• No results found

Transparantie: een last, lust of een must?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transparantie: een last, lust of een must?"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijksuniversiteit Groningen

Transparantie: een last, lust of

een must?

De ontwikkeling van transparantie

in de maatschappelijke

(2)

Transparantie: een last, lust of een must

Transparantie: een last, lust of een must?

De ontwikkeling van transparantie in de maatschappelijke

verslaggeving

Naam: Sandra Sikkema

Studentnummer: 1383442

Opleiding: Master Accountancy

Faculteit: Bedrijfskunde en Economie

1

e

Begeleider: Pieter Jansen

Medebeoordelaar: Martijn Hendriks

Datum: juli 2007

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de masterscriptie, het eindproduct van de studie Accountancy & Controlling. In deze scriptie staat het onderwerp duurzaamheid centraal. Niet alleen in deze scriptie wordt er op dit moment aandacht aan geschonken maar ook in het hedendaagse nieuws staat dit onderwerp zeer centraal.

Voor het onderzoek, de uitwerking en de afronding van het onderzoek ben ik verschillende mensen mijn dank verschuldigd. Binnen KPMG, het bedrijf waar ik de kans kreeg om mijn tijd goed aan de scriptie te besteden, wil ik Martijn Hendriks bedanken. Hij heeft mij wegwijs gemaakt binnen KPMG en zorgde ook voor goede feedback op mijn resultaten waardoor ik weer verder kon. Verder gaat mijn dank uit naar de afstudeerbegeleider van de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Pieter Jansen. Ook hij zette mij altijd weer op de goede weg om mijn scriptie af te kunnen ronden.

Ten slotte wil ik mijn familie, vrienden en collega-afstudeerders bedanken, die in welke vorm dan ook hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze scriptie.

Sandra Sikkema Drachten, juli 2007

(4)

Samenvatting

Is transparant zijn over de resultaten van je onderneming in het maatschappelijke verslag een last, een lust of een must voor een bedrijf? Op deze vraag wordt in deze scriptie geprobeerd antwoord te geven.

Allereerst wordt algemene theorie over het ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ behandeld. Om vorm te geven aan een maatschappelijk verslag kunnen verschillende soorten regelgeving gebruikt worden (AA1000 standaard, richtlijnen, OECD-richtlijnen etc.). De meest gebruikte richtlijnen zijn toch de GRI-richtlijnen. In oktober 2006 is de nieuwste versie van deze richtlijnen gelanceerd. Doel van deze 3e generatie richtlijnen (G3-richtlijnen) is de maatschappelijke verslagen meer transparant en meer vergelijkbaar met elkaar te laten worden. In deze scriptie wordt onderzocht hoeveel energie de bedrijven nog moeten steken in het verder ontwikkelen van hun maatschappelijke verslagen om deze doelstelling te bereiken. Regelgeving/richtlijnen kunnen principle based of rule based opgesteld zijn, dit gegeven heeft weer een relatie met de mate van transparantie van deze regelgeving/richtlijnen. Aangezien dit onderzoek gaat over de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving, wordt ook het begrip transparantie behandeld. Tevens wordt ingegaan op de transparantiebenchmark (een onderzoek wat elk jaar uitgevoerd wordt door PWC naar de transparantie van de maatschappelijke verslagen.) Deze transparantiebenchmark vormt de basis voor het beslissingsinstrument waarmee het onderzoek in deze scriptie is uitgevoerd. Ook wordt de verificatie van de maatschappelijke verslagen door een externe accountant behandeld. Kan er geconcludeerd worden dat transparantie en verificatie positief met elkaar gerelateerd zijn of mag deze conclusie niet zo hard getrokken worden? Er wordt ingegaan op het feit of een accountant wel in staat is om een maatschappelijk verslag te controleren. Om de accountants hierbij te helpen, is de ontwerprichtlijn 3410 door het NIVRA ontwikkeld. Deze richtlijn geeft handreikingen over hoe een accountant de controle van een maatschappelijk verslag kan inrichten.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord

2

Samenvatting

3

Inhoudsopgave

4

Inleiding

6

Hoofdstuk 1 Probleemdefinitie

10

1.1 Aanleiding van het onderzoek

10

1.2 Probleemstelling

10

1.2.1 Doelstelling

11

1.2.2 Randvoorwaarden

11

1.2.3 Centrale vraag

11

Hoofdstuk 2 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

13

2.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

13

2.2 Ontwikkeling van de GRI-richtlijnen

15

2.3 GRI 2002 vs. G3 richtlijnen

18

2.4 Andere richtlijnen

20

Hoofdstuk 3 Principle Based vs. Rule Based

22

3.1 Principle based regelgeving

22

3.2 Rule based regelgeving

22

3.3 GRI richtlijnen Principle based of Rule based?

23

Hoofdstuk 4 Transparantie

25

4.1 Het begrip transparantie

25

4.2 Ontwikkeling van transparantie in maatschappelijke verslagen in

Nederland

26

4.3 Belangrijkste parameters om transparantie te meten

28

Hoofdstuk 5 Verificatie maatschappelijke verslagen

29

5.1 De rol van de accountant

29

5.2 Ontwerprichtlijn 3410

30

5.3 Maatschappelijke verslaggeving en accountantskantoren

30

Hoofdstuk 6 Deelvragen & conceptueel model

32

6.1 Deelvragen

32

(6)

Hoofdstuk 7 Onderzoeksopzet

35

7.1 Steekproef

35

7.2 Data

36

7.3 Onderzoeksmethode(n)

36

7.3.1 Beslissingsinstrument

37

Hoofdstuk 8 Resultaten

39

8.1 Beschrijvende statistiek

39

8.2 Beantwoording deelvragen

41

8.2.1 Transparantiebenchmark vs. Beslissingsinstrument

41

8.2.2 Verificatie van de maatschappelijke verslagen

42

8.2.3 G3 richtlijnen

43

Conclusie & Aanbevelingen

47

Beantwoording probleemstelling

47

Beperkingen

49

Vervolgonderzoek

49

Literatuurlijst

51

A

Bijlage: Beslissingsinstrument

B

Bijlage: Steekproef

C

Bijlage: Ranglijst Transparantie 2004 & 2005

D

Bijlage: Data steekproef

(7)

Transparantie: een last, lust of een must

Inleiding

‘Onze planeet heeft koorts’ zei de voormalig vice president van de Verenigde Staten Al Gore op de conferentie over duurzaamheid in oktober 2006. Volgens hem moeten bedrijven zich (nog) meer gaan focussen op de algemene waarden. De ernstige milieuvervuiling op aarde toont volgens hem dan ook aan dat ondernemers er niet goed aan doen om alleen maar te kijken naar de belangen voor de korte termijn. De toekomst schreeuwt om actie, als er niet snel iets gaat gebeuren dan gaat het mis met de planeet. Al Gore noemde de smeltende poolkappen als voorbeeld (de Volkskrant, oktober 2006).

Op deze conferentie werden ook de nieuwe G3 richtlijnen geïntroduceerd en met deze boodschap van Al Gore is het duidelijk dat er nog flink wat veranderd moet worden in het milieu om het smelten van de poolkappen tegen te gaan. Nu is dit natuurlijk niet het doel van de G3 richtlijnen maar misschien worden bedrijven zich nu nog bewuster van het feit dat maatschappelijk verantwoord ondernemen toch een belangrijke zaak is. Ook als gekeken wordt naar bijvoorbeeld het aantrekken van werknemers. Uit een rapport blijkt namelijk dat bedrijven die een sterke focus op maatschappelijk verantwoord ondernemen hebben meer in trek zijn bij werknemers dan bedrijven die dat niet doen. (het financieele dagblad, februari 2007)

Ook het nieuwe kabinet Balkenende 4 heeft in hun regeringsakkoord laten zien dat het oog heeft voor het milieu en alles wat er mee samengaat. Zij zijn namelijk van plan om 7 miljard euro uit te trekken het milieu. Dit geeft ook aan dat ook zij het milieu en daarmee indirect ook het maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk vinden (het financieele dagblad, februari 2007). Op 14 juni ’07 is het beleidsprogramma voor het kabinet gepresenteerd. De peiler ‘duurzame leefomgeving’ staat hier zelfs specifiek in benoemd. Het kabinet heeft vele acties gepland om Nederland meer bewust te maken van het feit dat een duurzame leefomgeving nodig is (beleidsprogramma, samen werken samen leven, 2007).

Barbara Majoor RA stelt dat de klassieke accountantsverklaring zijn langste tijd heeft gehad. Zij denkt dat de accountantsbureaus op zoek moeten gaan naar andere bronnen van inkomsten. De accountantsbureaus moeten volgens haar gaan innoveren. Een van de belangrijkste nieuwe innovaties op dit gebied is volgens haar de controle van de maatschappelijke verslagen. Hieruit is ook op te maken dat het

(8)

belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen groot is (Het Financieele Dagblad, juni 2007).

