• No results found

INDIVIDUELE WERKNEMER

3.2.2 Attitude ten aanzien van arbeid en ziekte

Een opvallend kenmerk van alle onderzochte werknemers is dat zij een hoog arbeidsethos hebben en een subassertieve houding ten aanzien van de eigen grenzen. De persoonlijke kenmerken die daaraan ten grondslag liggen, verschillen echter per categorie onderzochte gevallen.

OPS: plichtsgetrouwe werknemers

In alle gevallen van OPS is sprake van een hoog arbeidsethos, lange dienstverbanden en, voor zover daarover informatie beschikbaar is, weinig ziekteverzuim. In al deze gevallen hebben betrokkenen lang doorgewerkt met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Zij hadden achteraf gezien minstens vijf jaar oplosmiddelgerelateerde klachten voordat ze uitvallen. In zes gevallen gaan de eerste OPS klachten zelfs veel langer (6 tot 25 jaar) terug. Er is dus kennelijk een subassertieve houding: men slaagt er niet in de eigen grenzen te bewaken. Men werkt door totdat men niet meer kan. Vaak stoppen deze werknemers in de loop van de jaren met al hun activiteiten (hobbies, sporten), behalve met werken (zie kader). Een subassertieve houding is er bovendien ten aanzien van de arbeidsomstandigheden: als men al opmerkingen maakt over de

40

arbeidsomstandigheden dan pakt men niet door. Uit de dossiers blijkt dat de werknemers veelal geringe kennis hebben van de gezondheidsgevaren van VOS en van OPS. In die gevallen waarin die kennis er wel is, leidt dit echter niet tot betere bescherming. In de groep OPS stationair zitten veel mensen met een mbo-niveau. Dit hogere opleidingsniveau lijkt geen invloed te hebben op kennis van VOS en op zelfbewustzijn.

Ook het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen blijkt gering. Aannemelijk is dat dit primair ligt aan de geringe beschikbaarstelling van deze middelen door de werkgever (zie § 3.1.1). Als er wel persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, worden deze echter meestal slechts af en toe of onoordeelkundig gebruikt (filter wordt bijvoorbeeld niet luchtdicht opgeborgen). Slechts in één geval worden persoonlijke beschermingsmiddelen consequent gedragen gedurende de gehele arbeidscarrière.

Casus tandtechnicus: doorwerken tot het niet meer gaat

De tandtechnicus (casus 14) werkt tussen 1974 en 2000 in een tandtechnisch laboratorium, en werkte dagelijks met onder meer methylmethacrylaat (MMA). Uit het dossier komt hij naar voren als een actieve en positief ingestelde man, gelukkig getrouwd, bewust kinderloos, met een druk sociaal leven en veel hobbies (paardrijden, muziek maken, tuinieren en vissen). Hij krijgt al in 1975 last van maagklachten, waarover in het huisartsendossier regelmatig bericht wordt tot 1977. Hij is in de tachtiger jaren vaak moe. Meestal gaat het aan het begin van de week nog wel, maar later in de week nemen de problemen toe. Na het weekend hervat hij dan niettemin zijn werk. In 1983 stopt hij echter met paardrijden. In 1986 en 1990 wordt in het dossier melding gemaakt van buikpijn, braken, diarree, bloed bij de ontlasting. In 1992 stopt hij met muziek maken en in 1995 met tuinieren. In 1997 is er de eerste melding van duizeligheid. Eind 1998 en in de loop van 1999 nemen de duizeligheidsklachten toe en wordt misselijkheid gemeld, braken en een verminderd gehoor. In 1999 stopt hij met de uitoefening van zijn hobby vissen. Tussen mei en september 1999 loopt de tandtechnicus in de Ziektewet. Kort daarna krijgen hij en zijn vrouw het vermoeden dat hij mogelijk OPS heeft. Dit wordt bevestigd in de diagnose van het Solvent Team van juli 2000.

Rsi industrie: werknemers met weinig keuzemogelijkheden

Een gezamenlijk kenmerk van de werknemers in de industrie die RSI opgelopen hebben, is eveneens hun hoge arbeidsethos en grote inzet voor het werk. De noodzaak tot geld verdienen (kostwinners, m/v) en de beperkte mogelijkheden van deze werknemers ander werk te doen dan fysiek zware arbeid lijkt hier mede aan bij te dragen. Opmerkelijk is dat het in enkele gevallen gaat om uitzonderlijk goede werknemers, die soms juist hun (fysiek belastende) functie hebben gekregen omdat zij als enige in het bedrijf de vaardigheden bezitten om die functie uit te voeren. In alle gevallen is ook hier sprake van een subassertieve houding ten aanzien van de eigen grenzen.

Anders dan bij de gevallen van OPS, is bij de werknemers in de industrie in veel gevallen sprake van meerdere periodes van ziekteverzuim – ten gevolge van klachten van het bewegingsapparaat – voordat de werknemer definitief uitvalt. Meestal hervatten deze werknemers dan echter – vaak onder druk van de leidinggevende – hun werk wanneer ze nog niet helemaal klachtenvrij zijn. Ook werken alle werknemers een aanzienlijke tijd, tot wel 8 jaar, door terwijl ze klachten hebben. De subassertieve houding strekt zich ook in deze gevallen uit

41

tot de arbeidsomstandigheden. Weliswaar doen sommige werknemers hun beklag over de slechte arbeidsomstandigheden, maar als de werkgever daar niets mee doet, werken ze gewoon door.

