• No results found

Aanvullende informatie milieu- en omgevingsaspecten

In document Ruimtelijke Onderbouwing (pagina 113-120)

7. Milieueffectrapportage (m.e.r.) / m.e.r.-beoordeling

7.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

7.2.2 Aanvullende informatie milieu- en omgevingsaspecten

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in beeld te worden gebracht. Al deze aspecten zijn in het PlanMER aan bod gekomen. In de paragrafen 3.5 en 6.1 van deze ruimtelijke onderbouwing is de specifieke verkeerssituatie beschreven.

Verkeersgroei en verkeersafwikkeling

Het voorgenomen (deel)project leidt tot een kleine verkeersgroei ten opzichte van de huidige situatie.

Gezien de ontwikkelingen in Bergwijkpark is een verkeersgroei ten opzichte van een autonome

ontwikkelingssituatie minder eenduidig aan te geven. De verkeersgroei verschilt per weg. Holland Park wordt een relatief autoluwe wijk. Dit heeft te maken met de parkeernorm van ten hoogste 0,85

parkeerplaatsen per woning in combinatie met de zeer goede bereikbaarheid per openbaar vervoer.

Bij het PlanMER is een tussenfasevariant van het grotere plan opgenomen die aantoont dat de hoeveelheid verkeer die wordt gegeneerd vanwege Holland Park (fases 1 t/m 3) niet leidt tot verkeersafwikkeling problemen. In het kader van Holland Park en het Masterplan Bergwijkpark wordt in 2018 de

Bergwijkdreef verlaagd en omgelegd (en wordt het nieuwe park aangelegd). Op dat moment wordt ook het nieuwe kruispunt Bergwijkdreef-Eekholt aangelegd. Tevens worden verkeersregelinstallaties bij de kruispunten Bergwijkdreef-Eekholt en Bergwijkdreef-Dalsteindreef geplaatst. Daarmee worden alvast de maatregelen getroffen die nodig zijn bij een grotere/verdere ontwikkeling van Bergwijkpark.

Op sommige wegvakken en kruispunten buiten het plangebied is ook los van de ontwikkeling van Bergwijkpark sprake van een behoorlijke verkeersdruk. In de eerder berekende huidige situatie en autonome ontwikkeling is de verkeersafwikkeling bij enkele kruispunten op de Diemerdreef een aandachtspunt. Bij de gedeeltelijke ontwikkeling van Bergwijkpark vermindert de verkeersafwikkeling iets ten opzichte van de huidige situatie. Zodra de verkeersdruk boven een I/C-waarde van 0,8 komt, kan worden afgewogen of het wenselijk is dat er verkeersmaatregelen worden getroffen om de doorstroming in de spitsen te verbeteren. Op basis van monitoring kan worden bepaald wanneer maatregelen aan de orde zijn.

De verkeersdoorstroming op de Daalwijkdreef is in 2016 door de gemeente Amsterdam aangepakt. De doorstromingsmaatregelen zullen er toe leiden dat de verkeersafwikkeling verbetert. Hiermee is ook een goede verkeersafwikkeling bij de ontwikkeling van Bergwijkpark gewaarborgd.

Verandering eerdere uitgangspunten verkeersonderzoek, en verkeersontwikkelingen

De uitbreiding van de Campus Diemen Zuid maakt onderdeel uit (van de deelgebieden) van de ontwikkeling van het gebied Bergwijkpark Noord. In het kader van de (her)ontwikkeling van Bergwijkpark is er in 2014/2015 ook verkeersonderzoek verricht, onder meer ten behoeve van het milieueffectrapport (MER). In dat verkeersonderzoek24 is gerekend met een groot aantal woningen in Bergwijkpark en 4,6 ritten per woning, waarmee rekening is gehouden met een grote verkeerstoename.

Aangezien in het verkeersonderzoek van 2014/2015 rekening is gehouden met 300 woningen ter plaatste van het gebied met de CDZ-uitbreiding en er in dat gebied nu maximaal 800 woningen met een geheel andere verkeersgeneratie per woning worden gerealiseerd, is er geen aanleiding om verkeersonderzoek voor de locatie van de CDZ-uitbreiding te doen.