Het uiteindelijke doel van de invoering van de nieuwe G3-richtlijnen is de duurzaamheidverslagen transparanter en beter vergelijkbaar met elkaar te maken. De verschillende aandeelhouders kunnen op deze manier beter vergelijkingen trekken tussen verschillende bedrijven (hetzij in dezelfde sector of juist in een heel andere sector). Dit is voor het Global Reporting Initiative de noodzaak geweest om de GRI 2002 richtlijnen aan te passen.

Volgens mevr. K van Gennip (staatssecretaris van Economische Zaken) zijn sleutelbegrippen binnen het maatschappelijk verantwoord ondernemen; de transparantie, het afleggen van verantwoording en het hebben van een constructieve dialoog met de stakeholder. In haar toespraak bij de lancering van de nieuwe G3 richtlijnen gaf ze dit ook aan.

“Corporate social responsibility is closely linked to transparency. Transparency encourages companies to examine and improve their performance on a regular basis. Transparency also enables the public to examine companies’ efforts and results, and if necessary, to engage them in dialogue. We want companies to show what they practice and practice what they preach. That is why promoting transparency is an important element of my CSR policy.” (staatssecretaris van Economische Zaken, mevr. K. van Gennip)

Het Ministerie van Economische Zaken laat elk jaar een transparantieonderzoek uitvoeren, genaamd de transparantiebenchmark. Het doel van deze transparantiebenchmark is inzicht geven in de transparantie van de verslaggeving op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het effect van transparantie in een maatschappelijk verslag is namelijk dat een bedrijf zich kwetsbaar opstelt en door zijn stakeholders kan worden aangesproken op het gevoerde beleid. Het indirecte doel dat de transparantiebenchmark ook heeft, is ondernemingen stimuleren om transparanter te zijn in hun duurzaamheidverslag. (transparantiebenchmark 2006) Er wordt in deze transparantiebenchmark alleen niet weergegeven op welke manieren ondernemingen kunnen proberen om transparanter

(9)

in hun maatschappelijke verslag te zijn. Dit wil ik met mijn scriptie proberen toe te voegen.

De transparantiebenchmark kijkt ook alleen maar of bedrijven bepaalde punten in hun maatschappelijk verslag aanstippen maar niet naar de ontwikkeling op dit punt. De onderneming is meestal wel zo transparant dat ze de CO2 uitstoot in hun maatschappelijk verslag weergeven maar dan weer niet zo transparant om te rapporteren dat ze eigenlijk onder het landelijke gemiddelde zitten. Met deze scriptie wil ik aantonen of de maatschappelijke verslagen van de bedrijven werkelijk zo transparant zijn als naar voren komt uit de transparantiebenchmark (Volkskrant, 2007).

Ook speelt het feit dat de maatschappelijke verslagen van de verschillende ondernemingen niet echt met elkaar te vergelijken zijn. Er zijn veel verschillende richtlijnen om een maatschappelijk verslag in te richten. Ondernemingen kunnen rapporteren via de al eerder genoemde GRI- richtlijnen maar kunnen ook de OECD-richtlijnen of de AA-1000 standaard gebruiken. Ook al gebruiken de ondernemingen wel dezelfde richtlijnen om hun maatschappelijk verslag in te richten dan nog is er vaak moeilijk een vergelijking te trekken omdat de ene onderneming wel gebruikt maakt van de sector specifieke supplementen en de andere onderneming juist weer niet.

In het najaar van 2006 zijn de nieuwe richtlijnen (G3-richtlijnen) van het GRI ingevoerd. Deze hebben als doel om de maatschappelijke verslagen transparanter te maken dan bij de GRI 2002 richtlijnen nu het geval was. De ondernemingen moeten veel meer hun resultaten, doelstellingen en ontwikkelingen op een bepaalde indicator laten zien. Met deze scriptie wil ik laten zien in hoeverre de bedrijven hier al mee bezig zijn en hoeveel ‘moeite’ de bedrijven nog moeten doen om hun maatschappelijke verslagen aan te passen aan de nieuwe GRI richtlijnen.

In een artikel van Brammer et al (2006) wordt vermeld dat de bedrijven een steeds grotere sociale/maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en dat de druk om met deze verantwoordelijkheid als grote onderneming wat te doen steeds groter wordt. (Brammer et al, 2006). Het maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt een steeds centralere plek in het bedrijfsleven in. Het is daarom dat ik mij voor dit

(10)

onderwerp interesseer en vandaar ook mijn scriptie over een onderwerp schrijf dat met maatschappelijk verantwoord ondernemen te maken heeft.

(11)

Hoofdstuk 1 Probleemdefinitie

In dit hoofdstuk staat de probleemstelling centraal. Wat is de aanleiding voor het onderzoek geweest? Hoe gaat het onderzoek uitgevoerd worden en welke randvoorwaarden zijn er?

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is de laatste tijd een belangrijk thema geweest voor de ondernemingen. In oktober 2006 is de derde generatie van de richtlijnen ingevoerd die het Global Reporting Initiative (GRI) heeft opgesteld. Het doel van deze derde generatie richtlijnen (G3) is de maatschappelijke verslagen, die de bedrijven publiceren, meer vergelijkbaar en meer transparant te maken. De verschillende aandeelhouders kunnen op deze manier betere vergelijkingen trekken tussen de verschillende maatschappelijke verslagen van de ondernemingen. Er wordt voornamelijk ingegaan op de derde generatie richtlijnen, maar er zal ook worden verwezen naar de GRI richtlijnen van 2002 (ook wel de tweede generatie richtlijnen genoemd). De invoering van de nieuwe G3 richtlijnen en het feit dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een ‘hot item’ is, is voor mij de aanleiding geweest om naar dit onderwerp onderzoek te doen. De transparantiebenchmark (dit onderzoek wordt elk jaar uitgevoerd om te kijken hoe transparant de ondernemingen in hun maatschappelijke verslag rapporteren) onderzoekt de kwantiteit van de maatschappelijk verslagen. De transparantiebenchmark kijkt alleen maar of een onderneming rapporteert over een bepaalde prestatie-indicator en niet wat de betekenis achter dat cijfer is. Ik wil met dit onderzoek voornamelijk kijken naar de kwaliteit van de gegevens die gerapporteerd worden in maatschappelijke verslagen of over het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen.

1.2 Probleemstelling

Volgens de Leeuw (2002) bestaat een probleemstelling uit een doelstelling, een centrale vraag, een aantal deelvragen en randvoorwaarden. Deze komen in de volgende paragraven aan bod.

(12)

1.2.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is als volgt:

Inzicht geven in de voltooiing van de doelstelling op het gebied van transparantie van de derde generatie richtlijnen (G3-richtlijnen) en inzicht geven in het feit of de bedrijven klaar zijn voor de invoering van de G3 richtlijnen.

Ik wil met dit onderzoek aantonen of de doelstelling die het Global Reporting Initiative zich heeft gesteld, gehaald kan worden en tevens wil ik aantonen hoeveel moeite de bedrijven nog moeten doen alvorens deze doelstelling van het GRI behaald wordt. Om dit onderzoek af te ronden zijn er wel een aantal randvoorwaarden aan gesteld. Deze worden in de volgende paragraaf benoemd.

1.2.2 Randvoorwaarden

Het onderzoek beperkt zich alleen tot de doelstelling die het GRI zich heeft gesteld op het gebied van transparantie. Het GRI heeft zich nog wel een aantal andere doelen gesteld, maar deze kunnen in het betreffende tijdsbestek niet allemaal onderzocht worden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in 4 maanden (de periode maart t/m juni) en ook dit kan worden gezien als een randvoorwaarde.

Deze doelstelling en de opgestelde randvoorwaarden leiden tot de volgende centrale vraag.

1.2.3 Centrale vraag

De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt als volgt:

In hoeverre zijn de cijfers in het maatschappelijke verslag daadwerkelijk transparant te noemen en hoeveel moeite moeten de ondernemingen doen om in 2007 te voldoen aan de G3 richtlijnen?

Om deze centrale vraag te beantwoorden wordt eerst aandacht besteed aan de theorie die over dit onderwerp bekend is. Er wordt eerst algemene theorie over het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen behandeld. Daarna wordt ingegaan op het feit of de GRI richtlijnen principle based of rule based zijn opgesteld. Het feit of richtlijnen Principle based of rule based zijn opgesteld, kan effect hebben op de transparantie van de richtlijnen. Ook wordt de verificatie van de maatschappelijke verslagen door externe accountants behandeld. Dit onderzoek gaat over de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving en daarom

(13)

wordt de ontwikkeling van de transparantie, aan de hand van de transparantiebenchmark, geschetst.

