zich niet op het menselijk gedrag. Ondanks dat de transactiekostentheorie op vijf beoordelingscriteria toepasbaar is, kan geconcludeerd worden dat deze theorie slecht toepasbaar bij de gedragsverandering van mensen.

6.6 Conclusie

De neoklassieke theorie van de onderneming, de agentschapstheorie en de transactiekostentheorie zijn in dit hoofdstuk beoordeeld op hun toepasbaarheid bij gedragsverandering, om zodoende de vierde deelvraag te beantwoorden: In hoeverre zijn de meest invloedrijke theoretische stromingen in de management accounting toepasbaar bij gedragsverandering? Op basis van de beoordelingscriteria die naar aanleiding van de resultaten uit hoofdstuk 5 zijn opgesteld, zijn de theoretische stromingen beoordeeld op hun toepasbaarheid bij gedragsverandering.

De resultaten van de beoordeling zijn in tabel 6.1 op de volgende pagina weergegeven.

In het overzicht is te zien dat neoklassieke theorie van de onderneming aan geen enkel beoordelingscriterium voldoet. Dit komt doordat deze theorie gaat over het ontstaan van evenwicht op markten en geen oog heeft voor het werkelijke gedrag van individuen en organisaties.

Uit de beoordeling van de agentschapstheorie blijkt dat deze theorie in beperkte mate kan worden toegepast bij individuele gedragsverandering. Deze theorie voldoet namelijk aan drie beoordelingscriteria: de theorie is toepasbaar bij individuele gedragsverandering, omdat de drie risicobeheersingsmaatregelen (het monitoring-, belonings- en bondingsysteem) kunnen worden ingezet om individueel gedrag te veranderen; de theorie beschrijft individueel gedrag; en daarnaast is formele macht een voorwaarde om gedrag te veranderen.

Hoewel de transactiekostentheorie voldoet aan vijf beoordelingscriteria, is deze theorie slecht toepasbaar bij gedragsverandering. De transactiekostentheorie draait om de afhandeling van transacties en de keuze van het meest efficiënte sturingsmechanisme. Verandering binnen deze theorie draait om verandering van de afhandeling van transacties en verandering van het sturingsmechanisme, zoals ook in de tabel te zien is. Deze theorie gaat slechts in beperkte mate in op menselijk gedrag: er wordt verondersteld dat mensen begrensd rationeel handelen, opportunistisch en zelfzuchtig zijn en gedragsrisico’s kunnen veroorzaken bij het afsluiten en afhandelen van contracten. Deze menselijke eigenschappen kunnen de oorzaak zijn voor het ontstaan van hogere transactiekosten en de reden zijn om een ander sturingsmechanisme te kiezen. Hoe het menselijke gedrag veranderd kan worden, wordt niet besproken door de

transactiekosten-theorie, er wordt wel summier verwezen naar de agentschapstransactiekosten-theorie, door te zeggen dat er gedragsrisico’s bestaan. De transactiekostentheorie is deels vanuit de agentschapstheorie ontwikkeld en de agentschapstheorie behandeld de gedragsrisico’s wel uitgebreid, alsmede de oplossingen die daarvoor zijn ontworpen in de vorm van risicobeheersingmaatregelen. Kortom, de transactiekostentheorie is slecht toepasbaar bij gedragsverandering.

Neoklassieke theorie van de onderneming

Agentschapstheorie Transactie-kostentheorie Is de theorie een veranderingstheorie

of is het een theorie over het ontstaan van stabiliteit die toepasbaar is bij gedragsverandering?

Nee

Ja, toepasbaar bij individuele gedragsverandering

Nee Beschrijft de theorie collectief of

individueel gedrag en verandering? Nee

Ja, individueel

gedrag Nee Veronderstelt de theorie dat mensen

bewust gedrag vertonen bij verandering?

Nee Nee Nee

Gaat de theorie over bewuste

verandering? Nee Nee

Ja, van het sturingsmechanisme Beschrijft de theorie het bestaan van

evolutionaire verandering1? Nee Nee

Ja, volgens evolutietheorie Is formele of informele macht van

invloed op verandering? Nee Ja, formele macht Ja, formele macht Wordt er gesproken over instituties

die een grote en eenzijdige invloed op gedrag en verandering hebben?

Nee Nee Ja, bij afhandeling transacties Beschrijft de theorie de ontkoppeling

van systeem en gedrag als oplossing om verandering te verklaren?

Nee Nee Nee

Veronderstelt de theorie dat de omgeving van invloed is op het gedrag en verandering?

Nee Nee Ja, bij afhandeling transacties Zegt de theorie iets over

kennisschema’s die gedrag en verandering sturen?

Nee Nee Nee

Wordt er gesproken over acceptatie

door de gebruikers bij verandering? Nee Nee Nee

Tabel 6.1: Beoordeling meest invloedrijke theoretische stromingen in de management accounting op de toepasbaarheid bij gedragsverandering

Geconcludeerd kan worden is dat twee van de drie meest invloedrijke theoretische stromingen in de management accounting niet toepasbaar zijn bij gedragsverandering: namelijk de neoklassieke theorie van de onderneming en de transactiekostentheorie. De agentschapstheorie is wel toepas-baar bij gedragsverandering, maar alleen in beperkte mate bij individuele gedrags-verandering.

1 Evolutionaire verandering wordt in dit hoofdstuk op twee manieren geïnterpreteerd: volgens de definitie van Burns en Scapens als een geleidelijke verandering en volgens het principe “survival of the fittest” uit de evolutietheorie van Darwin.

Op dit moment zijn bijna alle deelvragen beantwoord. In hoofdstuk 3 zijn de rollen van de controller bij management accounting veranderingen beschreven. Vervolgens zijn in hoofdstuk 4 de meest invloedrijke theoretische stromingen in de management accounting geselecteerd en behandeld, dit zijn de neoklassieke theorie van de onderneming, de agentschapstheorie en de transactiekostentheorie. In hoofdstuk 5 zijn op basis van de beschrijving van de veranderingstheorie kenmerken opgesteld voor de beoordeling van de theoretische stromingen in de management accounting. Op basis van de conclusies uit hoofdstuk 5 zijn in dit hoofdstuk beoordelingscriteria ontwikkeld en die zijn vervolgens gebruikt om te beoordelen of de drie management accounting theorieën toepasbaar zijn bij gedragverandering. Nu rest alleen nog de laatste deelvraag: het geven van heldere aanbevelingen aan controllers en opleidinginstituten van controllers. Deze deelvraag komt in hoofdstuk 7 aan bod.

In document De controller als veranderaar (pagina 110-117)