• No results found

Risicoverslaggeving in Zweden, Frankrijk en Nederland; cultuurgebonden?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicoverslaggeving in Zweden, Frankrijk en Nederland; cultuurgebonden?"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicoverslaggeving in

Zweden, Frankrijk en Nederland;

cultuurgebonden?

Masterscriptie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider: dhr. Hendriks

Datum: 15-07-2007

Aard-Jan Borghuis

S 1385992

(2)

Voorwoord

Risicoverslaggeving staat de laatste tijd regelmatig in de schijnwerpers, zeker na de recente boekhoudschandalen bij Enron, Ahold en Parmalat. Het besef dat ook grote ondernemingen aan risico’s blootgesteld zijn dringt bij verschillende belangengroepen door, en deze verlangen van ondernemingen dan ook openheid op het gebied van risico’s en risicomanagement. Tussen landen bestaan echter culturele verschillen die ook van invloed zijn op hoe men omgaat met risico’s en hoe open men is op dit gebied. In deze scriptie heb ik onderzocht in hoeverre culturele verschillen tussen Zweden, Frankrijk en Nederland van invloed zijn op de hoeveelheid risicoverslaggeving in jaarverslagen van ondernemingen in de drie betreffende landen.

Vanaf deze plek wil ik dhr. Hendriks bedanken voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Door opbouwende kritiek heb ik tussentijdse aanpassingen kunnen maken die het uiteindelijke resultaat ten goede zijn gekomen. Ook familie, medestudenten en vrienden die regelmatig met adviezen voor het schrijven van deze scriptie zijn gekomen wil ik hierbij van harte bedanken voor hun steun en hulp.

(3)

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre verschillen bestaan in risicoverslaggeving tussen landen en in hoeverre deze zijn te verklaren door culturele verschillen tussen deze landen. Aan de hand van het model van Hofstede (1980) worden de dimensies individualsm en uncertainty avoidance als bepalende factoren onderscheiden voor de mate van risicoverslaggeving. Door jaarverslagen van Franse, Zweedse en Nederlandse ondernemingen te analyseren wordt onderzocht of verschillen in de mate van risicoverslaggeving bestaan tussen deze landen. Verwacht wordt dat op basis van de scores op de beide dimensies Franse ondernemingen de minste risicoverslaggeving in jaarverslagen hebben opgenomen, Zweedse ondernemingen het meeste en dat Nederlandse ondernemingen gemiddeld zullen scoren. Tevens wordt een kwalitatieve analyse uitgevoerd naar de kwaliteit van informatie over risico’s en risicomanagement.

De resultaten uit het onderzoek laten zien dat Franse ondernemingen inderdaad significant minder risicoverslaggeving in jaarverslagen hebben opgenomen dan ondernemingen uit Zweden en Nederland. Het blijkt echter ook dat niet Zweedse, maar Nederlandse ondernemingen significant de meeste risicoverslaggeving opnemen in jaarverslagen. Op basis van de dimensie individualism kan deze vooraf niet verwachte uitkomst mogelijk verklaard worden.

De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat er op basis van culturele eigenschappen van landen verschillen in de mate van risicoverslaggeving tussen landen verklaard kunnen worden. Twee van de drie hypotheses van dit onderzoek worden aangenomen, de derde wordt verworpen. Deze uitkomst is vooral relevant met het oog op de toenemende harmonisering van accountancy standaarden. Bij harmonisering van standaarden met betrekking tot risicoverslaggeving mag niet uit het oog verloren worden dat culturele eigenschappen van landen van invloed zijn op de uitvoering en interpretatie van deze standaarden, waardoor verschillen tussen landen op het gebied van risicoverslaggeving kunnen blijven bestaan.

Risicoverslaggeving is daarnaast de afgelopen jaren belangrijker geworden voor veel belangengroepen van ondernemingen, en dit onderzoek toont aan dat tussen landen verschillen bestaan in de mate van risicoverslaggeving op grond van culturele verschillen. Voor belangengroepen kan dit een belangrijk gegeven zijn wanneer zij internationaal ondernemingen proberen te vergelijken. Culturele eigenschappen van landen zijn van invloed op risicoverslaggeving van ondernemingen, en bij een vergelijking van ondernemingen uit bepaalde landen op het gebied van risicoverslaggeving moeten deze culturele eigenschappen meegenomen worden bij de beoordeling om een juiste vergelijking te kunnen maken.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord

pag.

1

Samenvatting

pag.

2

Inleiding

pag.

4

Hoofdstuk

1:

Risicoverslaggeving

pag.

7

1.1

Wat

is

risicoverslaggeving

pag.

7

1.2

Belang

van

risicoverslaggeving

pag.

8

1.3

Factoren die invloed hebben op risicoverslaggeving

pag. 10

Hoofdstuk

2:

Nationale

cultuur

pag.

12

2.1

Model

van

Hofstede

pag.

12

2.2

Model

van

Schwartz

pag.

15

2.3

Model

van

Gray

pag.

16

Hoofdstuk 3: Verband tussen nationale cultuur en risicoverslaggeving

pag. 18

3.1

Beschrijving van de dimensie uncertainty avoidance

pag. 20

3.2

Beschrijving van de dimensie individualism

pag.

20

Hoofdstuk

4:

Ontwikkeling

hypotheses

pag.

21

Hoofdstuk

5:

Onderzoeksontwerp

pag.

23

5.1

Afbakening

pag.

23

5.2

Kwantitatieve analyse van risicoverslaggeving

pag. 24

5.3

Kwalitatieve analyse van risicoverslaggeving

pag. 25

5.4

Kwalitatieve

analyse

in

dit

onderzoek pag.

27

5.5

Overzicht

deelwaarneming

pag.

28

Hoofdstuk

6:

Onderzoeksresultaten

pag.

29

6.1

Beschrijving resultaten van de kwantitatieve analyse

pag. 29

6.2

Beschrijving resultaten van de kwalitatieve analyse

pag. 30

6.3

Analyse

van

de

onderzoeksresultaten pag.

31

Hoofdstuk

7:

Discussie

en

Conclusie

pag.

34

7.1

Conclusie

pag.

34

7.2

Beperkingen

van

het

onderzoek

pag.

35

7.3

Aanbevelingen

voor

vervolgonderzoek

pag.

36

Literatuurlijst pag.

38

Bijlage 1: Invulformulier analyse risicoverslaggeving

pag. 40

Bijlage

2:

Onderzoeksgegevens

pag.

41

(5)

Inleiding

Risicomanagement heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen in verschillende media. Voor een deel kan dit toegeschreven worden aan de recente boekhoudschandalen, en ook de Code Tabaksblat heeft risicomanagement onder de aandacht gebracht in Nederland. Een onderdeel van veel discussies is vaak hoe met risico’s in een onderneming omgegaan dient te worden, en in hoeverre deze risico’s aan verschillende belangengroepen gecommuniceerd moeten worden. Naast nieuwsberichten communiceren ondernemingen voor een belangrijk deel door middel van hun jaarverslag met aandeelhouders en andere belangengroepen. Aandeelhouders en belangengroepen verwachten van ondernemingen dat ze informatie over verwachtingen en mogelijke risico’s van toekomstige prestaties openbaar maken (Beretta en Bozolan, 2004).

Het is mij echter niet duidelijk in hoeverre risicomanagement aan de orde komt in verschillende jaarverslagen. Afhankelijk van de houding van het bestuur tegenover openheid op het gebied van risicoverslaggeving, in literatuur over dit onderwerp vaak ook wel risk reporting genoemd, en wat de verwachtingen van verschillende belangengroepen zijn op dit gebied, kan de hoeveelheid risicoverslaggeving tussen verschillende ondernemingen sterk verschillen. Ondernemingen in verschillende sectoren hebben immers te maken met verschillende risico’s en belangen wat de openheid op dit gebied kan beïnvloeden.