Eerst wordt de literatuur die al bekend is over het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen behandelen. Vanuit deze theorie wordt daarna de onderzoeksopzet en de opstelling van de deelvragen behandeld. De resultaten van het onderzoek worden uiteengezet en in het laatste hoofdstuk wordt de conclusie op de centrale vraag geformuleerd.

(14)

Hoofdstuk 2 Maatschappelijk verantwoord

ondernemen

In dit hoofdstuk komt het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de orde. Ook zal worden ingegaan op de regelgeving die bij maatschappelijk verantwoord ondernemen om de hoek komt kijken. De nieuwe G3-richtlijnen worden uitgelegd en het verschil met de GRI2002-richtlijnen zal ook aan de orde komen. In dit hoofdstuk worden vragen beantwoord als: wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen? Zijn de GRI-richtlijnen principle based of rule based opgesteld en wat zijn de belangrijkste verschillen hiertussen? En welke regelgeving wordt bij het inrichten van een maatschappelijk verslag gebruikt?

2.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen staat onder vele termen bekend in de literatuur. Zo wordt in het Engels de term corporate sustainability development gebruikt. Een andere term die ook vaak gebruikt wordt is triple bottom line

reporting. In het Nederlands wordt de term duurzaamheidverslag vaak gebruikt als

het gaat om de verslagen waarin bedrijven rapporteren over het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook wordt vaak de term maatschappelijk verslag gebruikt. In het vervolg van deze scriptie wordt de term het maatschappelijke verslag of maatschappelijk verantwoord ondernemen gebruikt.(Broekhof en Sijtsma, 2006)

Wat wordt verstaan onder maatschappelijk verantwoord ondernemen? Als een bedrijf aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) doet, dan heeft het niet alleen oog voor de winst. De onderneming vindt aspecten als; het effect dat zijn onderneming heeft op het milieu en de werkomstandigheden voor zijn werknemers ook belangrijk.

Het thema “maatschappelijk verantwoord ondernemen” staat de laatste jaren hoog op de politieke en bedrijfsagenda. Het is om het zo maar te zeggen een ‘hot issue’. Het is niet een thema van de laatste jaren, want zelfs in 1953 heeft Dhr Bowen al een definitie voor corporate social responsibility gegeven:

“It refers to the obligations of businessmen to pursue those policies, to make those

decisions, or to follow those lines of action which are desirable in terms of the objectives and values of our society” (geciteerd uit Caroll, 1999).

(15)

Deze definitie is breed en geeft ook nog niet duidelijk weer wat de kern van maatschappelijk verantwoord ondernemen is. Daarom zijn in de loop van de tijd de definities steeds verfijnder geworden. In de jaren ’90 won de definitie van Elkington aan populariteit, hij vond dat het voornamelijk te maken had met de drie P’s: people, planet en profit. Dit staat beter bekend onder de term triple bottom line. (Broekhof en Sijtsma, 2006) In deze scriptie wordt de definitie van Elkington gebruikt, omdat deze ook de peilers beschrijft waarop de GRI richtlijnen gebaseerd zijn.

Niet alleen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bestaan vele definities en vele benamingen. Ook voor het maatschappelijke verslag zijn er verschillende synoniemen en definities. In de striktste zin van het woord betekent het: “een publiek verslag waarin de prestaties van de onderneming op economisch, milieu en sociaal niveau vermeld zijn” (Schaltegger et al, 2002). In deze scriptie wordt onder het maatschappelijke verslag de term van Schaltegger et al (2002) verstaan.

Niet alle bedrijven die wel aan maatschappelijk verantwoord ondernemen doen, publiceren ook daadwerkelijk een maatschappelijk verslag. Volgens Daub (2006) zijn er verschillende redenen waarom bedrijven juist wel of juist niet een maatschappelijk verslag publiceren. Het hangt volgens Daub (2006) af van de grootte van de onderneming. Hoe groter de onderneming, des te groter wordt ook het belang van de stakeholders en uiteindelijk de roep om een maatschappelijk verslag te publiceren (Daub, 2006). Andere redenen waarom bedrijven een maatschappelijk verslag publiceren zijn: operationele kosten verminderen, relatie met de stakeholders verbeteren en laten zien dat de onderneming moeite doet om hun activiteiten in lijn te brengen met maatschappelijke codes. (Morhardt et al, 2002)

Zelfs het Burgerlijk Wetboek is aangepast voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het artikel 2:391 BW gaat over de inhoud van het jaarverslag (het directieverslag). De uitvoeringswet heeft er voor gezorgd dat het jaarverslag ook aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen mag bevatten. Deze wetswijziging vloeide voort uit de Europese Moderniseringsrichtlijn (Lambooy, 2006)

‘Indien noodzakelijk voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen, omvat de analyse zowel financiële als niet-financiële indicatoren, met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden’ (geciteerd uit art 2:391 BW)

(16)

Er staat nu dus in de wet bepaald dat als het noodzakelijk is, een onderneming en zijn groepsmaatschappijen over milieu en sociale indicatoren moeten rapporteren. Aangezien het ook over de groepsmaatschappijen gaat, moet er dus over de wereldwijde activiteiten gerapporteerd worden en niet alleen over activiteiten in Nederland. Het is nu dus nog niet een verplichting (Lambooy, 2006). In de toekomst kan het wel verplicht worden gesteld en dan moeten de ondernemingen daar wel klaar voor zijn. Ik denk dat het voornamelijk een verplichting zal worden omdat de druk van de externe aandeelhouders om verplichte controle van een maatschappelijk verslag hoger zal worden. De externe aandeelhouders zien ook steeds meer het belang in van maatschappelijk verantwoord ondernemen en willen zekerheid hebben omtrent de juistheid van een maatschappelijk verslag. De ondernemingen moeten er daarom, vind ik, rekening mee houden dat het binnen korte tijd wel een verplicht kan worden.

2.2 Ontwikkeling van de GRI-richtlijnen

Het Global Reporting Initiative(GRI) is een instituut dat richtlijnen heeft ontwikkeld waarmee bedrijven hun maatschappelijke verslag kunnen inrichten. In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkeling van deze richtlijnen.

Een bedrijf kan op dit moment op zijn eigen manier invulling geven aan het duurzaamheidverslag; een verplicht ‘format’ voor het opstellen van een duurzaamheidverslag ontbreekt. De richtlijnen van het GRI zijn ontwikkeld om de bedrijven een handreiking te geven, op welke wijze de bedrijven eventueel het duurzaamheidverslag kunnen inrichten. De missie die het GRI zich dan ook heeft gesteld is: “voorzien in de behoefte om een raamwerk te ontwikkelen voor een eenduidig duurzaamheidverslag” (G3-Richtlijnen, 2006). In 1997 is het GRI hiermee begonnen en inmiddels zijn in oktober 2006 de derde generatie richtlijnen gelanceerd.

(17)

In figuur 1 is te zien hoeveel tijd en moeite er gestoken moet worden in het schrijven van een maatschappelijk verslag. In fase 5 ontwikkelt de onderneming een maatschappelijk verslag waar enerzijds veel tijd en moeite in zit maar anderzijds wel tegemoet komt aan de informatiebehoefte van de belanghebbenden van de onderneming. Deze afweging moet de onderneming zelf maken.

Als er dan ook gekeken wordt naar het doel van duurzame ontwikkeling: “voorzien in de behoeften van de samenleving op dit moment zonder schade te doen aan de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien” dan is het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen groot te noemen. De ondernemingen kunnen er met hun beleid dan voor zorgen dat de voorraden/voorzieningen nog niet uitgeput raken voor de volgende generaties (G3-Richtlijnen, 2006). Om de belanghebbenden te laten weten wat de onderneming aan duurzame ontwikkeling doet en om te laten zien wat de effecten van de bedrijfsvoering zijn, is het duurzaamheidverslag ingevoerd.

In het algemeen is het doel van duurzaamheidverslaggeving: verslag doen aan interne en externe belanghebbenden om te laten zien wat de onderneming aan duurzame ontwikkeling heeft gedaan (GRI richtlijnen, 2002). Het primaire doel van de derde generatie richtlijnen is, de duurzaamheidverslagen van verschillende soorten bedrijven met elkaar vergelijkbaar en meer transparant te maken (G3-Richtlijnen, 2006).