De (type) woningen bij de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid hebben naar verwachting een relatief laag aantal parkeerplaatsen nodig en kennen derhalve een relatief lage verkeersgeneratie. Daarbij worden direct bij de CDZ-uitbreiding, namelijk eronder, ongeveer 200 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit betekent dat er nu van minder verkeer van en naar het gebied met de CDZ-uitbreiding sprake zal zijn.

Met dit effect is bij de uitwerking van het kruispunt Bergwijkdreef-Dalsteindreef rekening gehouden.

Andere (autonome) ontwikkelingen zorgen er echter voor dat een verkeersregelinstallatie (VRI) op het kruispunt Bergwijkdreef-Dalsteindreef wel wenselijk wordt geacht. Op het toekomstige kruispunt Bergwijkdreef-Eekholt wordt ook een VRI geplaatst.

Verkeerseffecten aanvullende parkeerlocatie

Het realiseren van een parkeervoorziening van 300 tot 600 parkeerplaatsen (of minder dan 300

parkeerplaatsen als het programma het toelaat) op de kavel Wisselwerking 2-6 in Bergwijkpark Zuid geeft geen verkeersproblemen. De verkeersafwikkeling op de kruispunten in de omgeving van de

parkeervoorziening ligt ruim binnen de waarden die acceptabel worden geacht. Ten aanzien van mogelijke wachtrijen zijn ook geen knelpunten te verwachten.

Conclusie

Het onderhavige project heeft een beperkt effect op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. Er is geen sprake van een belangrijk nadelig milieugevolg.

7.2.2.2 Geluid

In paragraaf 6.2 van deze ruimtelijke onderbouwing is het aspect geluid(hinder) reeds behandeld, en zijn voor specifiek de woongebouwen/woningen van de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid de

geluidsbelastingen gegeven. Hieronder wordt ingegaan op de (mogelijke) milieugevolgen.

Met het ontwerp van de woongebouwen dan wel de woningen, de bouwfysische maatregelen en de gebouwen in de omgeving is er geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen bij en in de woningen van de CDZ-uitbreiding. Daarnaast wordt met de niet-akoestisch compensatie de leefbaarheid vergroot.

Desalniettemin ondervinden mensen wel geluidhinder, maar volgens de wet- en regelgeving is deze hinder acceptabel. Tevens ondervinden onder de grenswaarden er ook altijd mensen hinder. Deze hinder kan eigenlijk in geen enkel geval worden uitgesloten/vermeden.

24 Goudappel Coffeng, Verkeersonderzoek ontwikkeling Bergwijkpark (Noord), Diemen. Rapport d.d. 3 juni 2015.

De geluidsbelasting binnen de woningen zal met de hoogwaardige karakteristieke geluidswering worden gereduceerd tot een (meer dan) aanvaardbaar niveau.

In het kader van de Wet geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening is rekening gehouden met de samenloop van geluid van verschillende bronnen. Deze gecumuleerde geluidsbelasting is door het realiseren van voldoende

geluidswering van de gevel in de woningen niet hoger dan 33 dB. Daarmee is de geluidsbelasting in de woningen aanvaardbaar.

Door de afschermende bebouwing zal er sprake zijn van een aantal geluidsluwere openbare gebieden gecreëerd, zoals de binnenplaatsen van Blok A en Blok B van de CDZ-uitbreiding en het plaza tussen de bestaande en nieuwe Campus.

Het luchtvaartlawaai heeft een grote bijdrage in de cumulatieve geluidsbelasting. Hierdoor is ook op de geluidsluwere gevels sprake van een aanzienlijke cumulatieve geluidsbelasting. Echter, het

luchtvaartlawaai is er het meeste van de dagen niet of nauwelijks (aangezien de luchtvaart ter plaatse van Bergwijkpark een secundaire vliegroute betreft) waardoor het vaak geen invloed heeft op de

geluidsbelasting buiten en binnen. Tevens wordt het luchtvaartlawaai meegenomen in het bepalen van de geluidswering (als onderdeel van de cumulatieve geluidsbelasting berekening).

Het deelproject, met de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid en de aanvullende parkeerlocatie, leidt niet tot meer verkeer dan waarmee bij het grotere plan (de totale ontwikkeling van het

bestemmingsplangebied Bergwijkpark) rekening is gehouden. Hogere geluidsbelastingen (in de omgeving) dan eerder berekend zijn dan ook niet te verwachten.