Gezien de internationale gebeurtenissen rond Corporate Governance is het interessant om te kijken of er op het gebied van risicoverslaggeving verschillen bestaan tussen diverse landen. Aandeelhouders die ondernemingen uit verschillende landen willen vergelijken, dienen wellicht rekening te houden met verschillende opvattingen van ondernemingen ten aanzien van risicoverslaggeving. In dit onderzoek zal bij vergelijkbare ondernemingen uit Zweden, Frankrijk en Nederland onderzocht worden in hoeverre de hoeveelheid risicoverslaggeving in jaarverslagen afhankelijk is van culturele aspecten.

Verschillende instituten streven ernaar om internationale accounting regels te harmoniseren, een voorbeeld hiervan is de poging om US GAAP standaarden en IFRS standaarden dichter bij elkaar te brengen. De vraag is echter of accounting niet zo cultureel bepaald is dat volledige harmonisatie onhaalbaar is. Mijn verwachting ten aanzien van dit onderzoek is dat nationale culturen op dit moment nog grote invloed hebben op de manier waarop met accounting regels wordt omgegaan. Met andere woorden; standaarden zijn een eerste aanzet in de goede richting, maar uiteindelijk bepaalt de cultuur van een land voor een groot deel in hoeverre vrijwillig aan deze standaarden wordt voldaan en of het idee achter de standaarden wordt begrepen.

(6)

Dit onderzoek zal meer inzicht verschaffen in verschillen in risicoverslaggeving die bestaan tussen verschillende landen. Voor aandeelhouders, maar ook voor andere belangengroepen, is communicatie van aspecten rond risicomanagement van groot belang. Dit onderzoek is gebaseerd op het werk van Hofstede (1980) die twee culturele dimensies beschrijft die verschillen in risicoverslaggeving tussen landen kunnen verklaren, namelijk de mate van uncertainty avoidance en individualism. In hoofdstuk twee zullen deze begrippen nader uitgelegd worden.

Wanneer de openheid op het gebied van risico’s mede afhangt van de mate van uncertainty avoidance en individualism is dit voor aandeelhouders en belangengroepen een belangrijk gegeven, aangezien dit dan helpt de mate van openheid te verklaren. De belangrijkste wetenschappelijke bijdrage van dit onderzoek is om meer inzicht te verschaffen in de mate van openheid over risicomanagement in verschillende landen. Door te onderzoeken of de mate van openheid over risicomanagement afhankelijk is van de mate van de culturele aspecten uncertainty avoidance en individualism zal dit inzicht vergroot worden.

De onderzoeksvraag die uit het bovenstaande afgeleidt wordt en centraal zal staan in dit onderzoek luidt als volgt:

In hoeverre bestaan er verschillen in de mate van risicoverslaggeving tussen ondernemingen uit de landen Frankrijk, Zweden en Nederland, en in hoeverre bestaat er een verband tussen de mate van risicoverslaggeving en de mate van uncertainty avoidance en individualism?

Aan de hand van de volgende deelvragen zal geprobeerd worden om tot een goed onderbouwde conclusie op de onderzoeksvraag te komen:

In hoeverre verschillen Zweden, Frankrijk en Nederland op het gebied van uncertainty avoidance en individualism?

In welke mate wordt door ondernemingen in Zweden, Frankrijk en Nederland aandacht gegeven aan risicoverslaggeving in het jaarverslag?

In hoeverre bestaat er een verband tussen de mate van risicoverslaggeving en uncertainty avoidance en individualism in Zweden, Frankrijk en Nederland?

Om de onderzoeksvraag en de verschillende deelvragen te kunnen beantwoorden zullen eerst de verschillende aspecten verduidelijkt worden. Zo zal in hoofdstuk 1 het begrip risicoverslaggeving en de reden van de behoefte hieraan toegelicht worden, evenals verschillende factoren die invloed hebben op de hoeveelheid risicoverslaggeving.

(7)

In hoofdstuk 2 zal daarna nationale cultuur als belangrijke factor voor de hoeveelheid risicoverslaggeving behandeld worden aan de hand van de modellen van Hofstede, Schwartz en Gray. Daarna zal in hoofdstuk 3 het verband tussen nationale cultuur en risicoverslaggeving verder theoretisch onderbouwd worden, waarna in hoofdstuk 4 op basis van de vorige hoofdstukken de verschillende hypotheses van dit onderzoek onderbouwd zullen worden. In hoofdstuk 5 zal vervolgens het onderzoeksontwerp van dit onderzoek besproken worden, met daarbij ook een raamwerk om kwalitatieve aspecten van risicoverslaggeving te toetsen naast alleen kwantitatieve aspecten door middel van een content analysis. De onderzoeksresultaten zullen in hoofdstuk 6 besproken en geanalyseerd geworden, mede door het statistisch toetsen van de verschillende hypotheses. Tenslotte zal in hoofdstuk 7 de conclusie van dit onderzoek aan bod komen, met daarbij enkele beperkingen van het onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

(8)

1.

Risicoverslaggeving

1.1 Wat is risicoverslaggeving?

De concepten risico en risicomanagement krijgen de laatste jaren veel aandacht (Power, 2004). Voor een deel kan dit toegeschreven worden aan de invloedrijke discussies over risico’s naar aanleiding van recente boekhoudschandalen. Ook de vele discussies over corporate governance, die in Nederland hebben geleid tot de Nederlandse corporate governance code, de code Tabaksblat, hebben het belang van informatieverschaffing over risico’s de afgelopen jaren doen toenemen (de Groot, 2007). Door belangenorganisaties zijn daarnaast ook risicomanagement standaarden uitgegeven, zoals het COSO Enterprise Risk Management raamwerk, die ook de interesse in de ontwikkeling van risicomanagement systemen hebben vergroot.

Een onderdeel van discussies over risicomanagement betreft de communicatie van informatie over risico’s door ondernemingen aan hun belangengroepen. Deze risicoverslaggeving is de laatste jaren regelmatig als onvoldoende aangemerkt (Linsley en Shrives, 2006). De externe verantwoording en verslaggeving over risico’s en risicomanagement staan volop in de schijnwerpers door de eerder genoemde nieuwe corporate governancevoorschriften, maar ook door een groeiende vraag van belanghebbenden naar meer transparantie over strategische doelstellingen, bedrijfsrisico’s, de risicohouding en interne beheersing (de Groot, 2007). Risicoverslaggeving is voor belangengroepen van groot belang om op de hoogte te zijn en te blijven van alle risico’s waar de onderneming nu en in de toekomst mee te maken krijgt.

Voordat verder ingegaan kan worden op risicoverslaggeving zal eerst een definitie van het begrip risico gegeven moeten worden. Risico wordt in het dagelijks leven gebruikt in veel omstandigheden, maar bij financieel gebruik wordt risico meestal gedefinieerd als een aantal uitkomsten waar kansen aan verbonden kunnen worden en die voortkomen uit een beslissing. Onzekerheid kan in dit verband gedefinieerd worden als een aantal uitkomsten waar geen kansen aan verbonden kunnen worden (Watson en Head, 1998). Risico bevat dus zowel positieve als negatieve uitkomsten, in tegenstelling tot het negatieve gevoel wat veel mensen hebben bij het begrip risico.

Risicoverslaggeving heeft op basis van deze definitie van risico betrekking op alle informatie over mogelijkheden of toekomstverwachtingen, gevaren, bedreigingen of schade die de ondernemingen al beïnvloed hebben of nog kunnen beïnvloeden in de toekomst (Linsley en Shrives, 2006). Risicoverslaggeving kan in dit verband onderverdeeld worden in zes risico categorieën, te weten: financiële risico’s, operationele risico’s, empowerment risico’s, informatieverwerkende en technologische risico’s, integriteit risico’s en strategische risico’s (ICAEW, 1998).

(9)

Een uitgebreid onderzoek naar risicoverslaggeving is de analyse van Beretta en Bozzolan (2004) van de Management’s Discussion and Analysis sectie in jaarverslagen van een steekproef van 85 ondernemingen genoteerd aan de Italiaanse beurs. Een conclusie was dat ondernemingen vooral focussen op het geven van informatie van risico’s in het verleden en heden, maar dat informatie over toekomstige risico’s niet wordt vermeld. En wanneer toekomstige risico’s in enkele gevallen wel worden genoemd, weigert het bestuur aan te geven of de impact van deze risico’s voor de onderneming naar verwachting positief of negatief zal zijn. Daarnaast blijkt dat het bestuur vaak de neiging heeft om risico’s met een negatieve impact toe te schrijven aan externe omstandigheden, in plaats van de oorzaak te zoeken in de eigen organisatie.