Hoog arbeidsethos

De koekjesinpakster (casus 24) werkt drie avonden (3 x 7,25 uur met 2x 1 kwartier pauze) per week aan de lopende band. Ze heeft vanaf het begin van haar werkzaamheden klachten, maar dacht dat dit normaal was omdat alle werknemers er last van hadden. De werkdruk was hoog en geregeld nog hoger dan normaal doordat er mensen werkten die niet als volle kracht geteld konden worden, bijvoorbeeld doordat er nogal eens wisselingen waren. Ook werkte er iemand op therapeutische basis, die voor het rooster wel voor 100% werd geteld. Mevrouw was zeer gemotiveerd voor haar werk; er werkte naast de uitzendkrachten een vaste ploeg parttimers (vrouwen) met wie ze het goed kon vinden, en ook de direct leidinggevende was aardig. Ze wilde dan ook graag een vaste aanstelling en had daar veel voor over. Ook het feit dat zij onlangs gescheiden was en dus voor de kost moest zorgen (ze had twee jonge kinderen), droeg hier mogelijk aan bij. Mevrouw werkt door totdat ze zodanig ernstige klachten krijgt dat ze definitief uitvalt

Specialisatie versus taakroulatie

Ook is in een aantal dossiers sprake van uitzonderlijk goede werknemers, die juist daardoor eenzijdig belast worden. Juist door hun specialisatie wordt het lastig om taakroulatie toe te passen. De assemblagemonteur klinklijn (casus 27) schiet de hele dag met een klinkhamer klinknagels in een stuk aluminium. Dit is een vaardigheid die niet iedereen zomaar onder de knie heeft. Daarom geeft de werkgever er de voorkeur aan het hem te laten doen in plaats van taakroulatie toe te passen. Omdat er verder geen mensen in het bedrijf werken die deze taak goed beheersen werkt hij bovendien met steeds wisselende collega’s.

Subassertieve houding ten aanzien van de eigen grenzen:

De steenhouwster (casus 22) kent in de loop der jaren meerdere periodes van verzuim wegens pijnklachten van diverse aard. Haar werkgever oefent in die gevallen nogal wat druk uit om het werk zo snel mogelijk te hervatten. Hij wijst er daarbij op hoeveel geld het kost voor hem om freelancers in te huren. Zij hervat dan ook geregeld haar werkzaamheden terwijl ze nog niet klachtenvrij is. Ze heeft volgens de verslaglegging van het rugcentrum waar ze een intake heeft gehad, een karakter van ‘dat het werk afkomt, is belangrijker dan mijn lichamelijke conditie.’ Zij werkt op maandag, dinsdag en woensdag en komt dan woensdag thuis met hoofdpijn vanuit de nek/schouders, zo wordt enige tijd voor de definitieve uitval vermeld in het dossier. Zij gaat dan meteen naar bed, en ligt ook de hele donderdag op bed. Daarna gaat het weer wat beter, en op maandag zijn de klachten nagenoeg voorbij, en gaat zij gewoon aan het werk, waarna ze op woensdag weer thuiskomt met hevige hoofdpijn, etcetera.

RSI beeldscherm: intrinsiek gemotiveerd en ambitieus

Ook de beeldschermwerkers die RSI hebben opgelopen, geven blijk van een hoog arbeidsethos. Hier wordt dit minder ingegeven door plichtsgetrouwheid (lange dienstverbanden) of beperkte mogelijkheden ander werk te doen (lage opleiding), maar veeleer door intrinsieke motivatie voor het werk en ambitie. Betrokkenen vinden hun werk belangrijk en willen zich graag ontwikkelen in hun werk. Ook perfectionisme is een kenmerk van deze werknemers. De

42

subassertiviteit die ook deze werknemers aan de dag leggen ten aanzien van de eigen grenzen, wordt dan ook met name door hun intrinsieke motivatie en ambitie ingegeven en minder door directe druk van de leidinggevenden. Indirect is die druk er echter wel ten gevolge van slechte organisatie van het werk en personeelstekorten. Bij de taakverzwaring die daardoor ontstaat, protesteren deze werknemers niet of nauwelijks, en zoeken geen of onvoldoende steun bij collega’s maar zetten in plaats daarvan steeds een tandje bij. In alle gevallen hebben deze werknemers dan ook enige tot langere tijd doorgewerkt met klachten.

Perfectionisme

De datatypiste (casus 35) is al twee keer uitgevallen met klachten van overspannenheid voordat zij uitvalt met RSI. Naast andere factoren lijkt hierin haar perfectionistische instelling haar parten te spelen. Na de eerste keer overspannen te zijn geweest, ondergaat zij een demotie van marketing communications organisator naar cursusmanager. In die laatste functie organiseert zij het gehele logistieke proces van de cursussen. Op zeker moment vertrekken tegelijkertijd de verantwoordelijk directeur, de salesmanager en 10 van de 20 docenten. Niettemin probeert deze werkneemster met slechts twee collega’s de afdeling weer op te bouwen. Zij raakt dan opnieuw overspannen en valt enige tijd uit, waarna ze wederom een demotie ondergaat. In haar volgende functie van datatypiste werkt zij op een afdeling waar eigenlijk vier mensen zouden moeten werken. Zij doet het werk met drie mensen zonder over de onderbezetting te klagen.