Conclusie

Het onderhavige project leidt wat betreft geluid(hinder) niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

7.2.2.3 Luchtkwaliteit

De realisatie van het grotere plan (de totale ontwikkeling van het bestemmingsplangebied Bergwijkpark) voldoet aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. In paragraaf 6.3 van deze ruimtelijke onderbouwing is dit (op basis van een onderzoek) aangetoond.

In het onderzoek van het PlanMER is voor verschillende situaties de luchtkwaliteit in beeld gebracht.

Tevens is met een worst-case scenario onderzoek een grenswaarden toetsing gedaan; het rapport van dit luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in de bijlagen van deze ruimtelijke onderbouwing. De

luchtkwaliteit is (in het PlanMER) inzichtelijk gemaakt aan de hand van de concentraties aan de stoffen NO2, PM10 en PM2,5. De achtergrondconcentraties spelen een grote rol in de luchtkwaliteit in Bergwijkpark.

De concentraties in Bergwijkpark zullen in de huidige situatie en alle onderzochte toekomstsituaties niet in de buurt van de grenswaarden liggen. Daarom zullen door het voorgenomen (deel)project, de

uitbreiding van de Campus Diemen Zuid, de grenswaarden ook niet worden overschreden of in het zicht komen, zowel kort na realisatie als op de langere termijn. De grenswaarden staan in paragraaf 6.3.

In tabel 7.3 staan de berekende luchtconcentraties aan NO2, PM10 en PM2,5. Autonome/Algemene ontwikkeling

Door de autonome ontwikkeling dat auto’s steeds schoner worden, worden de emissies in de nabije toekomst lager.

De uitstoot gemiddeld per auto neemt dus af. Het effect van schoner wordende auto’s of lagere emissies is meegenomen in de berekeningen en geldt voor alle toekomstsituaties.

Veranderingen in de luchtconcentraties vinden plaats door autonome ontwikkelingen en gewijzigde verkeersstromen. Ten opzichte van 2015 dalen in 2025 de achtergrondconcentraties en emissiefactoren.

Daarnaast zijn er autonome ontwikkelingen met betrekking tot de hoeveelheid verkeer. Per saldo zijn de luchtconcentraties aan NO2, PM10 en PM2,5 in 2025 lager dan in 2015. Dit geldt voor alle berekende toekomstsituaties.

Tabel 7.3 Concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bij de locatie van de CDZ-uitbreiding

NO2 PM10 PM2,5

Huidige situatie (2015) 23-26 µg/m3 21-22 µg/m3 13-14 µg/m3 Autonome ontwikkeling (2025) <20 µg/m3 20-22 µg/m3 12-13 µg/m3 Totale plan en Deelproject (2025) 20-28 µg/m3 20-24 µg/m3 12-14 µg/m3 Totale plan en Deelproject (2015)25 26-29 µg/m3 23-24 µg/m3 14-15 µg/m3

Aangezien het luchtkwaliteitsonderzoek is verricht met de achtergrondconcentraties en emissies in 2014 en de gehanteerde verkeersintensiteiten niet zijn onderschat is het luchtkwaliteitsonderzoek van

2014/2015 nog steeds actueel genoeg om een uitspraak te doen over de luchtkwaliteit in relatie tot de wet- en regelgeving.

Aangezien de verkeersintensiteiten naar verwachting lager zullen zijn en de verkeersgeneratie bij de CDZ-uitbreiding lager ligt dan bij het verkeersonderzoek en luchtkwaliteitsonderzoek van 2014/2015, zullen de luchtconcentraties vanwege de CDZ-uitbreiding in elk geval niet hoger zijn dan de eerder berekende luchtconcentraties in Bergwijkpark.

Conclusie

Het deelproject, met de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid en de aanvullende parkeerlocatie, zal weinig bijdragen aan de luchtconcentraties. Het grotere plan zal ook weinig bijdragen aan de

luchtconcentraties, en het deelproject leidt niet tot meer verkeer dan waarmee bij het grotere plan rekening is gehouden. In die zin is er geen sprake van een belangrijk nadelig milieugevolg.

