• No results found

Amerikaanse verdiensten aan export naar Nederland via buitenlandse bedrijfstakken,

VS profiteert van export van buitenlandse zakelijke dienstverlening

4.3.5 Amerikaanse verdiensten aan export naar Nederland via buitenlandse bedrijfstakken,

19,7 % 8,7 % 7,4 % 6,8 % 6,5 % 5,6 % 5,2 % 4,5 % 4,4 % 31,3 %

Zakelijke dienstverlening Groot- en detailhandel Landbouw, bosbouw en visserij Financiële dienstverlening Chemische en farmaceutische industrie IT- en informatiedienstverlening Elektrotechnische industrie Voedings- en genotsmiddelenindustrie Auto- en aanhangwagenindustrie Overige sectoren

Bron: CBS.

4.4

Samenvatting en conclusie

In dit hoofdstuk is onderzocht in welke mate de Verenigde Staten en Nederland verdienen aan de onderlinge export, welke bedrijfstakken hieraan met name profiteren en via welke andere landen verdiend wordt aan de wederzijdse indirecte export.

In 2017 exporteerde Nederland voor circa 29 miljard euro aan goederen en diensten rechtstreeks naar de Verenigde Staten. De toegevoegde waarde die de Nederlandse economie hierbij wist te creëren was circa 14,6 miljard euro. In totaal verdiende Nederland dat jaar 245 miljard aan de export, waarvan dus circa 6 procent aan de VS. Aan de circa 17 miljard goederenuitvoer naar de VS hield de Nederlandse economie circa 6,6 miljard toegevoegde waarde over. Aan de 12 miljard dienstenuitvoer naar de VS verdiende Nederland iets meer dan de helft, namelijk bijna 8 miljard. Acht van de tien bedrijfstakken die in 2017 het meest verdienden aan de rechtstreekse export naar de VS waren dienstensectoren. De groothandel en handelsbemiddeling verdiende het meest aan de directe export naar de VS, gevolgd door de holdings en managementadviesbureaus en het bankwezen. Van de

industriële bedrijfstakken verdienen de machine-industrie en de chemische industrie het meest aan de rechtstreekse export naar de VS. Nederland exporteert naar verhouding veel diensten naar de VS, wat strookt met de bevinding dat de bedrijfstakken die zulke diensten produceren, faciliteren en/of exporteren hier relatief veel aan verdienen.

Internationaal afgestemde data van de OESO laat zien dat Nederland – naast de directe exportverdiensten aan de VS – in 2015 nog zo’n 7,4 miljard verdiende aan de indirecte export naar de VS. Dat betekent dat ten minste 30 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten aan de VS tot stand komt doordat Nederland als toeleverancier optreedt in internationale productieketens, wat resulteert in export naar de VS.2) Het grootste gedeelte wordt dus nog steeds verdiend door bedrijven die rechtstreeks naar de VS exporteren, al neemt dit aandeel iets af ten faveure van de indirecte export.

Vooral de Nederlandse industrie is goed ingevoerd in internationale productieketens van waaruit producten naar de VS gaan. De industrie verdiende in 2015, ten opzichte van dienstverlenende sectoren, relatief vaker en meer aan de indirecte export naar de VS. Deze productieketens lopen voor Nederlandse toeleveranciers vaak door Duitsland, België, Ierland, maar ook door landen als China en Brazilië. Vooral de buitenlandse chemische en farmaceutische sector, auto- en aanhangwagenindustrie en elektrotechnische industrie maken gebruik van Nederlandse diensten en

tussenproducten. Daarmee is de Nederlandse industrie, maar ook dienstverleners zoals de groothandel of zakelijke dienstverlening, een toeleverancier voor buitenlandse industrieën die goederen naar de VS exporteren.

2) Ten minste, omdat er ook bij directe export naar de VS sprake van kan zijn dat Nederlandse bedrijven in internationale

Zowel Nederland als de VS opereren in wereldwijde productieketens, waarbij voor sommige producten en diensten de beide landen vaak directe toeleveranciers of afnemers van elkaar zijn (zakelijke diensten, groot- en detailhandel, transport en opslag, financiële diensten) en soms wat verder van elkaar in de productieketen zijn gepositioneerd. Zo gaat er productie van de Nederlandse industrie niet rechtstreeks naar de VS, maar naar landen als Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, China of Ierland, om vervolgens wel naar de VS te worden geëxporteerd. Vooral de

Nederlandse chemische en farmaceutische industrie, bedrijven actief in de winning van aardolie en -gas en de machine-industrie blijken hier goed hun weg in te vinden. Met name de buitenlandse chemische en farmaceutische industrie, auto- en

aanhangwagenindustrie en elektrotechnische industrie weten deze Nederlandse toeleveranciers te vinden.