1.2 Belang van risicoverslaggeving

Door de toegenomen complexiteit van bedrijfsstrategieën, werkzaamheden en wetgevingen wordt het voor beleggers steeds moeilijker om financiële informatie van bedrijven op de juiste wijze te interpreteren. Aandeelhouders verlangen van ondernemingen dat ze informatie over toekomstige relevante gebeurtenissen communiceren, bijvoorbeeld in het jaarverslag. Vooral openheid over de duurzaamheid van de huidige waarde creërende elementen is voor aandeelhouders erg belangrijk (Beretta en Bozzolam, 2004).

Om zoveel mogelijk aan de wensen van hun belangengroepen te voldoen hebben beursgenoteerde ondernemingen meer aandacht gegeven aan de communicatie van waarde genererende mogelijkheden. Met name de openheid over huidige risico’s waarmee de onderneming te maken heeft en de verwachte consequenties van deze risico’s voor toekomstige winsten is toegenomen (Beretta en Bozzolam, 2004). Ook institutionele beleggers verlangen meer openheid op het gebied van ondernemingsrisico’s om juiste portfolio-investeringsbeslissingen te kunnen nemen (Solomon et al, 2000). Het bestuur van ondernemingen moet hiervoor in een positie verkeren waarin zij investeerders kunnen verzekeren dat op een juiste manier met risico’s en onzekerheden wordt omgegaan. Dat verlangt niet alleen de implementatie van een risicomanagement systeem door de hele organisatie, waardoor het bestuur meer zekerheid krijgt over het behalen van de doelstellingen, maar ook de communicatie van risico’s en onzekerheden die de ondernemingsstrategie beïnvloeden naar belangengroepen toe (Beretta en Bozzolam, 2004).

Toch is de communicatie van risico’s die de ondernemingsstrategie kunnen beïnvloeden niet altijd voldoende. Ondernemingen zijn gebonden aan wet en regelgeving op het gebied van

(10)

van de onderneming voor wat betreft risicoverslaggeving. Allereerst regels die expliciet verwijzen naar risico’s, en daarnaast ook regels die openheid verwachten omtrent elk feit dat een materiële impact zou kunnen hebben op posten in de jaarrekening, en daarmee het beeld wat aandeelhouders krijgen van de jaarrekening zouden kunnen beïnvloeden (Combes-Thuélin, 2006). Managers hebben de neiging vooral de laatste categorie te onderschatten, en hier niet voldoende aandacht aan te geven bij risicoverslaggeving in het jaarverslag. Doordat managers deze laatste categorie onderschatten is de mate van risicoverslaggeving in jaarverslagen niet altijd voldoende.

Het American Intitute of Certified Public Accountants, het AICPA, heeft een raamwerk voorgesteld voor vrijwillige openheid met als doel het verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van financiële verslaggeving (AICPA, 1994). Belangengroepen hebben volgens dit de ontwerpers van dit raamwerk de behoefte om informatie van ondernemingen te ontvangen in vijf categorieën: financiële en niet-financiële gegevens, management analyse van niet-financiële en niet-niet-financiële gegevens, informatie over de toekomst, informatie over managers en belangengroepen en informatie over de achtergrond van de onderneming. In onderstaande tabel worden deze categorieën verder toegelicht. Later is aan deze vijf categoriën ook informatie over immateriële activa toegevoegd vanwege de toegenomen relevantie (FASB, 2001).

Tabel 1: Categorieën van informatiebehoefte, gebaseerd op het raamwerk van het AICPA (1994)

Categorieën Subcategorieën Nut voor belangengroepen

Financiële en niet financiële gegevens

1)Financiële rekeningen en gerelateerde toelichtingen

2)Operationele gegevens en prestatiemetingen

- Gestructureerde data die als basis dienen voor de analyse van trends en relaties

- Data voor het bepalen van toekomstverwachtingen

Management analyse van financiële en niet-financiële gegevens

1)Oorzaken van veranderingen in financiële, operationele data

2)Identificatie van sleuteltrends en effecten in het verleden van deze trends

- Helpt om bedrijfssegmenten te kunnen analyseren

- Helpt om toekomstverwachtingen te maken op basis van het verleden

Informatie over de toekomst

1) Kansen en bedreigingen 2) Plannen van het management

- Beoordelingen van kansen en bedreigingen beïnvloeden de waardering van een bedrijf

- Begrip van de richting die het bedrijf op wil helpt bij het bepalen van verwachtingen voor de toekomst

Informatie over managers en belangengroepen

- Goed voor het algemene beeld van de onderneming is informatie over b.v.: de identiteit en achtergrond van managers, beloningen, eigendomsbelangen, transacties met gerelateerde partijen

Informatie over achtergrond van de onderneming

1) Brede doelstelling en strategie 2) Reikwijdte en beschrijving van bedrijfsactiviteiten en eigenschappen

3) Impact van structuur van de industrie op de onderneming

- Informatie over strategie

- Helpt de achtergrond van bedrijfsactiviteiten te begrijpen - Helpt om kansen en bedreigingen te identificeren

(11)

Meer specifieke richtlijnen voor risicoverslaggeving zijn onder andere terug te vinden in door het Institute of Chartered Accountants in Engeland and Wales (ICAEW) opgestelde documenten. Het ICAEW is de beroepsorganisatie voor accountants in Engeland en Wales. Het ICAEW (2000) stelt dat risico slechts gewaardeerd kan worden in de bredere context van de ondernemingsstrategie. Risicoverslaggeving moet daarom ook informatie over strategie, activiteiten en prestaties bevatten, als toevoeging op risico specifieke informatie. Bij de waardering van de impact van risico’s moet namelijk ook rekening gehouden worden met bijvoorbeeld de strategie of andere factoren. Dezelfde gebeurtenis met daarbij hetzelfde risico kan namelijk voor de ene onderneming veel meer impact met zich mee brengen dan voor een andere onderneming.

1.3 Factoren die invloed hebben op risicoverslaggeving

Verschillende factoren hebben invloed op de mate van risicoverslaggeving. Elke onderneming is anders, een bepaalde bedrijfstak kan vragen om veel of juist weinig verslaggeving, en ook de cultuur van het land is van invloed op de mate van risicoverslaggeving. Hieronder zullen enkele van deze factoren kort besproken worden.

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat financiële ratio’s invloed hebben op de mate van verslaggeving in het jaarverslag. Zo is uit een onderzoek van Zarzeski (1996) gebleken dat het percentage buitenlandse verkopen positief gerelateerd is, en de schuldratio negatief gerelateerd is aan de mate van toelichtingen in het jaarverslag.

Regressie onderzoeken in India, Japan, Mexico, Nieuw Zeeland en Groot Brittanië laten zien dat de ondernemingsgrootte positief gerelateerd is aan het niveau van accounting toelichting (Zarzeski, 1996). Vooral de hoeveelheid van de risicoverslaggeving wordt beïnvloed door de grootte en het type industrie van de onderneming (Beretta en Bozzolan, 2004). Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat naarmate de onderneming groeit zij ook met steeds meer belangengroepen moet communiceren en dat grotere ondernemingen over het algemeen ook meer middelen beschikbaar hebben om meer tijd en aandacht aan verslaggeving te besteden.

Daarnaast heeft elke onderneming te maken met verschillende interne risico’s. Enerzijds is dit afhankelijk van de branche waarin een onderneming opereert, anderzijds bestaan er vaak ook risico’s die alleen voor die onderneming gelden. Deze kunnen voortkomen uit managementbeslissingen in het verleden, of de gekozen strategie kan specifieke risico’s met zich meebrengen.