De achtergrondconcentraties zijn sterk bepalend voor de totale concentraties. Er zijn in stedelijk gebied niet of nauwelijks locaties te vinden waarin er sprake is van een substantieel lagere

achtergrondconcentratie. De autonome ontwikkelingen zullen ervoor zorgen dat er over enkele jaren sprake is van aanzienlijk lagere luchtconcentraties. De concentraties komen ver onder de grenswaarden te liggen; de luchtkwaliteit verbetert. Het nadelige milieugevolg neemt sterk af. Het is niet of nauwelijks mogelijk de luchtconcentraties verder te verlagen.

In vergelijking met de omgeving of ander stedelijk gebied (in de Randstad) is er geen sprake van een nadelig milieugevolg dat groter is.

7.2.2.4 Bodem

Het milieuaspect bodem is in paragraaf 6.4 van deze ruimtelijke onderbouwing beschreven. Op basis van de informatie in die paragraaf en het gegeven dat het project, gezien de functie wonen en de vervanging van een parkeerlocatie door nieuwe parkeervoorzieningen, niet leidt tot een relevante aantasting van de bodemkwaliteit, kan worden geconcludeerd dat er geen belangrijk nadelig milieugevolg zal zijn met betrekking tot bodemkwaliteit.

7.2.2.5 Water

Het milieuaspect water is in paragraaf 6.5 van deze ruimtelijke onderbouwing beschreven. Op basis van de informatie in die paragraaf en de beperkte gevolgen voor de waterhuishouding tijdens en na de bouw van de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid kan worden geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen zijn met betrekking tot de waterhuishouding.

7.2.2.6 Ecologie (Flora & Fauna / Natuur)

In paragraaf 6.6 van deze ruimtelijke onderbouwing is de natuurbescherming beschreven en is het milieuaspect ecologie wat betreft de aanwezige beschermde flora en fauna in en nabij het onderhavige projectgebied beschreven. In de directe omgeving van Bergwijkpark liggen geen beschermde

natuurgebieden. In het PlanMER is inzicht gegeven in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (gebieden) en de Natura 2000 gebieden in de (directe) omgeving van Bergwijkpark.

25 Gebaseerd op het worst-case scenario voor het bestemmingsplan.

De aanwezige natuurwaarden in Bergwijkpark en het effect op de natuurwaarde(n) zijn in het PlanMER beschreven, waarmee tevens inzicht is gegeven in het leefgebied en waardevol groen. De natuurwaarden en het effect op de natuurwaarde(n) ter plaatse van het projectgebied van de CDZ-uitbreiding worden in deze paragraaf beschreven. Voor inzicht in de natuurwaarde(n) en de effecten in en bij het projectgebied van de CDZ-uitbreiding zijn twee onderzoeksrapporten opgesteld, die zijn opgenomen in de bijlagen van deze ruimtelijke onderbouwing.

De natuurwaarde van het grondgebied van de gemeente Diemen is weergegeven op de

Natuurwaardenkaart Diemen. De Natuurwaardenkaart is opgenomen in het Natuurbeleidsplan Diemen.

Het projectgebied van de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid inclusief de aanvullende parkeerlocatie is gewaardeerd met de natuurwaarde 1 zoals die naar voren komt op de Natuurwaardenkaart Diemen. De natuurwaarde van het onderhavige projectgebied is daarmee laag. Aan de zuidelijke rand van het

oostelijke deel van het onderhavige projectgebied, in Bergwijkpark Noord, is er sprake van de natuurwaarde 3 op de Natuurwaardenkaart Diemen. Dit is er ter plaatse van het park. Ook aan de oostelijke rand van het westelijke deel van het onderhavige projectgebied, in Bergwijkpark Zuid, is er sprake van de natuurwaarde 3 op de Natuurwaardenkaart Diemen. Direct ten noorden van het projectgebied ligt een groenstrook langs het spoor met de natuurwaarde 2 op de Natuurwaardenkaart Diemen.

Los van de natuurwaarde op de Natuurwaardenkaart kent het gebied Bergwijkpark een aantal natuurwaarden. Deze natuurwaarden betreffen algemene en beschermde flora- en faunasoorten. De bescherming van de aanwezige beschermde flora en fauna (in het projectgebied van de CDZ-uitbreiding) is in paragraaf 6.6 beschreven.

Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 is een Ecologisch werkprotocol opgesteld. Dit protocol is deels ook van toepassing op het projectgebied van de CDZ-uitbreiding.

Beschermde flora en fauna

De aanwezige beschermde soorten dieren en planten in de omgeving van het onderhavige projectgebied staan beschreven in paragraaf 6.6 van deze ruimtelijke onderbouwing. Er zijn en worden, zoals

beschreven in paragraaf 6.6, maatregelen getroffen om negatieve effecten ten aanzien van de soorten te voorkomen, beperken en/of verzachten. Het project van de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid heeft (met de maatregelen) geen belangrijke nadelige gevolgen voor de beschermde soorten.

Maatregelen

Het Masterplan Bergwijkpark kent een aantal uitgangspunten die natuurwaarde verhogend zijn, zoals het herplanten van waardevolle bomen, het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het realiseren van (betere) ecologische verbindingen. Nabij het projectgebied van de CDZ-uitbreiding worden in de eindsituatie natuurvriendelijke oevers aangelegd en een ecologische verbinding gerealiseerd, waardoor de natuurwaarde wordt verhoogd (mogelijk zelfs ten opzichte van de huidige situatie).

In het PlanMER, de onderzoeksrapporten en het Ecologisch werkprotocol zijn vele maatregelen

opgenomen en beschreven. Deze maatregelen zijn deels ook van toepassing op het projectgebied van de CDZ-uitbreiding. In paragraaf 6.6 van deze ruimtelijke onderbouwing staan vele maatregelen beschreven.

In het nieuwe (nog op te stellen) Ecologisch werkprotocol worden maatregelen opgenomen ten behoeve van onder meer de gewone dwergvleermuis. De voorwaarden vanuit de Ffw-ontheffing worden eveneens hierin opgenomen. Bij de CDZ-uitbreiding worden nieuwe verblijfplaatsen voor de gewone

dwergvleermuis (en andere vleermuissoorten) gerealiseerd.

In het werkprotocol van 2014 zijn ook maatregelen voor andere beschermde en onbeschermde soorten opgenomen welke noodzakelijk zijn in het kader van de zorgplicht.

Door conform de ecologische werkprotocollen te werken worden negatieve effecten op aanwezige beschermde en onbeschermde soorten in Bergwijkpark zoveel mogelijk beperkt of voorkomen.

Conclusie

Met het onderhavige project wordt er niet of nauwelijks waardevol groen en leefgebied aangetast.

Door te werken volgens het Ecologisch werkprotocol zal er geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen in en bij het projectgebied van de CDZ-uitbreiding. De bestaande aanwezige diersoorten zijn weer terug te verwachten in het nieuwe gebied.

7.2.2.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die er voor anderen (de externen) bestaan en die samenhangen met het transport, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen en met risico’s die samenhangen met vliegverkeer. In de situatie van Bergwijkpark spelen risico’s en beleid een rol in de afwegingen met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling. Door de gemeente Diemen loopt een spoorlijn waarover ook gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een deel van het treintraject ligt direct ten noorden van Bergwijkpark en het projectgebied. Het transport van gevaarlijke stoffen per trein heeft voor

Bergwijkpark invloed op de veiligheid en het groepsrisico. De veiligheidssituatie en het groepsrisico dient door het bevoegd gezag te worden verantwoord.

Omdat er sprake is van externe veiligheidsrisico’s is er onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie en risico’s. Het onderzoek dient eveneens voor inzicht in het groepsrisico en als kader voor de

verantwoording van het groepsrisico. Het onderzoek staat beschreven in paragraaf 6.7 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Er is bij de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid sprake van een geringe toename van het groepsrisico.