(18)

Figuur 2.2 Het GRI-verslaggevingsraamwerk (GRI, 2002)

Bedrijven die volgens de GRI-richtlijnen rapporteren moeten dit vermelden in hun duurzaamheidverslag en moeten dan rapporteren via het GRI-verslaggevingsraamwerk. Dit raamwerk omvat de elementen waaruit een duurzaamheidverslag bestaat. De GRI-richtlijnen bestaan namelijk uit 3 delen: protocollen en principes over hoe een onderneming kan rapporteren en er zijn standaard toelichtingen te krijgen over onderwerpen die in het maatschappelijke verslag gerapporteerd moeten worden. In figuur 2 is dit samengevat (GRI, 2002). Ook zijn er voor verschillende sectoren supplementen te verkrijgen, die specifiek gelden voor die sector (vb. Telecommunicatiebedrijven, banken etc.). (G3-richlijnen, 2006)

Op dit moment zijn er al 3 opeenvolgende generaties richtlijnen door het GRI ontwikkeld. De eerste generatie zijn de richtlijnen van 2000. Deze zijn ontwikkeld toen het maatschappelijk verantwoord ondernemen nog in de kinderschoenen stond. In het jaar 2002 zijn de tweede generatie richtlijnen vastgesteld. De nadruk bij de tweede generatie richtlijnen lag voornamelijk op het punt van de verbetering van de verslaggeving. Het GRI heeft bij de invoering van deze richtlijnen een raamwerk ontwikkeld op welke manier de bedrijven over maatschappelijk verantwoord ondernemen konden rapporteren. (GRI, 2002)

In oktober 2006 zijn zoals al eerder vermeld werd in de scriptie, de derde generatie richtlijnen ingevoerd. Bij deze richtlijnen ligt de nadruk voornamelijk op de transparantie en de berekening achter de cijfers in het maatschappelijke verslag.

(19)

Kritiek op de vorige generatie richtlijnen was voornamelijk dat de maatschappelijke verslagen niet met elkaar te vergelijken waren. (G3, 2006)

De ontwikkeling van maatschappelijke verslaggeving is zoals eerder al vermeld, de laatste jaren in een stroomversnelling terecht gekomen. Dit is voornamelijk te danken aan het feit dat maatschappelijke verantwoord ondernemen drijft op het idee dat de onderneming verantwoordelijk is voor zijn daden. Dit betekent dat wanneer een onderneming een goede reputatie in de markt wil opbouwen, de onderneming inzicht moet geven in de gevolgen van zijn daden (Perrini, 2005)

2.3 GRI 2002 vs. G3 richtlijnen

In 2002 op de ‘world summit for sustainable development’ werden de richtlijnen 2002 geïntroduceerd, die geprezen werden om hun technische verbeteringen. Bijna 4 jaar later zijn er alweer nieuwe richtlijnen gelanceerd. (GRI a, 2006) In deze paragraaf worden de belangrijkste verschillen tussen deze twee richtlijnen onder de loep genomen.

De ontwikkeling van de nieuwe richtlijnen heeft voornamelijk te maken met het feit dat de context van duurzaamheidverslaggeving zo snel veranderd. In 2002 waren bijvoorbeeld minder dan 100 bedrijven die de richtlijnen gebruikten om hun maatschappelijke verslag mee in te richten. Nu gebruiken bijna 850 ondernemingen de richtlijnen om te rapporteren over hun duurzaamheid. Ook de toegenomen kennis op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft er toe geleid dat men het nodig vond om een nieuwe generatie richtlijnen te ontwikkelen. Ook de verificatie van een maatschappelijk verslag door een externe accountant, hierover werd in 2002 nog helemaal niet gesproken, heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de G3-richtlijnen. De G3-richtlijnen zijn zo opgesteld dat het voor een extern accountant meer handvaten biedt om een maatschappelijk verslag te controleren (GRI a, 2006).

Het belangrijkste doel van de G3 richtlijnen was het ontwikkelen van richtlijnen die een grote stap voorwaarts zetten om maatschappelijk verslaggeving routine en meer vergelijkbaar met elkaar te maken. De belangrijkste verschillen tussen de GRI 2002 en de G3 richtlijnen staan hieronder aangegeven (GRI a, 2006)

Door de structuur van de richtlijnen te verbeteren, wordt geprobeerd om het proces van het rapporteren over duurzaamheid beter te leiden. Hierdoor worden de richtlijnen praktischer en beter te begrijpen voor de ondernemer. (GRI a, 2006)

(20)

Aangezien er bij de gewone jaarverslagen ook steeds meer aandacht aan risicomanagement wordt besteed, komt dit ook terug bij de maatschappelijke verslagen. De ondernemingen moeten rapporteren over hun strategie over duurzaamheidonderwerpen en bovendien moeten de ondernemingen belangrijke risico’s en kansen identificeren (GRI a, 2006)

In 2002 waren de richtlijnen het verslaggevingraamwerk. In dit verslaggevingraamwerk, werden alle elementen die het maatschappelijke verslag moest bevatten, behandeld. Uit onderzoek is voortgekomen dat de ondernemers dit niet handig vonden en daarom is er bij de G3 richtlijnen voor gekozen om de richtlijnen in 3 aparte delen op te delen. (GRI a, 2006)

Een andere belangrijke uitdaging die het GRI is aangegaan bij het ontwerpen van de G3 richtlijnen was de prestatie-indicatoren aanpassen zodat deze meer prestatiegericht konden meten. (GRI a, 2006). Hiermee wordt geprobeerd om de maatschappelijke verslagen transparanter te krijgen. Ook kunnen belanghebbenden de maatschappelijke verslagen nu ook beter met elkaar vergelijken en zijn de richtlijnen nu veel duidelijker opgesteld. Het GRI heeft voor elke prestatie-indicator een protocol ontwikkeld. De ondernemingen moeten via dit protocol rapporteren over een bepaalde prestatie-indicator (GRI a, 2006). Zo wordt geprobeerd om bedrijven alle prestaties op dezelfde manier te laten rapporteren wat de vergelijkbaarheid van de maatschappelijke verslagen ten goede komt.

In figuur 3 zijn deze relaties in een plaatje te zien.

(21)

Op het moment gebruiken ondernemingen veelal verschillende prestatie-indicatoren in hun maatschappelijke verslagen. Het maatschappelijk verantwoord ondernemen zal uiteindelijk deel van de strategie van een onderneming worden. Het helpt het management om doelen te stellen en zal uiteindelijk een permanente en lange term bron van informatie worden (Herremans en Herschovis, 2006). Dit laat wel zien dat het nodig is om als onderneming te investeren in het maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.4 Andere richtlijnen

Het GRI is niet de enige instantie die richtlijnen heeft ontwikkeld voor maatschappelijke verslaggeving.

Het GRI is wel 1 van de grootste instanties die de ontwikkeling van deze richtlijnen op zich heeft genomen, maar zeker niet de enige. In deze paragraaf wordt dan ook kort ingegaan op richtlijnen die ondernemingen ook zouden kunnen gebruiken om hun maatschappelijke verslag in te richten.

De OECD-richtlijnen voor multinationale ondernemingen hebben als doel:

Waarborgen dat de activiteiten van de multinationale ondernemingen in overeenstemming met het overheidsbeleid zijn, het wederzijdse vertrouwen tussen de ondernemingen en de samenlevingen waarin zij actief zijn te verstevigen, het investeringsklimaat voor buitenlandse ondernemingen te verbeteren en de bijdrage van de multinationale ondernemingen aan duurzame ontwikkeling te vergroten. (geciteerd uit: OECD-richtlijnen,1976)

Acceptatie van deze OESO-richtlijnen door een onderneming is vrijwillig en niet bij wet afdwingbaar. In deze richtlijnen zijn wel belangrijke onderwerpen opgenomen zoals: kinderarbeid, dwangarbeid, mensenrechten, corruptie en consumentenbescherming (OECD-richtlijnen, 1976)

Een andere standaard die ook vaak gebruikt wordt is de standaard AA1000. De AA1000 is een standaard die ontwikkeld is om de prestaties van ondernemingen op het gebied van maatschappelijke verslaggeving te verbeteren. Het bestaat, net als de GRI-richtlijnen, uit een framework en prestatie-indicatoren. Deze richtlijnen geven net als de GRI-richtlijnen een goede basis om over maatschappelijk verantwoord ondernemen te rapporteren (AA1000, 1999).

(22)

In Nederland zijn er door de Raad van de Jaarverslaggeving ook richtlijnen ontwikkeld, maar deze richtlijnen zijn gebaseerd op de richtlijnen van het GRI. Deze richtlijnen zijn voornamelijk ontwikkeld om de kleinere bedrijven, die ook willen rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen, minder uitgebreide richtlijnen mee te geven. (RVJ 400, 2002)

(23)

Hoofdstuk 3 Principle Based vs. Rule Based

Regelgeving kan principle based of rule based opgesteld worden. Dit heeft ook gevolgen voor de transparantie van de verslagen. In dit hoofdstuk komen de verschillen tussen deze 2 soorten regelgeving en de invloed van beide soorten regelgeving op de transparantie aan de orde.