(12)

Tenslotte heeft de cultuur waarin de onderneming opereert een grote invloed op hoe met risico’s wordt omgegaan en ook hoe deze risico’s worden toegelicht in bijvoorbeeld het jaarverslag. Culturele verschillen bestaan er tussen verschillende landen, maar ook tussen bedrijfstakken. Deze culturele verschillen brengen verschillende risico’s met zich mee, en ook hoe men geacht wordt met deze risico’s om te gaan. Dit laatste is indirect terug te zien in de mate van risicoverslaggeving in jaarverslagen.

Een goed voorbeeld van verschillen tussen landen wat betreft de mate van risicoverslaggeving zijn de jaarverslagen van de ondernemingen Alcatel (Frankrijk), Tele2 (Zweden) en KPN (Nederland). Hoewel ze alle drie in dezelfde branche actief zijn, besteedt Alcatel geen aandacht aan risicoverslaggeving in haar jaarverslag over 2005, Tele2 relatief weinig aandacht met 33 zinnen en KPN veel aandacht met 203 zinnen die inhoudelijk wat zeggen over risico’s of risicomanagement. Hierna zal voor het vervolg van het onderzoek, waarin nationale cultuur als belangrijkste factor wordt verondersteld bij het verklaren van verschillen in risicoverslaggeving tussen landen, eerst het begrip nationale cultuur verder worden toegelicht. Ook zal het verband met risicoverslaggeving worden onderbouwd met literatuur op dit gebied.

(13)

2. Nationale

cultuur

Om de cultuur van een land te kunnen beschrijven, zijn in de loop der tijd verschillende onderzoeken uitgevoerd en theorieën ontwikkeld. Hieronder zullen enkele daarvan besproken worden om op deze manier een beeld te schetsen van de verschillende raamwerken die in de loop der tijd ontwikkeld en gebruikt zijn om culturele verschillen tussen landen te kunnen benoemen.

(Nationale) cultuur kan gedefinieerd worden als de gedeelde symbolen, normen en waarden in een gemeenschap (Zhang et al, 2007). Deze nationale cultuur kan doorgetrokken worden naar organisaties in landen. Nationale cultuur speelt een belangrijke rol in interactie tussen groepen omdat het een directe invloed heeft op individueel gedrag en op de wijze waarop personen producten en technologieën gebruiken. Ook wordt cultuur als een krachtige omgevingsfactor beschouwd die het accounting systeem van een land beïnvloedt, en ook hoe individuen accounting informatie ontvangen en verwerken (Doupnik en Tsakumis, 2004).

2.1 Model van Hofstede

Hofstede (1980) analyseerde onderzoeksgegevens tussen 1967 en 1973 van meer dan 117.000 IBM werknemers die in 40 verschillende landen werkzaam waren. Vragen die gesteld werden aan werknemers varieerden van hoeveel vrijheid werknemers bij hun werkzaamheden hebben tot met welke voorbeeldmanagers de ondervraagden zich het meest konden identificeren. Ook werden veel vragen gesteld waarop de ondervraagde kon antwoorden door een score te geven op een schaal van 1 tot 5, waarbij hij of zij het eens of juist niet eens was met de stelling.

Hofstede concludeert op basis van zijn onderzoeksgegevens dat er vier statistisch onafhankelijke dimensies zijn die de variatie in de antwoorden van de werknemers verklaren. Hij noemt deze vier dimensies: power distance, uncertainty avoidance, individualism en masculinity. Vervolgens geeft hij elk land wat in zijn steekproef voorkomt een waarde op een schaal van 1 tot 100 op deze dimensies. ƒ Power distance heeft betrekking op de mate waarin mensen geloven en accepteren dat macht en

status ongelijk verdeeld zijn (Drogendijk en Slangen, 2006).

ƒ Uncertainty avoidance verwijst naar de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere, onbekende of ongestructureerde situaties.

ƒ Individualism heeft betrekking op de mate waarin een gemeenschap de rol van een individu benadrukt ten opzichte van de rol van de gehele groep. Het tegenovergestelde van individualism wordt door Hofstede collectivism genoemd.

(14)

ƒ Masculinity tenslotte, en het tegenovergestelde van deze dimensie, femeninity, heeft betrekking op de mate waarin een gemeenschap traditionele mannelijke waarden benadrukt zoals assertiviteit, ambitie, strijdvaardigheid en hoge beloningen, tegenover vrouwelijk waarden zoals zorgzaamheid, het helpen van anderen, het belangrijker vinden van relaties ten opzichte van geld en het in de gaten houden van de kwaliteit van het leven (Hofstede 1980).

In de loop der tijd is de validiteit van deze dimensies door verschillende onderzoeken aangetoond (Zhang et al, 2007). Deze dimensies kunnen dan ook gebruikt worden om landen te rangschikken op grond van hun nationale cultuur en om culturele verschillen tussen deze landen te bepalen. In de loop der tijd is het model van Hofstede door veel onderzoekers succesvol gebruikt bij cross-cultureel onderzoek, en veel andere onderzoeken hebben de validiteit van de indeling van landen op de verschillende dimensies door Hofstede versterkt (Kirkman et al., 2006). Toch moet altijd wel in ogenschouw genomen worden dat het hier gaat om een onderzoek wat uitgevoerd is in de jaren ’70, en dat sindsdien het nodige veranderd kan zijn wat betreft culturele verschillen tussen landen.

In tabel 2 is een overzicht gegeven van de resultaten van het onderzoek van Hofstede. Hierbij zijn van alle onderzochte landen de scores op de verschillende dimensies gegeven.

(15)

Tabel 2: Scores van landen op culturele dimensies. Bewerkt overgenomen uit Culture’s Consequences, Hofstede 1980 Country Power Distance Individualism Uncertainty Avoidance Masculinity Arab countries 80 38 68 53 Argentina 49 46 86 56 Australia 36 90 51 61 Austria 11 55 70 79 Belgium 65 75 94 54 Brazil 69 38 76 49 Canada 39 80 48 52 Chile 63 23 86 28 Colombia 67 13 80 64 Costa Rica 35 15 86 21 Denmark 18 74 23 16 East Africa 64 27 52 41 Equador 78 8 67 63 Finland 33 63 59 26 France 68 71 86 43 Germany FR 35 67 65 66 Great Britain 35 89 35 66 Greece 60 35 112 57 Guatemala 95 6 101 37 Hong Kong 68 25 29 57 India 77 48 40 56 Indonesia 78 14 48 46 Iran 58 41 59 43 Ireland 28 70 35 68 Israel 13 54 81 47 Italy 50 76 75 70 Jamaica 45 39 13 68 Japan 54 46 92 95 Malaysia 104 26 36 50 Mexico 81 30 82 69 Netherlands 38 80 53 14 New Zealand 22 79 49 58 Norway 31 69 50 8 Pakistan 55 14 70 50 Panama 95 11 86 44 Peru 64 16 87 42 Philippines 94 32 44 64 Portugal 63 27 104 31 Salvador 66 19 94 40 Singapore 74 20 8 48 South Africa 49 65 49 63 South Korea 60 18 85 39 Spain 57 51 86 42 Sweden 31 71 29 5 Switzerland 34 68 58 70 Taiwan 58 17 69 45 Thailand 64 20 64 34 Turkey 66 37 85 45 Uruguay 61 36 100 38 USA 40 91 46 62 Venezuela 81 12 76 73 West Africa 77 20 54 46 Yugoslavia 76 27 88 21

(16)

2.2 Model van Schwartz

De laatste jaren is er meer kritiek gekomen op het werk van Hofstede. Vooral Schwartz (1994) beargumenteerde dat de dimensies van Hofstede niet uitputtend zijn. Ook vond hij de steekproef van IBM werknemers niet representatief voor de cultuur van een land en vond hij de gegevens inmiddels gedateerd. Zelf heeft Schwartz (1992) eerst 45 bruikbare waarden met betrekking tot cultuur onderkend en vervolgens in 67 landen onder docenten en studenten onderzocht hoe zij scoren op deze waarden. Deze onderzoeksopzet resulteerde in zeven dimensies die hij de volgende namen gaf: conservatism, intellectual autonomy, affective autonomy, hierarchy, egalitarian commitment, mastery en harmony.