In het nieuwe externe veiligheid onderzoek is een groepsrisicotoename van circa 0,01 van de oriëntatiewaarde berekend. Ook bij de eerdere groepsrisicoberekening in het kader van de totale

ontwikkeling van Bergwijkpark was er sprake van een geringe toename van het groepsrisico. Op basis van het beleid hoeft het groepsrisico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen (en de ontwikkeling van Bergwijkpark en de uitbreiding van de Campus Diemen Zuid) niet te worden verlaagd. In het kader van de verantwoording van de risico’s die er zijn, en de groepsrisicotoename, worden in deze paragraaf de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid beschouwd.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Bij zelfredzaamheid wordt gekeken naar mogelijkheden voor ontvluchting en naar beperkt zelfredzame personen. De zelfredzaamheid is in het kader van enkele risicoscenario’s van belang. Het gaat om een BLEVE-scenario (druk- en hittegolf) en een toxisch scenario (giftige wolk/damp).

Bij een ‘koude’ BLEVE is voor ontvluchting of schuilen geen tijd. Bij het uitbreken van een toxische wolk dient men zich zo snel mogelijk af te sluiten van de giftige stoffen in de lucht. Waarschuwing is bij een

‘warme’ BLEVE en een toxisch scenario cruciaal.

Afgezien van de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en omgeving van invloed op hoe (optimaal) die zelfredding kan plaatsvinden. Vanwege de genoemde risicoscenario’s en de bijbehorende calamiteiten is het van belang dat het projectgebied goed te ontvluchten is en voldoende schuilmogelijkheden biedt. Hierbij is risicocommunicatie is ook zeer van belang. Bij de uitwerking van de woongebouwen en de directe omgeving is met de volgende onderdelen van zelfredzaamheid rekening gehouden:

- schuilmogelijkheden;

- vluchtwegen;

- positionering nooduitgangen;

- geen positionering functies met beperkt zelfredzame personen.

De schuilmogelijkheden zijn in de woongebouwen zelf. Tevens kan er worden gescholen in de naastgelegen woongebouwen.

Beperkt zelfredzame personen

Bij zelfredzaamheid behoeven de beperkt zelfredzame personen extra aandacht. Het gaat daarbij om personen die fysiek niet goed in staat zijn om te vluchten of om personen die niet verantwoordelijk kunnen of mogen zijn voor hun redding, zoals ouderen, kinderen en gehandicapten. In de woongebouwen worden geen functies voor beperkt zelfredzame personen mogelijk gemaakt. Tevens zijn de woningen in principe niet bestemd voor ouderen en gezinnen met kinderen. Ouderen die nog op zichzelf kunnen wonen (in een modern woongebouw) worden niet gezien als beperkt zelfredzaam. Voor kinderen die thuis zijn is er sprake van voldoende (zelf)redzaamheid van de kinderen, door de hulp van de ouders; dit in tegenstelling tot bij bijvoorbeeld een kinderdagverblijf (welke dan ook niet wordt toegestaan).

Vluchtmogelijkheden

In het gebied Bergwijkpark zijn in de huidige situatie al meerdere vluchtroutes die van de risicobron af gaan. Deze (hoofd)vluchtroutes blijven bij het voorgenomen deelproject, en ook in latere fases van de totale ontwikkeling van Bergwijkpark, bestaan. Om per fiets en te voet het projectgebied en Bergwijkpark te ontvluchten zijn er meerdere vluchtroutes, ook parallel aan de weg Bergwijkdreef. Op afbeelding 7.2 zijn de huidige en toekomstige vluchtroutes weergegeven.

Afbeelding 7.2 Vluchtroutes omgeving projectgebied CDZ-uitbreiding en Bergwijkpark

De ontvluchting uit de gebouwen is eveneens van belang. De woongebouwen van de CDZ-uitbreiding liggen binnen de reikwijdte van een BLEVE-scenario; daarom dienen de uitgangen te worden gesitueerd aan de risicoluwe zijde van de gebouwen of aan de zijde van de meest geschikte vluchtweg (dit geldt ook voor de andere woongebouwen in Bergwijkpark). De uitgangen dienen direct naar een weg/pad in

De ontvluchting uit de gebouwen is eveneens van belang. De woongebouwen van de CDZ-uitbreiding liggen binnen de reikwijdte van een BLEVE-scenario; daarom dienen de uitgangen te worden gesitueerd aan de risicoluwe zijde van de gebouwen of aan de zijde van de meest geschikte vluchtweg (dit geldt ook voor de andere woongebouwen in Bergwijkpark). De uitgangen dienen direct naar een weg/pad in

In document Ruimtelijke Onderbouwing (pagina 113-120)