• No results found

Aandachtspunten voor toekomstig beleid ten aanzien van armoedebestrijding

sectorale benadering en armoedebestrijding

8.3 Aandachtspunten voor toekomstig beleid ten aanzien van armoedebestrijding

Op basis van het voorgaande kunnen enkele aandachtspunten voor toekomstig beleid worden vermeld, die specifiek betrekking hebben op sectorsteun en armoe-debestrijding.

1. Sectorale benadering en armoedebestrijding

De in het beleid voor de sectorale benadering benadrukte wisselwerking tussen macro-micro niveau’s is beleidsmatig en in de praktijk op de achtergrond geraakt. De vraag is thans hoe de hulp aan het sectorbeleid beter afgestemd kan worden op een grotere doorwerking naar regionale en lokale bestuursniveaus. Daarbij is meer aandacht noodzakelijk voor de obstakels en belemmeringen voor de uitvoe-ring van het sectorbeleid op meso- en lokaal niveau. Aandacht voor capaciteitsver-groting en management op regionaal en lokaal bestuurlijk niveau blijft daarvoor belangrijk.

2. Mix van hulpmodaliteiten

De geconstateerde moeilijkheden om via steun aan het sectorbeleid van de centrale overheid de armen te bereiken, zijn geen reden om terug te keren naar de projecthulp van vóór de introductie van de sectorale benadering. Veel van de argumentatie om te streven naar een betere afstemming van de hulp op de beleids- en beheerskaders van de ontvangende overheden is nog steeds geldig. Wel zou bezien kunnen worden om, met name in die landen waar voortgang wordt geboekt met de uitvoering van de sectorale benadering, projectsteun strategisch(er) in te zetten voor innovatie, beleidsontwikkeling en waar nodig ter compensatie van de beperkingen van de centrale overheid om armen te bereiken. Projecthulp kan bovendien helpen om meer te investeren in een sectorbenadering van onderaf en meer voeling te houden met de resultaten van nationaal beleid op lokaal niveau. Projecthulp zou dan wel integraal onderdeel van sectorontwikke-ling moeten zijn.

3. De prioriteit voor sociale ontwikkeling

Er zijn verschillende redenen waarom de prioriteit voor hulp aan de sociale secto-ren aan heroverweging toe is:

a) Er is binnen de donorgemeenschap – mede onder invloed van de millenium doelstellingen – een toenemend aanbod voor hulp aan de sociale sectoren. In de meeste landen komt deze toename niet voort uit duidelijke afspraken over een werkverdeling tussen donoren.

V

an Projecthulp naar Sectorsteun

b) De beperkte absorptiecapaciteit van de centrale overheden van de ontvan-gende landen manifesteert zich in toenemende mate, nu meer donoren zich op dezelfde sociale sectoren richten.

c) Er zijn bedenkingen ten aanzien van de duurzaamheid van de investeringen in de sociale sectoren, vanwege het ontbreken van perspectief voor interne financiering van de lopende kosten, die de investeringen met zich mee bren-gen en vanwege de grote afhankelijkheid van externe financiering in de soci-ale sectoren

d) Het uitblijven van – of de vertraging in – verbetering van de inkomenssitu-atie van de arme bevolking maakt dat het perspectief voor eigen bijdragen op lokaal niveau voorlopig niet aan de orde is.

Nieuwe aandacht is nodig voor de economische dimensie van armoede in de arme regio’s. In de nieuwe generatie PRSPs en nationale ontwikkelingsplannen krijgen de productieve sectoren en economische ontwikkeling nadrukkelijk meer priori-teit. Daar kan bij worden aangesloten. Voor steun aan de productieve sectoren is een duidelijke afbakening van de taak van de overheid nodig. Aan institutionele ondersteuning daarvoor zou in dit verband hoge prioriteit moet worden gegeven.

Doelstellingen

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) voorziet in de behoefte aan onafhankelijke evaluatie van beleid en uitvoering ten aanzien van alle beleidsterreinen die vallen binnen de homogene groep buitenlanduitgaven (HGIS). De evaluaties stellen de ministers in staat aan het parlement verantwoor-ding af te leggen over het gevoerde beleid en de besteverantwoor-ding van middelen. Bij de uitvoering van evaluaties wordt naast verantwoording ook aandacht geschonken aan leren. Daarom wordt gestreefd naar inpassing van de resultaten van de eva-luatieonderzoeken in de kenniscyclus van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De rapporten die uit het onderzoek voortvloeien worden gebruikt als gerichte feedback om zowel beleidsintenties als uitvoering te verbeteren. Met de resultaten van eerdere trajecten in de hand kunnen beleidsmakers nieuwe interventies beter en doelgerichter voorbereiden.

Voorts adviseert IOB ten aanzien van de programmering en uitvoering van de zgn. decentrale evaluaties van beleidsdirecties en ambassades.

Aanpak en methodologie

IOB beschikt over een staf van ervaren onderzoekers en een eigen budget. Bij de uitvoering van evaluaties maakt IOB gebruik van externe deskundigen met spe-cialistische kennis van het onderwerp van onderzoek. Ten behoeve van de eigen kwaliteitsbewaking stelt IOB voorts voor elke evaluatie een referentiegroep samen waarin naast externe deskundigen ook belanghebbenden binnen het ministerie zitting hebben.

Programmering

IOB beschikt over een voortrollende meerjarenprogrammering die om de twee jaar wordt geactualiseerd. Deze programmering komt tot stand op basis van een eigen intern selectieproces op basis van een beoordeling van het politiek-maat-schappelijk, het beleidsmatig en het financieel belang van mogelijke onderwer-pen, alsmede een aantal brede consultaties binnen de verschillende geledingen

van Buitenlandse Zaken. De vastgestelde programmering wordt door de beide bewindslieden aan het parlement aangeboden.

Een organisatie in ontwikkeling

Sinds de oprichting van IOB in 1977 hebben er grote verschuivingen plaatsge-vonden in aanpak, aandachtsgebieden en verantwoordelijkheden. In de eerste jaren stonden de activiteiten van IOB in het teken van separate projectevaluaties ten behoeve van de minister voor ontwikkelingssamenwerking. Vanaf circa 1985 werden de onderzoeken omvangrijker en omvatten sectoren, thema’s of landen. Bovendien werden de rapporten van IOB aan het parlement aangeboden en daar-mede publiek. In 1996 vond een herijking van het buitenlands beleid plaats en werd het ministerie van Buitenlandse Zaken gereorganiseerd. Tijdens deze her-ijking, waarbij de naam van de Inspectie werd gewijzigd van IOV (Inspectie Ontwi kkelingssamenwerking te Velde) in IOB, werd het werkterrein van HGIS uitgebreid tot het volledige buitenlandse beleid van de Nederlandse overheid, waarin ontwik-kelingssamenwerking een belangrijke plaats inneemt.

Voorts wordt de laatste jaren gestreefd naar een uitbreiding van de samenwerking met evaluatiediensten van andere landen, onder meer in de uitvoering van geza-menlijke evaluaties. Tenslotte streeft IOB ook op methodologisch gebied naar ver-breding. De toepassing van statistische methoden van impactevaluatie is hiervan een recent voorbeeld.

De geschiedenis van IOB geeft grote verschuivingen in de aanpak en methodolo-gie van de evaluaties te zien. Wat echter door de jaren heen onveranderd is geble-ven, is de strikt onafhankelijke opstelling. In combinatie met de gedegen aanpak en de professionele evaluaties vormt dit het uiteindelijke bestaansrecht van IOB.

van het evaluatieonderzoek over