ƒ Conservatism geeft weer hoeveel nadruk een cultuur legt op het behoud van het huidige en traditionele evenwicht.

ƒ Intellectual en affective autonomy hebben betrekking op de mate waarin mensen vrij zijn om onafhankelijk hun eigen ideeën na te volgen.

ƒ Hierarchy verwijst naar de mate waarin het geaccepteerd wordt dat macht en middelen oneerlijk verdeeld zijn.

ƒ Egalitarian commitment geeft de mate weer waarin mensen bereid zijn om belangen van anderen boven het eigenbelang te stellen.

ƒ Mastery geeft het belang weer wat mensen hechten aan het steeds vooraan staan

ƒ Harmony geeft het belang weer wat mensen hechten aan het goed passen in de omgeving.

De verschillen tussen Frankrijk en Nederland worden in onderstaande tabel weergegeven. Van Zweden zijn geen scores op deze dimensies bekend. Hoe hoger de waarde in onderstaande tabel is, hoe belangrijker de betreffende dimensie wordt gevonden.

Tabel 3: Scores van Frankrijk en Nederland op de dimensies van Schwartz (1994)

Conservatism Affective Autonomy

Intellectual Autonomy

Hierarchy Mastery Egalitarian Commitment

Harmony

Frankrijk 3,35 4,41 5,15 2,16 3,89 5,45 4,31

Nederland 3,68 3,51 4,44 2,26 3,98 5,39 3,98

Drogendijk en Slangen (2006) hebben onderzocht of het model van Hofstede of Schwartz, als het gaat om culturen van verschillende landen op bepaalde dimensies te rangschikken, superieur is boven de ander. Zij concludeerden dat zowel het raamwerk van Hofstede als het raamwerk van Schwartz valide zijn en dat het voorbarig is om het werk van Hofstede gedateerd te noemen.

(17)

2.3 Model van Gray

Gray (1988) was één van de eersten die veronderstelde dat de cultuur van een land de accounting activiteiten in datzelfde land zou kunnen beïnvloeden. Hij bracht concepten uit cultuur en accounting samen en stelde specifieke hypotheses op in de vorm van relaties tussen cultuur en accounting. Cultuur en waarden op nationaal niveau hebben invloed op subculturen, hoewel de integratie met subculturen sterk kan variëren. Gray betrok accounting in dit raamwerk door het als een subcultuur te benoemen, en daarmee te veronderstellen dat de nationale cultuur invloed heeft op accounting standaarden, en andersom. Hiermee kunnen internationale verschillen tussen accountingstandaarden verklaard worden (Chanchani en MacGregor, 1999). Gray suggereert dat de culturele regio’s en accountingsystemen sterk overeen moeten komen. De basis van de theorie van Gray is gelegd door Hofstede (1980) en Gray linkt Hofstede’s dimensies aan subculturele accountingwaarden. Deze accoutingwaarden zijn: professionalism tegenover statutary control, uniformity tegenover flexibility, conservatism tegenover optimism en secrecy tegenover transparancy.

Gray stelde professionalism voor als een belangrijke accountingwaarde omdat accountants in verschillende mate onafhankelijke houdingen aannemen en hun eigen professionele beoordeling op verschillende manieren controleren. De vraag in veel westerse landen is dan ook of het accountancy beroep door publieke wet- en regelgeving en statutaire controle gecontroleerd moet worden of dat het overgelaten wordt aan zelf-controle. Professionalism is het meest gerelateerd aan de dimensies individualism en uncertainty avoidance van Hofstede (1980). Een voorkeur voor onafhankelijke professionele beoordeling met meer nadruk op individuele beslissingen is namelijk consistent met een lage mate van uncertainty avoidance. Ook bestaat er een verband tussen power distance en de mate van professionalism. Professionalism zal eerder geaccepteerd worden in een land met een lage mate van power distance.

Gray identificeerde uniformity tegenover flexibility als een significante subculturele accounting waarde omdat houdingen over uniformiteit, consistentie en vergelijkbaarheid van invloed zijn op de manier waarop een cultuur aankijkt tegenover wereldwijde accountingstandaarden. Uniformity is vooral gerelateerd aan de dimensies uncertainty avoidance en individualism. Een voorkeur voor uniformity is consistent met een voorkeur voor een sterke mate van uncertainty avoidance, en ook gelijk aan een sterke voorkeur voor collectivism, het tegenovergestelde van de dimensie individualism.

Ook conservatism is volgens Gray een belangrijke accountingwaarde omdat het vaak van grote invloed is op de waarderingsprincipes. Conservatisme in activawaardering en de weergave van winsten is een fundamentele houding van accountants over de hele wereld. Toch verschilt ook de mate van conservatism tussen landen, variërend van een sterke mate van conservatism in continentaal Europa tot een veel minder mate van conservatism in de Verenigde Staten en Groot Brittanië.

(18)

Conservatism is sterk gerelateerd aan de dimensie uncertainty avoidance aangezien een sterke mate van conservatism consistent is met een sterke mate van uncertainty avoidance.

Tenslotte veronderstelde Gray dat ook secrecy tegenover transparancy een significante dimensie is die voortvloeit uit de invloed van het management op de hoeveelheid informatie die naar belangengroepen gecommuniceerd wordt. Secrecy lijkt in dit verband ook sterk verbonden te zijn met conservatism aangezien beide accountingwaarden een voorzichtige benadering van financiële verslaggeving impliceren. Secrecy is het sterkst verbonden met de dimensies uncertainty avoidance en power distance. Een voorkeur voor secrecy is consistent met een sterke mate van uncertainty avoidance vanwege de behoefte om informatie te minimaliseren om conflicten en concurrentie zo veel mogelijk uit de weg te gaan. De relatie met power distance is vergelijkbaar, aangezien geheimhouding van informatie gebruikt kan worden om ongelijkheden in macht te kunnen behouden. In onderstaande tabel staat het bovenstaande schematisch weergegeven.

Tabel 3: Verband tussen accounting waarden van Gray en culturele dimensies van Hofstede. Gebaseerd op Gray (1988)

Richting van het verband met de dimensies van Hofstede Individualism Uncertainty

Avoidance

Power Distance

Masculinity

Professionalism (vs Statutary Control) positief negatief negatief nvt Uniformity (vs Flexibility) negatief positief nvt nvt Conservatism (vs Optimism) nvt positief nvt nvt Culturele

waarden van Gray

Secrecy (vs Transparancy) nvt positief positief nvt

Dit raamwerk van Gray is ook toepasbaar op financiële verslaggevingsbeslissingen van accountants. Accountants zullen waarschijnlijk financiële verslaggevingsregels toepassen op een manier zodat het consistent is met hun culturele waarden. Daarom zouden deze verslaggevingsbeslissingen van accountants moeten verschillen tussen bepaalde landen, zeker als het gaat om beslissingen waarbij de professionele beoordeling van de accountant een grote rol speelt (Tsakumis, 2007)

De verwachting van dit onderzoek is dat het raamwerk van Gray om dezelfde redenen als bij financiële verslaggevingsbeslissingen ook toepasbaar is op risicoverslaggeving. Culturele verschillen tussen landen zullen naar verwachting ook invloed hebben op de manier waarop met verslaggevingstandaarden wordt omgegaan. Geeft een onderneming vrijwillig extra openheid over risico’s, meer dan de standaarden in eerste instantie eisen, of beperkt een onderneming zich tot de minimale verwachtingen ten aanzien van de mate van risicoverslaggeving?

(19)

3.

Verband tussen nationale cultuur en risicoverslaggeving

Dat de cultuur van een land invloed heeft op de mate van verslaggeving in jaarverslagen is onder anderen aangetoond door Barrett (1976). Hij concludeerde dat toelichtingen in jaarverslagen van ondernemingen in de Verenigde Staten en Groot Brittannië verschillen van die in Zweden, Frankrijk, Duitsland, Japan en Nederland door culturele verschillen. Zarzeski (1996) toont aan dat de culturele dimensie individualism positief gerelateerd is aan toelichting in jaarverslagen, en de dimensie uncertainty avoidance negatief is gerelateerd. Perera (1989) concludeert, onafhankelijk van Gray (1988), dat de dimensies uncertainty avoidance en individualism de meeste invloed lijken te hebben op accounting. Uit het onderzoek van de Jong et al (2005) komt naar voren dat de dimensie uncertainty avoidance het meest belangrijk en consistent is bij het verklaren van de openheid van een cultuur.