3.1 Principle based regelgeving

Regelgeving die op principes is gebaseerd, houdt in dat er geen gedetailleerde set van regels aan ten grondslag ligt. De principes worden meestal ontleend aan de bedrijfseconomie en vormen meestal algemene uitgangspunten voor de waardering en resultaatbepaling (Ter Hoeven, 2005).

Het nadeel van de principle based regelgeving is dat het fraude praktijken meer in de hand werkt. Bedrijven kunnen hun eigen interpretatie aan regelgeving geven en daardoor ontstaat sneller fraude. Desalniettemin is het ook niet zo dat er geen fraude meer is als regelgeving rule based is. De US GAAP zijn bijvoorbeeld rule based en in de US vinden nog steeds fraude zaken plaats (Ter Hoeven, 2005).

3.2 Rule based regelgeving

Het kenmerk van rule based regelgeving is dat het gebaseerd is op regels die gericht zijn op het afdekken van specifieke situaties met een voorschrift.

Ter Hoeven (2005) citeert Nelson en Schipper (2003) over de voordelen van rule based regelgeving:

- Vergelijkbaarheid tussen ondernemingen neemt toe;

- Vermindering van aan het management aangeboden ruimte voor het bepalen en toepassen van de verslaggevingregels;

- Toename van de verifieerbaarheid door accountants;

- Toename van de communicatie van de bedoelingen van de regelgevers. (Ter Hoeven, 2005, blz 476)

Aan deze voordelen kleven natuurlijk ook een aantal nadelen. Aangezien er nu veel regels zijn opgesteld, moet ook gecontroleerd worden of al deze regels wel nageleefd worden. Dit houdt dat er checklisten ingevuld moeten worden en als dat lange checklisten zijn, komt dit de kwaliteit van de controle niet ten goede. De accountant

(24)

is dan veel tijd kwijt aan het controleren van deze regels en houdt dan vrijwel geen tijd meer over om ook diep op een post in te gaan (ter Hoeven, 2005).

Hieronder is een tabel opgenomen waarin 3 niveaus van regelgeving worden onderscheiden. Type A is gebaseerd op principes en kan dus op veel manieren geïnterpreteerd worden. Type C is de pure rule based regelgeving, veel regeltjes en voor elke situatie is wel een regel bedacht. Type B combineert de voordelen van type A en type C en is daarom de meest wenselijke regelgeving om te gebruiken (Alexander & Jermakowicz, 2006)

Figuur 3.1 Soorten van regelgeving (Alexander & Jermakowicz, 2006)

3.3 GRI richtlijnen Principle based of Rule based?

De GRI richtlijnen zijn meer gebaseerd op principes dan op regels. Alhoewel er steeds meer regels ingevoerd worden bij GRI richtlijnen, zijn de GRI richtlijnen grotendeels nog gebaseerd op principes. Bedrijven kunnen hun eigen invulling geven aan de rapportage over een bepaalde prestatie-indicator. Zolang er aangegeven wordt waarom een bepaalde prestatie-indicator buiten beschouwing wordt gelaten dan is het goed. Er zijn geen regels dat een bedrijf alle prestatie-indicatoren moet aanstippen, wil een onderneming een goedkeurende accountantsverklaring bij het maatschappelijke verslag.

Toch zijn er, sinds de invoering van de G3 richtlijnen, ook bij de GRI richtlijnen wel regels waar een bedrijf zich aan moet houden. De onderneming mag zelf kiezen of die rapporteert over een bepaalde prestatie-indicator maar als de onderneming deze prestatie-indicator opneemt dan moet wel het protocol voor deze indicator gevolgd

(25)

worden. Dit was voorheen, bij de GRI 2002 richtlijnen, nog niet het geval. (GRI richtlijnen 2002, G3 richtlijnen 2006)

Concluderend is het dus zo dat de onderliggende toon van de GRI richtlijnen principle based is, maar dat de verdere invulling van de prestatie-indicatoren rule based is.

(26)

Hoofdstuk 4 Transparantie

In dit hoofdstuk wordt het begrip transparantie behandeld. Wat wordt er verstaan onder het begrip transparantie en hoe kunnen de ondernemingen dit het beste verwerken in hun verslag?

4.1 Het begrip transparantie

Als uit de “Dikke van Dale” geciteerd wordt dan staat daar de volgende omschrijving in: doorzichtig, doorschijnend oftewel openheid (Dikke van Dale, 2006). In de economische literatuur is als definitie voor transparantie deze omschrijving te vinden: ‘Transparantie is dat informatie gelijk is ongeacht uit welk

gezichtspunt er naar die informatie gekeken wordt’ (www.wikiation.nl)

Hieruit komt naar voren dat als een bedrijf transparant wil zijn dat het er dan voor moet zorgen dat vanuit elk gezichtspunt informatie hetzelfde beoordeeld wordt. Er mogen dan niet andere conclusies worden getrokken. Een voorbeeld is dat een onderneming zelf zegt dat de CO2 uitstoot met 5% is gedaald, maar verteld er niet bij dat de landelijke daling 10% is geweest. Een belanghebbende zou als die niet weet dat de landelijke daling 10% was, een daling van 5% heel goed vinden. Nu de belanghebbende weet dat de onderneming onder het landelijke gemiddelde zat, trekt de belanghebbende andere conclusies. De belanghebbende vindt de daling van 5% nu minder goed, want het bedrijf heeft niet boven het gemiddelde gepresteerd.

Op strategisch niveau hebben veel ondernemingen wel nagedacht over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ze rapporteren volgens de GRI richtlijnen en vinden daarom zelf dat de onderneming op deze manier maatschappelijk verantwoord is. Onderzoek van Moneva et al (2006) heeft aangetoond, dat veel ondernemingen de GRI richtlijnen op hun eigen manier gebruiken. Ze rapporteren dus eigenlijk niet helemaal zoals het zou moeten volgens de richtlijnen van de GRI en op deze manier zijn ze minder maatschappelijk verantwoord bezig dan de onderneming eigenlijk dacht (Moneva et al. 2006).

Volgens “transparability bv”, een onderneming die gericht is op het controleren en ontwerpen van maatschappelijke verslagen, moet er vooral duidelijk gecommuniceerd worden in het maatschappelijke verslag. Hetgeen dat wordt vermeld in een maatschappelijk verslag moet in duidelijke taal worden

(27)

opgeschreven. Op deze manier creëer je vertrouwen bij de belanghebbenden. (www.transparability.nl)

4.2 Ontwikkeling van transparantie in maatschappelijke

verslagen in Nederland

Het Ministerie van Economische Zaken geeft vanaf 2004 al opdracht aan Berenschot NV1 om de transparantie op het gebied van maatschappelijke verslaggeving te onderzoeken. Het doel van de onderzoeken is inzicht geven in de transparantie van maatschappelijk verslagen op punten die met duurzaamheid te maken hebben. Zij onderzoeken hierbij alleen of er iets over dat punt vermeld staat en kijken verder niet naar de essentie van wat er staat. (Berenschot, 2004)

In 2004 is Berenschot begonnen met de transparantiebenchmark. Vanaf 2001 deed Berenschot NV al onderzoek naar verslaggeving op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar dat was nog niet zo uitgebreid als de transparantiebenchmark. In 2004 werd het maatschappelijke verantwoord ondernemen steeds bekender en daardoor was het Ministerie van Economische Zaken van mening dat er onderzoek gedaan moest worden naar de transparantie van deze verslagen. Belanghebbenden baseerden hun beslissingen steeds meer op de maatschappelijke verslagen en daarom moet de informatie die gegeven wordt in het maatschappelijke verslag wel transparant zijn. (Berenschot, 2004)

In 2004 stond ABN AMRO op de 1e plaats op de transparantiebenchmark. In dat jaar publiceerden nog niet veel bedrijven een apart maatschappelijk verslag. De transparantiebenchmark onderkent 6 verschillende groepen waarin een bedrijf ingedeeld kan worden. De beste bedrijven komen terecht in de ‘voorhoede’ en de slechtste bedrijven komen terecht in de ‘bezemwagen’. De categorieën daar tussen in zijn als volgt: subtoppers, kanshebbers, zoekers en hekkensluiters. In dat jaar zaten 33% van de onderzochte bedrijven in de categorie ‘zoekers’. Een kleine 12% van de ondernemingen mocht zich bij de ‘voorhoede’ scharen of zich een ‘subtopper’ noemen. (Berenschot, 2004)

1

Berenschot NV is een onderzoeksbureau dat in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek heeft gedaan naar de transparantie van de maatschappelijke verslagen. Dit onderzoek wordt

(28)

De indeling van de groepen (voorhoede, subtoppers, kanshebbers, zoekers, hekkensluiters en bezemwagen) wordt gedaan door de laagst behaalde score af te trekken van de hoogst behaald score en het restant te delen door 5. De laatste categorie wordt niet meegenomen omdat in deze groep bedrijven zitten die geen maatschappelijk verslag hebben uitgebracht. In figuur 2.1 is deze indeling te zien.

