• No results found

Het belang van het onderzoek naar de essayfilm volgens Laura Rascaroli

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

2.2 Het belang van het onderzoek naar de essayfilm volgens Laura Rascaroli

De essayfilm is de laatste jaren flink in opmars. Het stempel van de essayfilm lijkt door zowel journalisten als academici steeds vaker te worden gegeven aan documentaires die niet in het traditionele plaatje passen. De vraag die hierbij gesteld moet worden is of dit terecht is. Zoals hiervoor besproken is de documentaire onderwerp van vele felle debatten, omdat men het niet eens lijkt te worden wat het genre inhoudt en vooral hoe waarheid en objectiviteit moet worden waargenomen en weergegeven. Ook rondom het essaygenre wordt er een heftig debat gevoerd. Laura Rascaroli stelt dat de term essayfilm vaak foutief en te gemakkelijk wordt gebruikt om

voornamelijk non fictie-films mee te benoemen die moeilijk te categoriseren zijn. In haar onderzoek: The personal camera: subjective cinema and the essay film63 legt Rascaroli uitvoerig uit waaraan de essayfilm zou moeten voldoen om deze titel te verdienen. Omdat Rascaroli in mijn ogen een zeer nuttige bijdrage heeft weten te leveren aan de discussie rondom de essayfilm heb ik gekozen haar bevindingen als basis te gebruiken voor deze scriptie.

Volgens Rascaroli is de term 'essay' een veel gebruikte, maar tegelijkertijd een nog onvoldoende getheoretiseerde term. Het is een moeilijk te definiëren hybride filmvorm, die grensoverschrijdend is en die zich tussen de fictie en de non-fictie film lijkt te bevinden. Volgens Nora M. Alter, die geciteerd wordt in het onderzoek van Rascaroli, heeft de essayfilm geen respect voor grenzen en 'is transgressive both structurally and conceptually, it is self-reflective and self-reflexive.'64. Volgens Renov bewijst het essay in zijn 400-jarig bestaan dat het een bijna ongrijpbaar medium is. Het is regelloos en mag over ieder onderwerp gaan.65

63 Rascaroli, Laura, The personal camera: subjective cinema and the essay film, Wallflower Press, Londen, 2009.

64 Ibid., p.21.

Rascaroli stelt dat het gebruik van deze van oorsprong literaire term voor een filmgenre bewijst dat men op zoek is naar een ‘term’ of nieuw genre om films te classificeren die niet als conventioneel te bestempelen zijn. Daarmee lijken we te accepteren dat de term niet verder getheoretiseerd hoeft te worden. Rascaroli wil er echter voor waken dat deze term te pas en te onpas wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor allerlei non-commerciële en moeilijk te plaatsen films. Het risico van het overmatige gebruik is volgens Rascaroli dat het genre elke vorm van betekenis verliest. Rascaroli wil erop aandringen het essay een ‘mode’ te noemen en niet een genre.66 Omdat het essay volgens Rascaroli veel overlap heeft met non-fictie cinema en voornamelijk met de documentaire moet er een duidelijke scheidslijn zijn tussen het essay en de andere non-fictie genres. Door het essay een opzichzelfstaande modus te nomen kan het essay een eigen plek krijgen in de cinematografie.67

Ik verschil met Rascaroli van mening met betrekking tot het uitsluiten van alle

documentaires. Rascaroli lijkt te willen impliceren dat de documentaire film bij voorbaat geen essayfilm zou kunnen zijn en dat de ene film vorm de andere uitsluit. Rascaroli stelt voor de essayfilm een modus te noemen en geen genre. Hiermee suggereert zij dat de essayfilm onderdeel kan uitmaken van een groter geheel. Ze schept dus indirect ook de mogelijkheid de essayfilm als onderdeel van de documentaire te laten functioneren. Dit onderstreept mijns inziens de

mogelijkheid te komen tot het definiëren van een nieuwe modus in de trant van Bill Nichols zijn ‘documentary modes’. Deze nieuwe modus wil ik de essayistische documentaire modus noemen. Hierbij is het mogelijk een documentairefilm als essayistisch werk te zien en niet uit te sluiten om het enkele gegeven dat het een documentaire is zoals Rascaroli suggereert. Door het een modus te willen noemen bewijst Rascaroli juist dat het essay ook onder te brengen is in de documentaire en dat de twee elkaar niet bij voorbaat uit sluiten, maar elkaar eerder complementeren.