In dit onderzoek zal verder het model van Hofstede (1980) als basis dienen. Voortbordurend op de conclusies van Perera (1989) en Gray (1988) zullen de dimensies uncertainty avoidance en individualsm gebruikt worden om de mate van risicoverslaggeving te verklaren op basis van culturele verschillen tussen de landen Zweden, Frankrijk en Nederland.

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de culturele dimensies uncertainty avoidance en Individualsm een groot effect hebben op de openheid van de cultuur van een land. Uncertainty avoidance heeft een negatieve invloed op openheid, individualism heeft een positieve invloed op openheid van een bepaalde cultuur (de Jong et al, 2005). Openheid wordt hier gedefinieerd als de onbeperkte integratie van nationale markten in de wereldwijde economie. In een compleet open economie kunnen economische handelaren vrij beslissen hoe te reageren op economische marktgestuurde prikkels, zonder te worden beperkt door een protectionistisch beleid.

Economische handelaren uit een individualistische gemeenschap zijn eerder bereid om (economische) relaties aan te gaan met personen die ze niet kennen dan handelaren in collectivistische gemeenschappen. Dit kan worden verklaard doordat zij niet beperkt worden door het gemeenschappelijke belang van de hele groep waartoe zij behoren maar dat ze op basis van eigen persoonlijke inschattingen kunnen reageren op economische ontwikkelingen. Daarnaast zullen collectivistische gemeenschappen meer een gevoel van ‘wij tegen de rest’ hebben, waardoor de openheid van deze gemeenschappen ook lager zal zijn dan die van individualistische gemeenschappen (de Jong et al, 2005)

Personen uit gemeenschappen met een hoge score op de dimensie uncertainty avoidance zijn minder bereid om grote risico’s te accepteren, meer gekeerd tegen immigranten en minder bereid om in het

(20)

buitenland te leven (Inglehart et al, 1998). Deze eigenschappen van een gemeenschap met een hoge score op de dimensie uncertainty avoidance hebben een negatieve relatie met de openheid van deze gemeenschap. Daarnaast zijn open economieën meer opengesteld aan externe krachten waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen, en dus meer gevoelig voor externe risico’s. Ook op basis hiervan valt het niet te verwachten dat gemeenschappen met een hoge score op de dimensie van uncertainty avoidance graag hun grenzen willen openstellen, en dat ze dus minder open zullen zijn dan gemeenschappen met een lage score op de dimensie uncertainty avoidance (de Jong et al., 2005). Ook de Jong et al (2005) baseert zijn onderzoek naar determinanten voor economische openheid van landen op de dimensies van Hofstede. Uit zijn onderzoek, waarbij hij 53 landen gedurende de periode 1959 tot 1997 analyseerde op de vier dimensies van Hofstede (1980) met betrekking tot internationale handel, kapitaal en financiering, blijkt dat verscheidene aspecten van nationale cultuur een invloed hebben op de openheid van een land. Hij definieerde nationale cultuur als een gemiddelde van specifieke individuele eigenschappen en houdingen van mensen binnen een land en concludeert dat vooral de dimensies uncertainty avoidance en individualsm veel effect hebben op de openheid van de nationale cultuur van een land.

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven heeft cultuur invloed op de bedrijfsactiviteiten van een land. Gray (1988) stelt verscheidene hypotheses voor die de vier culturele dimensies van Hofstede relateren aan accounting systemen. Het gevolg is een raamwerk om de ontwikkeling van accounting systemen te analyseren door het gebruik van waardesystemen van accountants, afgeleid uit waarden van een gemeenschap. De mate van toelichtingen over informatie is mogelijk afhankelijk van de waardegroepering secrecy tegenover transparancy (Zarzeski, 1996) en is dan ook met name relevant voor dit onderzoek. Ook Salter en Niswander (1995) concluderen dat culturele geheimhouding negatief gerelateerd is aan de mate van toelichting in jaarverslagen.

Door onder meer bovengenoemde onderzoeken blijkt dat de mate van openheid van een land, en daarmee ook de mate van vrijwillige verslaggeving, goed verklaard kan worden op basis van het onderzoek van Hofstede, waarin landen onderling worden gerangschikt op onder andere de dimensies uncertainty avoidance en individualism. De dimensie uncertainty avoidance heeft in dit verband een negatief verband met de mate van risicoverslaggeving, de dimensie individualism een positief verband. Op basis hiervan kan worden verondersteld dat ondernemingen uit landen die laag scoren op de dimensie uncertainty avoidance en hoog op de dimensie individualism relatief veel risicoverslaggeving in hun jaarverslag zullen opnemen. Hierna worden beide dimensies nader toegelicht om zodoende een goed en volledig beeld te geven van deze dimensies.

(21)

3.1 Beschrijving van de dimensie uncertainty avoidance

Onzekerheid over de toekomst is een basisgegeven van het menselijk leven, waar we om mee proberen te gaan door middel van technologie, wet- en regelgeving en religie. In organisaties neemt dit de vorm aan van technologie, regels en rituelen (Hofstede 1980). De tolerantie van onzekerheid varieert behoorlijk tussen mensen uit verschillende landen, de drie indicatoren hiervan in het onderzoek van Hofstede zijn: rule orientation, employment stability en stress. Samen produceren deze indicatoren een uncertainty avoidance index voor elk land. Deze index zal in dit onderzoek als basis worden gebruikt om de landen Frankrijk, Zweden en Nederland te rangschikken op deze dimensie.

Landen met een hoge score op de dimensie uncertainty avoidance blijken het werken voor kleine organisaties, competitie tussen werknemers, individuele beslissingen, het werken voor buitenlandse managers en een hoge mate van organisationele verandering als riskante situaties te zien. Wanneer landen hoog scoren op de uncertainty avoidance index gaat dit gepaard met een hogere mate van angst bij mensen. Deze hogere mate van angst leidt tot meer stress en een drang om hard te werken. Mensen in een samenleving met een hoge mate van uncertainty avoidance hebben een grotere behoefte aan consensus, groepsbeslissingen zijn ideologisch populair, hoewel niet noodzakelijk ook meer frequent aanwezig. Tolerantie richting mensen met andere ideeën of ander gedrag is meer aanwezig bij samenlevingen met een lage mate van uncertainty avoidance.

3.2 Beschrijving van de dimensie individualism

De dimensie individualism beschrijft de relatie tussen het individu en de collectiviteit die voorkomt in een bepaalde samenleving. Het komt naar voren in de manier waarop mensen samenleven en het heeft veel implicaties voor verscheidene waarden van mensen. In sommige culturen wordt individualisme gezien als een bron van welzijn, in andere als vervreemding. De relatie tussen het individu en de samenleving is niet alleen een zaak van hoe men samenleeft, maar het is ook sterk verbonden met gemeenschapsnormen. Het beïnvloedt ook zaken buiten de persoon of zijn of haar familie, zoals onderwijs, religie en politiek.

In landen met een lage mate van individualism zullen werknemers over het algemeen meer moreel en emotioneel betrokken zijn bij ondernemingen waar ze werken. Ook hebben managers een voorkeur voor conformiteit en ordelijkheid, waar managers in landen met een hoge mate van individualism leiderschap en variatie willen stimuleren. Personen uit landen met een lage mate van individualism vinden zekerheid en veiligheid over hun eigen positie erg belangrijk waar personen uit landen met een hoge mate van individualism autonomie als erg belangrijk bestempelen.

(22)

4. Ontwikkeling

hypotheses

Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat culturele verschillen tussen landen invloed hebben op de openheid van het betreffende land, en daarmee ook op de hoeveelheid verslaggeving in jaarverslagen van ondernemingen. In dit onderzoek zal gekeken worden of de mate van risicoverslaggeving in Zweden, Frankrijk en Nederland significant verschilt en of deze verschillen te verklaren zijn door culturele eigenschappen van de betreffende landen aan de hand van de scores van deze landen op de dimensies van Hofstede. De keuze voor deze drie landen is willekeurig, maar enigszins gebaseerd op de grote verschillen in scores van deze landen op de dimensie uncertainty avoidance.