Figuur 4.1: Transparantieladder 2004 (Berenschot, 2004)

In 2004 was nog duidelijk te zien dat het rapporteren over de maatschappelijke activiteiten bij veel bedrijven nog in de kinderschoenen stond.

In 2005 was ABN AMRO, net als in 2004, het meest transparant over zijn maatschappelijke activiteiten. De meeste bedrijven verbeterden hun score van 2005 t.o.v. hun score van de transparantiebenchmark 2004. De gemiddelde score die de ondernemingen haalden steeg van 44.6 punten naar precies 45.0 punten, een heel lichte stijging. Net als in 2004 was de groep ‘zoekers’ nog steeds het grootst. Deze groep heeft met 30 % nog altijd de overhand. Wat ook opvallend is, is dat de groep voorhoede en subtoppers stabiel is gebleven. In 2004 zat 12% van de ondernemingen in deze groep en ook in 2005 zat 12% van de ondernemingen in deze groep. (Berenschot, 2005)

In 2006 nam ABN AMRO samen met de Rabobank de 1e plaats in op de transparantiebenchmark. Dit jaar kwam er ook weer een hogere gemiddelde score uit dan in het jaar 2005. De gemiddelde score die ondernemingen haalden steeg namelijk van 45 punten naar 49.1 punten. Dit is te beschouwen als een forse verbetering. Dit jaar werd het onderzoek uitgevoerd door PriceWaterhousecoopers en deze heeft de categorieën waarin de bedrijven ingedeeld konden worden teruggebracht van 6 naar 5. Dit heeft PriceWaterhousecoopers gedaan omdat deze indeling meer recht geeft aan de grote groep ondernemingen die een gewoon gemiddeld verslag uitbrengt. Deze komen nu namelijk terecht in de groep ‘peloton’.

(29)

Het is dan ook niet verwonderlijk dat 60% van de ondernemingen zich bevindt in deze categorie. Wel is er in de voorhoede en subtoppers een lichte verbetering te zien. Deze categorie stijgt van 12% naar 14%. (PriceWaterhousecoopers, 2006)

Er is elk jaar dus nog steeds verbetering te zien in de transparantie van de maatschappelijke verslagen. Het zal nog wel een tijd duren voordat alle bedrijven het rapporteren over maatschappelijke activiteiten onder de knie hebben. Ook zal het nog tijd kosten om de bestaande ondernemingen ervan te overtuigen dat transparant rapporteren toch echt moet.

4.3 Belangrijkste parameters om transparantie te meten

In de transparantiebenchmark wordt op een aantal onderwerpen onderzocht in het jaarverslag of een onderneming daar juist wel of juist niet over rapporteert. Ieder jaar wordt de lijst van criteria waar de ondernemingen aan moeten voldoen weer enigszins aangepast. In deze scriptie wordt uitgegaan van de meest recente beoordelingscriteria voor de transparantiebenchmark, dit zijn de beoordelingscriteria van 2006. In bijlage 1 is het beslissingsinstrument opgenomen.

In de transparantiebenchmark krijgen bedrijven punten toegekend op 58 verschillende punten. Er zijn bij deze punten belangrijke punten en minder belangrijke punten. Er wordt gecontroleerd of het profiel van de onderneming duidelijk wordt toegelicht, ook wordt er aandacht besteedt aan de maatschappelijke aspecten van de bedrijfsvoering. Deze 2 punten vindt de transparantiebenchmark erg belangrijk en voor deze onderwerpen kunnen de bedrijven ook de meeste punten scoren. (transparantiebenchmark 2006)

In 2007 worden de criteria voor de transparantiebenchmark iets aangepast, omdat in dit jaar de nieuwe G3 richtlijnen gelden. De transparantiebenchmark past zich hier op aan. (criteria transparantiebenchmark 2007) Het verschil met de transparantiebenchmark 2006 zit voornamelijk in het feit dat de verschillende onderwerpen in deelonderwerpen zijn gesplitst. De maatschappelijk aspecten van de bedrijfsvoering zijn uitgesplitst in drie verschillende delen: milieu, economisch en sociaal. (criteria transparantiebenchmark 2007). Dit was in de voorgaande transparantiebenchmarken niet het geval. Hier werden deze onderwerpen onder een noemer, maatschappelijke aspecten, behandeld.

(30)

Hoofdstuk 5 Verificatie maatschappelijke verslagen

Het is in Nederland verplicht om het jaarverslag dat een onderneming opstelt, te laten controleren en beoordelen door een externe accountant. Binnen de maatschappelijke verslaggeving leeft het nog niet om een maatschappelijk verslag te laten controleren door een externe accountant. Dit wordt wel steeds meer gedaan door de bedrijven om vertrouwen bij de belanghebbenden te wekken, maar dit is nog niet verplicht. In deze paragraaf wordt behandeld welke richtlijnen er voor de accountants zijn om de maatschappelijke verslagen te controleren. Ook wordt behandeld in hoeverre een accountant een oordeel kan geven over het maatschappelijke verslag.

5.1 De rol van de accountant

Al deze ontwikkelingen zijn door de accountantskantoren met argusogen aangezien want de accountants moeten de maatschappelijke verslagen controleren en de vraag die daarbij reist, is of de accountants daar wel geschikt voor zijn. De accountantskantoren hebben dit probleem opgelost door milieuaccountants op te leiden. Dit is op het moment een postdoctorale studie en is bedoeld om de maatschappelijke verslagen/milieuverslagen op een juiste manier te kunnen controleren. (Schepers, 2003)

Het moet voor de accountant duidelijk zijn wat van hem verwacht wordt bij het beoordelen van een maatschappelijk verslag. Er moet duidelijk worden gesteld wat het doel is van de controle: moet er alleen op juistheid worden getoetst of moet ook de totstandkoming van de informatie getoetst worden? De betrokkenheid van een accountant die een verklaring afgeeft bij een maatschappelijk verslag kan namelijk indirect impliceren dat er meer zekerheid aan het verslag wordt toegekend. (Admiraal, 2006). Aangezien er toch steeds meer door de maatschappij op aangedrongen werd om de maatschappelijke verslagen ook van een verklaring te voorzien, is er begonnen met het ontwerpen van een ontwerprichtlijn. Dit is uiteindelijk de ontwerprichtlijn 3410 geworden. (NIVRA, 2005)

(31)

5.2 Ontwerprichtlijn 3410

In de ontwerprichtlijn 3410 van het Koninklijk Nivra staat beschreven hoe een externe accountant het beste een maatschappelijk verslag kan controleren. In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de ontwerprichtlijn 3410.

Een maatschappelijk verslag kan niet alle denkbare informatie verschaffen die de verschillende belanghebbenden nodig hebben, omdat het maatschappelijke verslag dan veel te breed wordt. Een onderneming moet kiezen welke informatie voor de belanghebbenden wel relevant is en welke niet. Deze relevantie wordt bepaald in het maatschappelijke verkeer.

Het doel van assurance (zekerheid verschaffen aan) van het maatschappelijke verslag is als volgt: ‘Onderzoeken of de informatie in het maatschappelijke verslag voldoet

aan de daaraan door de beoogde groepen van stakeholders redelijkerwijze te stellen eisen, mede op grond van de gebruikte generieke c.q. de specifiek ontwikkelde verslaggevingcriteria’(ontwerprichtlijn 3410, 2005).

Uit dit doel volgt automatisch dat een accountant dan ofwel een controleopdracht ofwel een beoordelingsopdracht kan uitvoeren. Het verschil tussen deze twee opdrachten is dat een controleopdracht meer zekerheid af geeft dan een beoordelingsopdracht. Er bestaan wel verschillen tussen het controleren van het jaarverslag en het controleren van het maatschappelijke verslag. Het maatschappelijke verslag drijft meer op kwalitatieve informatie dan op kwantitatieve informatie. Ook zijn er bij het controleren en beoordelen van het maatschappelijke verslag minder interne beheersingssystemen waarop gesteund kan worden. (Ontwerprichtlijn 3410, 2005)

De belangrijkste werkzaamheden van een accountant bij een controleopdracht van een maatschappelijk verslag zijn: Onderkennen welke belanghebbenden een onderneming heeft, inschatten van de informatiebehoefte van de belanghebbenden, risicoanalyses maken en onderzoeken of deze risico’s gedekt worden door interne beheersingsmaatregelen.(Ontwerprichtlijn 3410, 2005)

5.3 Maatschappelijke verslaggeving en accountantskantoren

In 2006 publiceerde Deloitte als eerste accountantskantoor een maatschappelijk verslag. Niet snel na deze publicatie kwam ook PriceWaterhouseCoopers (PWC) met

(32)

hun maatschappelijke verslag. Accountants controleren dus niet alleen steeds meer maatschappelijke verslagen maar stellen er ook zelf een als onderneming op (de accountant, 2007).