2.2.1. Essay, zowel in fictie als non-fictie films

Volgens Rascaroli geven essays gekleurde opinies van de werkelijkheid en zijn ze in staat op een significante manier in contact te komen met die werkelijkheid. Ze zijn echter moeilijk te voorspellen en te plaatsen68. Dit geldt niet alleen voor het essay maar voor de gehele persoonlijke non-fictie cinema. Essays gaan tegen de massale cinema in en zijn kleiner, intiemer en persoonlijker. 69 Het appelleren aan de kijker is een zeer belangrijk element van de essayfilm. Dit fenomeen komt echter

66 Ibid., p. 39.

67 Ibid., p.42.

68 Ibid., p.5.

ook voor in de fictie film, denk hierbij bijvoorbeeld aan The Great Train Robbery (1903) waarbij de schurk zijn pistool op de kijker richt en deze diep in de ogen kijkt.70 Het is volgens Rascaroli echter karakteristiek voor het essay dat de kijker persoonlijk wordt aangesproken, in de documentaire komt dit volgens haar hoogst zelden voor.71 Op dit laatste punt verschil ik met haar van mening. Rascaroli lijkt bijvoorbeeld geen rekening te houden met de autobiografische documentaire, een genre dat de laatste decennia sterk in opkomst is en andere vormen van first-person filming binnen de documentaire, waaronder het corpus zoals dat in deze scriptie centraal staat.

2.2.2. De keypoints van de essayfilm volgens Rascaroli

Voor Rascaroli is het evident dat de essayfilm gebruik maakt van twee zeer belangrijke elementen, te weten de 'enunciator' en de 'spectator'. Zij spelen een cruciale rol in het essay en een (essay)film zonder deze twee elementen zou in haar ogen geen essayfilm genoemd mogen worden.

De enunciators72 spelen volgens Rascaroli een belangrijke rol omdat zij duidelijk hun eigen standpunten in hun films naar voren brengen. De enunciator spreekt over zichzelf of over

onderwerpen die hem of haar aan het hart gaan. Daarnaast leveren ze vaak commentaar op maatschappelijke problemen of situaties die van invloed kunnen zijn op de gehele maatschappij.73 De enunciators zijn duidelijk autoritaire en aanwezige figuren, meer dan in de klassieke en

narratieve cinema waar de enunciator de neiging had zich te verhullen. De enkele keer dat zij tevoorschijn kwam was in de vorm van een muzikaal commentaar, een bepaalde camera hoek en heel af en toe als een voice-over.74

De spectator of kijker in de essayfilm is niet passief, maar wordt direct door de enunciator aangesproken en op deze manier wordt er geprobeerd een dialoog op gang te brengen. 75 De kijker wordt uitgenodigd mee te denken of te voelen, maar de kijker kan het ook totaal oneens zijn met de visie van de enunciator. De kijker wordt niet door de enunciator bij de hand genomen, maar hem of haar wordt de ruimte gelaten zijn of haar eigen mening te formuleren. Daardoor ontstaat er volgens Rascaroli een veel intiemere band met de kijker dan in andere cineastische vormen. 76 Om deze

70 Dit kon aan het begin van de film voorkomen of aan het einde, de keuze was aan de vertoner van de film wanneer deze scene werd ingezet.

71 Ibid., p.14.

72 Ik heb geen goede Nederlandse vertaling gevonden voor het woord enunciator. Daarom heb ik gekozen de Engelstalige term te blijven hanteren.

73 Ibid., pp. 13-14.

74 Ibid., p. 13.

75 Ibid., pp.14, 34.

band te kweken en te onderhouden wordt de voorkeur gegeven aan het gebruik van een voice-over. 77

De twee belangrijkste 'features' die opvallen bij de essayfilm zijn volgens Rascaroli: 'reflectiveness' en 'subjectivity'.78 Het denkproces moet worden getoond en dit moet volgens Graham Good, die in het onderzoek van Rascaroli wordt geciteerd, worden vastgehouden om het te preserveren.79

Het essay is volgens Rascaroli een uiting van een persoonlijke en kritische reflectie op een probleem of meerdere problemen. Dit kan een collectief probleem zijn, maar het moet aangekaart worden door één autoritaire ‘voice’.80 Om deze reflectie weer te geven moet er een duidelijke enunciator zijn, die in de vorm van een narrator naar voren komt. Deze enunciator is nauw verbonden met de auteur van de tekst en geeft diens gedachten weer.81 De enunciator kan in een voice-over te horen zijn, maar komt ook veelal fysiek in de film voor. Daarbij verbergt de enunciator niet dat hij of zij de regisseur en vaak ook de auteur van de film is. 82 De enunciator kan gedurende de film meerdere rollen aannemen zoals die van filmmaker, onderzoeker, film editor, intellectueel en onderwijzer.83 Rascaroli verwijst hierbij vooral naar films van Jean-Luc Godard en Harun Farocki, die zij in haar boek verder bespreekt.