Hofstede (1980) heeft tijdens zijn onderzoek aan landen bepaalde scores gegeven op de verschillende dimensies. Deze scores zijn door latere onderzoeken valide gebleken en voldoende betrouwbaar om verder onderzoek mee te verrichten, vandaar dat ze ook in dit onderzoek als basis zullen dienen. Vooral de culturele dimensies uncertainty avoidance en individualism hebben invloed op accounting, en het is dan ook interessant om te kijken hoe landen op deze dimensies scoren volgens Hofstede. Op de dimensie individualism scoren Frankrijk en Zweden gelijk met 71 punten, Nederland scoort iets hoger met 80 punten. Vooral op de dimensie uncertainty avoidance verschillen de drie landen sterk: Zweden scoort 29 punten, Nederland 53 en Frankrijk 86. De verschillende scores worden in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 4: Scores van Zweden, Frankrijk en Nederland op de dimensies individualism en uncertainty avoidance Land individualism uncertainty

avoidance

Zweden 71 29 Frankrijk 71 86 Nederland 80 53

Zarzeski (1996) en de Jong et al. (2005) hebben beiden aangetoond dat de dimensie individualism positief gerelateerd is aan de mate van openheid en toelichtingen in jaarverslagen, en dat de dimensie uncertainty avoidance hier negatief aan gerelateerd is. Op basis van de scores van Frankrijk en Nederland kan de volgende hypothese opgesteld worden.

H1: De mate van risicoverslaggeving is bij Franse ondernemingen minder dan bij Nederlandse ondernemingen.

Nederlands scoort ten opzichte van Frankrijk immers zowel hoger op de dimensie individualism als lager op de dimensie uncertainty avoidance. Voor Zweden kan ten opzichte van Frankrijk dezelfde hypothese opgesteld worden, met als enig verschil dat beide landen op de dimensie individualism gelijk scoren. Het gevolg hiervan is dat deze hypothese minder sterk is dan de eerste hypothese,

(23)

aangezien hier slechts op grond van één dimensie een verschil in de mate van risicoverslaggeving verwacht wordt. Deze tweede hypothese luidt als volgt.

H2: De mate van risicoverslaggeving is bij Franse ondernemingen minder dan bij Zweedse ondernemingen

Van deze drie landen zullen volgens de verwachtingen op basis van het model van Hofstede Franse ondernemingen dus de minste toelichtingen rondom risico’s en risicomanagement in jaarverslagen hebben opgenomen. Het verschil tussen Zweden en Nederland is moeilijker aan te geven, aangezien Nederland op de dimensie individualism hoger scoort, en daarmee naar verwachting meer zal toelichten, terwijl Zweden op de dimensie uncertainty avoidance lager scoort en dus op basis van deze dimensie meer zal toelichten in jaarverslagen. Een goed onderbouwde hypothese op basis van deze twee dimensies kan dus niet gegeven worden, omdat Nederland op beide dimensies hoger scoort. Toch is het verschil op de dimensie individualism niet zo groot (71 tegenover 80) terwijl het verschil op de dimensie uncertainty avoidance groter is (29 tegenover 53). Op basis hiervan kan verwacht worden dat Zweden, vooral als gevolg van de veel lagere score op de dimensie uncertainty avoidance, een meer open cultuur zal zijn en meer zal toelichten in jaarverslagen. De dimensie uncertainty avoidance wordt daarnaast door de Jong (2005) ook als belangrijkste dimensie benoemd bij het verklaren van de mate van openheid van een cultuur. De derde hypothese luidt dan ook als volgt:

H3: De mate van risicoverslaggeving is bij Nederlandse ondernemingen minder dan bij Zweedse ondernemingen.

Door het toetsen van deze drie hypotheses zal geprobeerd worden om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag en de verschillende deelvragen. Hieronder zal het onderzoeksontwerp besproken worden aan de hand waarvan het onderzoek vorm gegeven gaat worden. Tijdens de conclusie zullen de hypotheses al dan niet aangenomen worden op grond van de onderzoeksresultaten.

Voor gebruikers is kwantitatieve en toekomstgerichte informatie over risicoverslaggeving meer bruikbaar dan kwalitatieve informatie en informatie over het verleden (Linsley et al. 2006). In dit onderzoek zal vooral de hoeveelheid risicoverslaggeving onderzocht worden, maar daarnaast zullen ook kwalitatieve aspecten van risicoverslaggeving meegenomen worden, zoals informatie over de verwachte impact en het economische teken van de impact van de betreffende risico’s.

(24)

5. Onderzoeksontwerp

5.1 Afbakening

In dit onderzoek worden jaarverslagen van ondernemingen uit Zweden, Frankrijk en Nederland betrokken. Van elk land zullen 15 ondernemingen geselecteerd worden die qua grootte en bedrijfsactiviteiten vergelijkbaar zijn met ondernemingen uit de andere landen. Op deze manier ontstaan 15 groepen van drie jaarverslagen, waarbij factoren die ook invloed hebben op de mate van risicoverslaggeving, zoals ondernemingsgrootte, financiële ratio’s en interne risico’s van ondernemingen, zoveel mogelijk ondervangen worden. Het onderzoek wordt hiermee betrouwbaarder en conclusies zijn meer gefundeerd.

Naast jaarverslagen brengen veel ondernemingen ook informatie over risico’s naar buiten via nieuwsberichten. Deze nieuwsberichten worden in dit onderzoek niet meegenomen vanwege het gebrek aan tijd en kennis van de verschillende media waarin deze nieuwsberichten naar buiten worden gebracht. Tevens zou het onderzoek door het betrekken van nieuwsberichten in het onderzoek erg gecompliceerd worden, en is het erg moeilijk om vast te kunnen stellen of alle nieuwsberichten ook daadwerkelijk meegenomen zijn in het onderzoek. Het gevolg hiervan is wel dat dit onderzoek niet helemaal volledig is, waardoor onderzoeksresultaten onjuist geïnterpreteerd kunnen worden.

Er is gekozen voor het onderzoeken van jaarverslagen van 15 ondernemingen, omdat bij dit aantal nog groepen gevonden kunnen worden die ook daadwerkelijk qua grootte en bedrijfsactiviteiten veel bij elkaar aan sluiten. Ondernemingen zijn geselecteerd uit de lijst van ondernemingen die genoteerd staan aan de beurs van Amsterdam (de AEX), Parijs (de Paris Bourse) en Zweden (de Stockholm Stock Exchange). Bij de selectie van ondernemingen is in eerste instantie gekeken naar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten van de betreffende onderneming. Vervolgens zijn allereerst ondernemingen die een sterke gelijkenis vertonen in bedrijfsactiviteiten bij elkaar in een categorie geplaatst. Doordat niet alle categorieën van elke beurs een onderneming bevatte zijn uiteindelijk bij een aantal categorieën ondernemingen bij elkaar gezocht die zoveel mogelijk op elkaar lijken wat betreft bedrijfsactiviteiten. Vooral is hierbij gekeken naar de markt waarop de onderneming opereert en met welke externe factoren de onderneming veel te maken heeft.

De jaarverslagen waarop dit onderzoek gebaseerd is, zijn de jaarverslagen uit het jaar 2005. De reden hiervoor is dat op moment van dit onderzoek nog niet alle jaarverslagen over 2006 beschikbaar zijn, en daardoor het onderzoek over dit jaar ook niet geheel plaats zou kunnen vinden. Om toch een valide beeld te kunnen geven van de mate van risicoverslaggeving in de verschillende landen is besloten om alle jaarverslagen niet over 2006 maar over 2005 te gebruiken.

(25)

5.2 Kwantitatieve analyse van risicoverslaggeving

Voor het bepalen van de mate van risicoverslaggeving wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van inhoudsanalyse. De basis voor een theoretisch model voor het uitvoeren van een inhoudsanalyse is ontwikkeld door Krippendorf (1980). Hierbij worden vier analyse eenheden onderscheiden.