Twee deskundigen, Johan Piet van ‘Transparability BV’ en Ernst van Weperen van de ‘Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling’, hebben hun hoofd gebogen over de kwaliteit van deze maatschappelijke verslagen. Over het algemeen vonden de deskundigen het een goed begin maar er zaten ook een aantal punten in, waarover de ondernemingen wat meer informatie hadden kunnen geven. Een pluspunt van beide verslagen was het benoemen van de belangrijkste belanghebbenden. En punt van kritiek is het feit dat de verslagen inhoudelijk nog niet voorbeeldig zijn. PWC en Deloitte publiceren teveel details waardoor het verslag onoverzichtelijk wordt. Ook mist de manier waarop de ondernemingen willen bijdragen aan welvaart en welzijn. Aangezien beide ondernemingen zelf ook niet helemaal zeker waren van de kwaliteit van het door hun opgestelde maatschappelijke verslag, houden zij zich voor kritiek aanbevolen (de accountant, 2007). Beide ondernemingen laten het maatschappelijke verslag wel controleren door een ander accountantsbureau.

Maatregelen die de accountantsondernemingen willen nemen zijn hun werknemers een NS Businesscard geven zodat er per trein gereisd kan worden. Op deze manier willen de ondernemingen proberen om de CO2 uitstoot naar beneden te brengen (de accountant2, 2007)

De ondernemingen die de maatschappelijke verslagen moeten controleren hebben met het opstellen van een maatschappelijk verslag zelf ook nog wel enige moeite. Hieruit kan opgemaakt worden dat het controleren van maatschappelijke verslagen nog in de kinderschoenen staat en hard gewerkt zal moeten worden aan verbetering van de controle van maatschappelijke verslagen. De accountantsbureaus zullen nog flink moeten investeren in enerzijds de controle van de maatschappelijke verslagen en anderzijds het opzetten van een eigen maatschappelijk verslag.

(33)

Hoofdstuk 6 Deelvragen & conceptueel model

In de vorige hoofdstukken is de theorie behandeld die al bekend is over het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dit hoofdstuk worden de deelvragen behandeld die de centrale vraag moeten beantwoorden. Ook worden de relaties tussen de verschillende onderwerpen duidelijk gemaakt met het conceptueel model.

6.1 Deelvragen

In deze paragraaf worden de verschillende deelvragen behandeld. Deze deelvragen moeten uiteindelijk leiden tot de beantwoording van de centrale vraag (de Leeuw, 2002). Bij elke deelvraag wordt steeds een korte uitleg gegeven.

In de literatuur is onder meer naar voren gekomen dat er bij de transparantiebenchmark elk jaar weer een lichte verbetering te constateren valt in de transparantie van de maatschappelijke verslagen (transparantiebenchmark 2004 en 2005). In de eerste deelvraag wordt er een vergelijking gemaakt tussen de

ontwikkeling in de transparantie van de transparantiebenchmark en de ontwikkeling in de transparantie van de maatschappelijke verslagen die op basis van het beslissingsinstrument te trekken is. Liggen deze ontwikkelingen gelijk of zijn er

veranderingen te constateren?

Wellicht valt er een relatie te leggen tussen de verificatie van maatschappelijke verslagen door een externe accountant en de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen, deze relatie komt uit de literatuur niet sterk naar voren (Ontwerprichtlijn 3410, 2005). Ik kan me namelijk voorstellen dat een onderneming dat zijn maatschappelijke verslag laat controleren door een externe accountant transparanter rapporteert dan een onderneming die deze controle niet laat uitvoeren. Aan de andere kant zijn controleren externe accountant op de juistheid van hetgeen in de maatschappelijke verslagen staat vermeld, dit wil automatisch nog niet zeggen dat een onderneming ook transparanter rapporteert. In de tweede deelvraag wordt

onderzocht of er daadwerkelijk een relatie valt te leggen tussen verificatie en de transparantie van het maatschappelijke verslag. Is deze relatie wel echt te

onderkennen? Op basis van het ontworpen beslissingsinstrument zal hier een antwoord op gevormd worden.

(34)

Als een onderneming rapporteert via de GRI-richtlijnen dan moeten ze over bepaalde factoren rapporteren. Het kan hier gaan om factoren op milieu, sociaal of economisch gebied. In november zijn de G3-richtlijnen ingevoerd en het doel hiervan is de maatschappelijke verslaggeving transparanter maken (GRI, 2006). Zij willen dit doel bereiken door voor iedere factor, protocollen op te stellen over hoe een onderneming over die specifieke factor moet rapporteren. In hoeverre houden die bedrijven zich nu al aan deze protocollen. Moeten de bedrijven bijvoorbeeld nog

veel tijd steken in het aanpassen van de maatschappelijke verslagen om te voldoen aan de vernieuwde GRI richtlijnen. In de derde deelvraag wordt op deze vraag

antwoord gegeven.

Ook is het interessant om te kijken naar de verschillen tussen de jaren 2004 en 2005 op de verschillende peilers (economie, sociaal en milieu) van maatschappelijk verantwoord ondernemen in het beslissingsinstrument. In de 4e deelvraag wordt hier op ingegaan. Is er een ontwikkeling in deze peilers te zien en waar zitten juist de

verschillen tussen de verschillende peilers.

6.2 Het conceptueel model

In figuur 1 is het conceptueel model te zien. In dit model zijn de relaties tussen de verschillende begrippen in 1 oogopslag te zien.

Figuur 6.1 conceptueel model Regelgeving G3 richtlijnen GRI 2002 Transparantie Ontwerprichtlijn 3410 (verificatie) Maatschappelijk verantwoord ondernemen Rule based vs. Principle based Transparantie – benchmark/beslissingsins trument

(35)

In dit figuur zijn de factoren te zien die invloed kunnen hebben op de transparantie van maatschappelijke verslagen en regelgeving (G3 richtlijnen). Externe accountants kunnen de ontwerprichtlijn 3410 gebruiken om hun controle van de maatschappelijke verslagen in te richten. Omdat de G3 richtlijnen gericht zijn op het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen, wordt ook het maatschappelijk verantwoord ondernemen toegelicht. Het feit of regelgeving rule of principle based is opgesteld heeft effect op de transparantie van maatschappelijke verslagen. De transparantiebenchmark is een jaarlijks kwantitatief onderzoek naar de transparantie van de maatschappelijke verslagen.

(36)

Hoofdstuk 7 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het onderzoek is aangepakt. Als eerste wordt aangegeven binnen welk kader het onderzoek uitgevoerd is. Vervolgens hoe het onderzoek uitgevoerd is, met welke data het onderzoek uitgevoerd is en hoe deze data geanalyseerd wordt.

7.1 Steekproef

Om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen transparant zijn over hun maatschappelijke prestaties, heb ik mij gericht op de Nederlandse ondernemingen. De keuze is gevallen voor de Nederlandse ondernemingen omdat deze in Nederland met dezelfde regelgeving op het gebied van milieu etc. te maken hebben.

De steekproef omvat 70 ondernemingen die ook onderzocht zijn voor de transparantiebenchmark. De transparantiebenchmark onderzoekt of bedrijven bepaalde onderdelen hebben verwerkt in het maatschappelijke verslag dat de onderneming heeft gepubliceerd. Er wordt verder niet gekeken naar landelijke trends of trends binnen de onderneming zelf (Berenschot, 2005). In bijlage B zijn de ondernemingen te zien, die in de steekproef zijn opgenomen.

De benchmark onderzoekt de 175 grootste ondernemingen van Nederland op basis van hun omzet. In dit onderzoek worden de 10 beste ondernemingen onderzocht uit de groep ‘kopgroep’, 15 ondernemingen uit de groep ‘peloton’ en 10 ondernemingen uit de groep ‘achterblijvers’.

Er wordt gekeken naar de maatschappelijke verslagen van verslagjaar 2005 en 2004 . Dit, omdat de maatschappelijke verslagen van het jaar 2006 op dit moment nog niet allemaal beschikbaar zijn. Op deze manier kan er ook een betere vergelijking getrokken worden anders wordt de kans gelopen dat bepaalde ondernemingen niet in het onderzoek mee worden genomen omdat het maatschappelijke verslag nog niet beschikbaar is. Er is gekozen voor 2 jaren omdat er onderzocht wordt wat de ontwikkeling is van de transparantie, daarvoor zijn meerdere jaren nodig. De transparantiebenchmark vormt de basis voor dit onderzoek dus deze wordt ook gebruikt (jaar 2005 en 2006).