Het essay gaat altijd gepaard met een probleemstelling, niet alleen het problematiseren van het subject staat centraal, maar de enunciator/filmmaker stelt ook vragen bij zijn eigen autoriteit en subjectiviteit.84 Een sterke aanwezigheid van een enunciator komt ook in de documentaire en fictiefilm voor, maar voor het essay is het volgens Rascaroli een structurele keuze deze in te voegen. Daarnaast is de enunciator in de essayfilm persoonlijk en individueel in plaats van sociaal en

collectief zoals in de traditionele documentaire.85

De essayfilm werpt volgens Rascaroli gewoonlijk veel vragen op. Deze vragen worden echter niet allemaal beantwoorden het essay maakt geen gebruik van een gesloten retoriek of gesloten einde. Gedurende de film zullen meer vragen worden opgeworpen dan dat er beantwoord worden. De enunciator zal de kijker niet bij de hand houden en bij elk beeld begeleiden, de kijker moet zelf

77 Ibid., p. 15. 78 Ibid., p. 22. 79 Ibid., p. 23. 80 Ibid., p.32. 81 Ibid., p. 33. 82 Idem. 83 Idem. 84 Idem. 85 Idem.

kijken en zijn of haar eigen conclusies trekken. Dit staat volgens Rascaroli voor de openheid van de essayfilm.86

De voice-over is zoals eerder gesteld volgens Rascaroli een must voor de essayfilm, maar de enunciator kan ook op andere niveaus naar voren komen. Rascaroli is het met Paul Arthur eens dat cinema gebruik kan maken van meerdere technieken om de enunciator naar voren te doen komen. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan beeld, geluid en montage, deze kunnen ook de ‘voice’ van de enunciator weergeven.87 De essayfilm kan ook alleen gebruik maken van beelden om een argument over te brengen op de kijker. Dit is voor de kijker echter lastiger te volgen volgens Rascaroli, omdat deze de film niet onmiddellijk als een essay zou kunnen ervaren. Het zou om die reden makkelijker zijn gebruik te maken van zowel beeld met een voice-over als begeleider. 88 Ook de ‘presence-absence’ van de enunciator is volgens Rascaroli van zeer groot belang voor de

essayfilm.

Rascaroli stelt dat een essayfilm veel vragen moet opwerpen. Daarnaast moet het een constant denkproces en onderzoek zijn waarbij er geen gebruik mag worden gemaakt van gesloten retoriek. Er moet juist ruimte zijn voor de kijker om zelf te bepalen of hij of zij het eens is met de enunciator. Al deze elementen samen zouden volgens Rascaroli bewijs zijn dat films van onder andere Michael Moore niet voldoen aan de criteria die zij stelt aan de essayfilm.

Moore maakt in haar ogen films die van begin tot einde helemaal zijn uitgedacht en de kijker niet vrij laten zelf een idee te vormen bij de opgeworpen problemen. Daarnaast zou Moore zijn eigen autoriteit niet in twijfel trekken, maar alleen materiaal tonen dat zijn hypotheses ondersteunt. Zijn visie is de enige juiste en hoewel Moore daarom gezien kan worden als een sterke enunciator, is zelfs de meest sterke enunciator in de essayfilm volgens Rascaroli niet altijd zeker van zijn of haar zaak.

De openheid en de ‘spontaniteit’ van het onderzoek is bij filmmakers zoals Moore vaak ver te zoeken en ik ben het eens met Rascaroli dat Moore een duidelijk vooraf uitgewerkt plan verfilmt, waarbij maar weinig aan het toeval wordt overgelaten. Sterker nog, Moore lijkt weinig aan het lot over te laten en zijn these zo uit te werken dat het de kijker onmogelijk gemaakt wordt om een andere mening te formuleren dan de mening die Moore is toegedaan.

In het volgende hoofdstuk zal ik een film van Moore kort analyseren. Hierbij haal ik onder andere Paul Arthur aan die beweert dat niet alle films van Moore essays zijn, maar dat ze allemaal wel degelijk sterke essayistische trekjes vertonen. Ook beweert hij dat er wel degelijk een paar films

86 Ibid., p. 34.

87 Ibid., p. 38.

aan te wijzen zijn die in zijn ogen echte essayfilms zijn. Er wordt door onder andere Arthur beweerd dat Moore het genre enorm heeft weten te populariseren en onder de aandacht heeft weten te brengen. Hier zal ik in het volgende hoofdstuk dieper op ingaan.