De Verenigde Staten verdienen op hun beurt 34,1 miljard euro aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland. Daarnaast verdiende de VS ook 5,7 miljard euro aan de export die via andere landen Nederland bereikte. In 2015 verdiende de VS in totaal 39,7 miljard euro aan de export naar Nederland. Dat is ruim 15 miljard euro meer dan Nederland aan de export naar de VS verdiende.

De Verenigde Staten exporteerden dan ook meer goederen en diensten naar Nederland dan andersom.

Daarmee is ongeveer 2,4 procent van wat de Verenigde Staten in totaal verdienden aan alle export, dankzij de export naar Nederland. Twee derde van de Amerikaanse export die Nederland in 2015 bereikte – zo’n 26,4 miljard – was daadwerkelijk bestemd voor binnenlands verbruik. Het overige gedeelte van de verdiensten – 13,3 miljard euro – kwam tot stand door de export ervan door Nederland naar een andere buitenlandse eindbestemming, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Met een opbrengst van 15,2 miljard euro verdiende de Amerikaanse zakelijke dienstverlening het meest aan de export naar Nederland, gevolgd door de financiële dienstverlening en handelsbedrijven in de VS. Op indirecte wijze profiteerde de VS vooral van de Belgische, Ierse en Duitse export naar Nederland en via de zakelijke dienstverlening in het buitenland.

Opvallend is de bevinding dat Nederland relatief maar ook absoluut méér verdient aan de indirecte export naar de VS, dan de VS aan de indirecte export naar

Nederland. Nederland lijkt daarmee iets dieper geworteld te zijn in internationale productieketens dan de VS en vaker als toeleverancier op te treden voor

buitenlandse bedrijfstakken ten opzichte van de VS. Bovendien fungeert Nederland als gateway voor Amerikaanse bedrijven om landen als Duitsland te bereiken.

4.5

Bijlage

Data en methoden

In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse export naar de Verenigde Staten voor de Nederlandse economie en omgekeerd. Dankzij de

statistieken internationale handel in goederen en diensten is het mogelijk om te onderzoeken wat Nederland verdient aan de rechtstreekse export met andere landen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van input-outputanalyse. Deze methode is afkomstig van Nobelprijswinnaar Leontief en algemeen aanvaard in

wetenschappelijke kringen.

Input-outputtabellen laten onder andere per bedrijfstak zien hoeveel deze aan de andere bedrijfstakken levert, waar de bedrijfstak de benodigde goederen en diensten zelf inkoopt en hoeveel de bedrijfstak produceert en exporteert. Met behulp van een dergelijke input-output tabel is het mogelijk te berekenen hoeveel toegevoegde waarde er gegenereerd wordt in iedere bedrijfstak dankzij intermediaire leveringen en dankzij finale afzet, zoals export of consumptie. Hiermee kunnen afhankelijkheden in waardeketens zichtbaar gemaakt worden. Het CBS beschikt echter uitsluitend over gegevens over de directe internationale handel van Nederland met een ander land. Deze data was op het moment van schrijven beschikbaar voor het verslagjaar 2017. Het CBS heeft echter geen zicht op wat er met de goederen en diensten gebeurt nadat ze zijn geëxporteerd. De OESO en de WHO hebben in het Trade in Value Added-project (OESO-WHO, 2013) informatie afgeleid waarmee het CBS wel kan schatten wat er met de export gebeurt: worden de goederen en diensten in het importerende land bijvoorbeeld geconsumeerd of verwerkt voor verdere export? Deze gegevens van OESO-WHO bestaan uit indicatoren en tijdreeksen; de zogenaamde multi region input-outputtabellen (MRIO). Deze MRIO-tabellen delen de wereld op in 65 gebieden en 36 sectoren en laten onder andere zien hoeveel onderlinge leveringen er zijn tussen bedrijfstakken en aan consumenten, overheid en investeringen voor de periode 2005–2015. Het CBS heeft op basis van deze tabellen nog een aantal extra indicatoren afgeleid. Voor meer informatie over deze methode zie onder andere Lemmers (2013), Lemmers et al. (2014) en Jaarsma & Wong (2017).

4.5.1 Nederlandse exportverdiensten dankzij de VS, 2005 en