(37)

7.2 Data

Voor het verzamelen van de data, de maatschappelijke verslagen van de gekozen ondernemingen, wordt gebruik gemaakt van de webpagina www.duurzaamheidverslag.nl. Op deze webpagina worden de bedrijven die een separaat maatschappelijk verslag hebben gepubliceerd weergegeven. Mocht het gebeuren dat een maatschappelijk verslag niet op de site staat, dan wordt contact opgenomen met de onderneming. Mocht een onderneming geen maatschappelijk verslag publiceren dan wordt de informatie, die de onderneming publiceert over duurzaamheid in het jaarverslag, gebruikt.

Om te achterhalen in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van transparantie is wordt een beslissingsinstrument ontwikkeld waarop de maatschappelijke verslagen worden gecontroleerd, dit beslissingsinstrument is in bijlage A opgenomen. Dit beslissingsinstrument is tot stand gekomen door het uitvoeren van een literatuuronderzoek. In dit beslissingsinstrument komen de belangrijkste thema’s waarover een onderneming transparant kan zijn aan de orde. Op basis van dit beslissingsinstrument wordt een vergelijking gemaakt met het cijfer voor de transparantie die de transparantiebenchmark aan de onderneming toekent en de transparantie op basis van dit beslissingsinstrument.

7.3 Onderzoeksmethode(n)

In dit onderzoek is voornamelijk gebruik gemaakt van de documentenanalyse. Bij een documentenanalyse worden de documenten gescreend en de punten waarop gelet moet worden, worden geanalyseerd.

Bij een documentenanalyse wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens. In dit onderzoek wordt de inhoud van de maatschappelijke verslagen geanalyseerd en vervolgens in categorieën ingedeeld (op basis van het beslissingsinstrument). Op deze manier wordt een kwalitatieve documentenanalyse gedaan. (Baarda en de Goede, 2001)

Ook is er een beslissingsinstrument opgesteld en op basis hiervan wordt ook onderzoek gedaan. In dit beslissingsinstrument komen belangrijke vragen over het maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de orde. Op deze punten worden de maatschappelijke verslagen gecontroleerd. Er wordt gekeken naar wat de ondernemingen over dat betreffende punt rapporteren. Noemen de ondernemingen

(38)

alleen het begrip en het feit dat de onderneming hiermee rekening houdt of rapporteren ze er in hun maatschappelijke verslag meer over. Door het gebruik van dit beslissingsinstrument wordt er ook een kwantitatief onderzoek gedaan. (Baarda en de Goede, 2001)

Het nadeel van een documentanalyse is dat elk individu een gegeven anders kan interpreteren en dat het onderzoek daardoor moeilijk reproduceerbaar is. Ik heb dit proberen te ondervangen door de maatschappelijke verslagen meerdere keren te beoordelen en daarna de verschillen tussen de beoordelingen analyseren.

De transparantiebenchmark handhaaft een onderverdeling in groepen. Deze zelfde onderverdeling handhaaf ik ook bij dit onderzoek. Zodat er ook op verschillen tussen deze groepen getoetst kunnen worden.

7.3.1 Beslissingsinstrument

In dit beslissingsinstrument komen de volgende onderwerpen aan de orde. Het beslissingsinstrument zelf is in bijlage A bijgevoegd.

- Economische aspecten

Effecten van investeringen, kerncijfers en economische doelstellingen - Sociale aspecten

Arbeidsvoorwaarden, mensenrechten en diversiteit - Milieu aspecten

Waterverbruik, papierverbruik, Co2 uitstoot, bodemverontreiniging, energieverbruik en hergebruik van materialen

- Verificatie van het verslag - Afzonderlijk verslag

Dit zijn de hoofdonderwerpen waarop de maatschappelijke verslagen worden beoordeeld. In het beslissingsinstrument staan de deelonderwerpen ook uitgewerkt. Het is voor een onderneming niet voldoende als het alleen maar het onderwerp even aansnijdt en er verder geen gegevens over vermeldt. Wil een onderneming transparant zijn dan zal de onderneming met meer gegevens, resultaten en bewijzen moeten komen. Het bedrijf met de meeste punten is dan ook het meest transparant.

(39)

Waarom juist deze factoren? Op sociaal gebied besteden de G3 richtlijnen veel aandacht aan onderwerpen als mensenrechten en arbeidsvoorwaarden. Er zijn zelfs aparte prestatie-indicatoren voor het beschrijven van mensenrechten net zoals voor het beschrijven van de arbeidsvoorwaarden. Op economisch gebied wordt er veel aandacht besteed aan economische gevolgen van de organisatie in de maatschappij. Ook wordt ingegaan op de effecten op de duurzaamheid van economische investeringen. Bij de milieu aspecten wordt natuurlijk ingegaan op de uitstoot van CO2 om het broeikaseffect te verkleinen. Andere belangrijke aspecten zijn het gebruik van water en het hergebruik van materiaal in een bedrijf. Hiervoor heeft het GRI ook aparte prestatie-indicatoren benoemd.

Ook wordt een beschrijving van de transparantie op de bovenstaande aspecten (milieu, sociaal en economie) gegeven. Dit gebeurt door beschrijvende statistiek.

(40)

Hoofdstuk 8 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek behandeld. In de eerste paragraaf wordt de beschrijvende statistiek behandeld en in de tweede paragraaf wordt antwoord gegeven op de deelvragen.

8.1 Beschrijvende statistiek

In deze paragraaf worden eerst wat algemene bevindingen over het onderzoek behandeld. De hypotheses worden in de volgende paragraaf behandeld.

In de onderstaande tabellen is de ontwikkeling in de jaren van de punten te zien. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de lift zit. Ondernemingen rapporteren namelijk steeds transparanter over hun activiteiten. Vooral het rapporteren over de peiler milieu doen ondernemingen steeds beter. Hier is bij de groep ‘peloton’ zelfs een gemiddelde stijging te zien van bijna een heel punt. Hieronder staan een aantal tabellen met de gemiddelde waarden behaald door de drie groepen. Als een onderneming maximaal op transparantie zou willen scoren dan had de onderneming 43 punten moeten hebben. De hoogste score werd behaald door Reed Elsevier, deze onderneming behaald 36 punten. Reed Elsevier verloor vooral punten bij de economische peiler. Het probleem bij Reed Elsevier is dat er geen economische doelstellingen benoemd staan in het verslag. Daardoor kan er ook heel moeilijk geconcludeerd worden of de doelstellingen wel gehaald worden.

Kopgroep 2004 2005 Max.

gemiddelde score milieu 13,9 14,3 20

gemiddelde score sociaal 7,3 8,1 11

gemiddelde score economie 7,6 7,7 12

gemiddelde score per verslag: 28,8 30,1 43

Peloton 2004 2005 Max.

gemiddelde score milieu 11,5 12,3 20

gemiddelde score sociaal 4,8 5,7 11

gemiddelde score economie 6,6 7,5 12

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel bleek uit de gesprekken dat partijen in theorie wel meer regel- en reservevermogen beschikbaar hebben, maar dit om verschillende redenen niet aanbieden.. Aangezien TenneT

Conclusie 1: Consumenten en bedrijven zijn tevreden over de beschikbare informatie Eén van de belangrijkste conclusies van het onderzoek is dat zowel consumenten als bedrijven

Op basis van de definitie en criteria van transparantie, de operationalisatie van deze begrippen en de verdeling in produkten en doelgroepen is het mogelijk de vragenlijsten voor

Vraag 9b Kunt U aangeven of u van een specifiek onderdeel van de prijs de informatie niet bruikbaar vond..

Daarbij is voor de kwantitatieve kwaliteitsfactoren door middel van ja-nee-vragen tevens in kaart gebracht of infor- matie wordt gegeven over de bijdrage van de kwaliteits- factor

In tegenstelling tot Peters vereist Tabaksblat een verklaring van het management (Commissie Tabaksblat, 2003, II.1.4): ‘In het jaarverslag verklaart het bestuur dat de interne

Ad 1) Voor dit stelsel is gekozen gezien het onderzoek zicht richt op het conditiestelsel van de xxxxxxxxxxxxx. Door een beschrijving te geven van de werking van het huidige

De ACM gaat ervan uit dat de nadelen voor de concurrentie groter zijn dan de voordelen voor de consument als zorgverzekeraars ook tarieven boven de grens van het maximale eigen