ƒ Allereerst moet er een sampling unit gekozen worden. In dit onderzoek zullen dat de jaarverslagen over 2005 van vergelijkbare ondernemingen uit Zweden, Frankrijk en Nederland zijn.

ƒ Daarna moet er een context unit bepaald worden, in dit geval het gedeelte in het jaarverslag wat over risicomanagement gaat, of het gedeelte waarin huidige risico’s en toekomstige risico’s van de onderneming worden besproken.

ƒ Na het vaststellen van deze context unit, moet er bepaald worden naar welke specifieke data gekeken zal worden. De recording unit is een indicator van thematische of syntactische inhoud. In dit onderzoek zal met name gekeken worden naar risicoverslaggeving onderverdeeld in drie categorieën zoals voorgesteld door Beretta en Bozzolan (2004): strategie, bedrijfskarakteristieken en de omgeving van de onderneming. Vaak zal in jaarverslagen van ondernemingen in een apart gedeelte aandacht gegeven worden aan risico’s en risicomanagement, waarin de drie bovengenoemde categorieën indirect terug te vinden zijn.

ƒ De laatste analyse eenheid volgens het model van Krippendorf is de enumeration unit. In dit onderzoek zal dit het aantal zinnen zijn waarin wat over risico’s of risicomanagement verteld wordt. Het model van Krippendorf (1980) is een theoretische basis om tot een goede inhoudsanalyse te komen. In dit onderzoek wordt dit model als basis gebruikt voor de kwantitatieve analyse, waarbij het aantal zinnen over risico’s of risicomanagement de enumeration unit zijn, de laatste eenheid van het model.

In dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar de kwantitatieve hoeveelheid risicoverslaggeving in jaarverslagen. In jaarverslagen staat meestal een aparte paragraaf over risico’s of risicomanagement, en deze vormen volgens het model van Krippendorf de recording unit. Vervolgens zal er gekeken worden naar de mate van verslaggeving binnen deze recording unit. Dit wordt gedaan door het tellen van het aantal zinnen waarin inhoudelijk iets gezegd wordt over risico’s die een relatie hebben met de betreffende recording unit. Daarnaast zal ook gekeken worden of er ook iets toegelicht wordt over het economische teken van de impact en de managementactiviteiten rondom deze risico’s. Het aantal zinnen is hier de vierde analyse eenheid, de enumeration unit. Deze zinnen zijn overigens niet ‘mutually exclusive’, een zin kan voor alle recording units meegeteld worden indien inhoudelijk over meerdere categorieën iets verteld wordt. Zo kan inhoudelijk eerst iets gezegd worden over strategische risico’s, terwijl daarna in dezelfde zin ook risico’s benoemd worden die onder een andere categorie vallen.

(26)

5.3 Kwalitatieve analyse van risicoverslaggeving

Bij het analyseren van risicoverslaggeving in de jaarverslagen van ondernemingen uit Zweden, Frankrijk en Nederland zal daarnaast gebruik gemaakt worden van het raamwerk van Beretta en Bozzolan. Beretta en Bozzolan (2004) stellen een raamwerk voor om risico communicatie te analyseren. Risicoverslaggeving is een onderdeel van risico communicatie, waardoor dit raamwerk ook bruikbaar is bij de analyse van risicoverslaggeving. Volgens dit raamwerk is niet alleen de hoeveelheid vrijwillige toelichting van belang, maar ook de inhoudelijke kwaliteit van deze toelichtingen. In dit raamwerk worden vier verschillende maar complementerende dimensies onderscheiden:

ƒ de inhoud van de informatie. In dit onderzoek is hierbij vooral gekeken naar in hoeverre er bedrijfsspecifieke elementen benoemd worden. Vaak worden algemene termen over risico’s of risicomanagement uitvoerig toegelicht, terwijl bedrijfsspecifieke risico’s nauwelijks aan bod komen. Voor belangengroepen levert deze informatie dan alsnog weinig toegevoegde waarde op. Een goed voorbeeld hiervan is het jaarverslag van BNP Paribas over 2005, waar eerst enkele algemene risico’s die voor elke bank gelden toegelicht worden, zoals credit risk, market en liquidity risk, operational risk en insurance risk. Deze risico’s worden algemeen besproken, waar in dit onderzoek bij de kwalitatieve analyse geen inhoudelijke punten voor zijn toegekend. Na deze algemene inleiding op een aantal risico’s wordt vervolgens ingegaan op bedrijfsspecifieke risico’s, en hoe het management hiermee omgaat. Voor deze specifieke informatie worden wel punten toegekend.

ƒ het economische teken (positief of negatief) van de informatie. Dit communiceert de richting van de verwachte impact van risico’s op de toekomstige prestaties van de onderneming.

ƒ het meettype dat gebruikt is om de verwachte impact te kwantificeren en kwalificeren. Deze meting kan uitgedrukt worden in kwalitatieve of kwantitatieve termen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van monetaire of niet-monetaire schalen. Tijdens het onderzoek kwam naar voren dat vrijwel geen enkele onderneming specifiek opneemt op welke wijze de impact gekwantificeerd of gekwalificeerd is. Wel werd vaak de achterliggende informatie gegeven of kort benoemd. Wanneer dit het geval was, gaf dat een positieve beoordeling op deze dimensie om hiermee toch onderscheid te maken tussen ondernemingen voor het al dan niet benoemen van achterliggende informatie met betrekking tot het meettype.

ƒ de managementbenadering ten aanzien van het managen van de risico’s. Hierbij gaat het om communicatie over de toekomstverwachtingen van het management, alsmede de acties die het management onderneemt om risico’s zoveel mogelijk te verminderen. Een goed voorbeeld van een jaarverslag waarin heel duidelijk de managementbenadering toegelicht wordt, is het jaarverslag van Rodamco over 2005. Hierin wordt erg veel aandacht besteed aan de wijze waarop het management met onderkende risico’s omgaat, wat in het onderzoek de maximale score van 5 punten heeft opgeleverd op de dimensie van managementbenadering.

(27)

Daarnaast worden in dit raamwerk de volgende drie categorieën van inhoudelijke toelichtingen onderscheiden:

ƒ strategie (zoals prestatiedoelstellingen, de missie en brede doelstellingen van de onderneming)

ƒ bedrijfskarakteristieken (zoals de technologische structuur, organisatiestructuur en bedrijfsprocessen)

ƒ de omgeving van de onderneming (zoals wet en regelgeving, politieke, economische, sociale en financiële factoren en informatie over de natuurlijke omgeving en de industrie waarin de onderneming opereert)

Wanneer wordt toegelicht hoe de verwachte impact van toegelichte risico’s gekwalificeerd en gekwantificeerd zijn verrijkt dit de informatie over deze risico’s. Het is in dit verband belangrijk dat het economische teken en de manier waarop het economische teken bepaald is toegelicht wordt. Omdat de grootte van een onderneming en het type industrie van de onderneming volgens veel empirische onderzoeken de mate van verslaggeving beïnvloeden, stellen Beretta en Bozzolan (2004) voor om hiervoor te corrigeren. Echter, aangezien in dit onderzoek ondernemingen uit dezelfde industrie en met dezelfde omvang bij elkaar gezocht zijn, is het corrigeren voor grootte en type industrie in dit onderzoek niet noodzakelijk. Het gaat immers om de verschillen tussen ondernemingen uit verschillende landen, en wanneer deze uit dezelfde branche of industrie geselecteerd worden hoeft hiervoor niet meer gecorrigeerd te worden.

In dit onderzoek zal de risicoverslaggeving gecategoriseerd worden naar de door Beretta en Bozzolan voorgestelde categorieën, te weten strategie, bedrijfskarakteristieken en de omgeving van de onderneming, en tevens zal per categorie gekeken worden of in de betreffende jaarverslagen ook informatie staat over het economische teken en het meettype van de impact van risico’s en wat het management van plan is te doen om deze risico’s te managen. Op deze manier zal geprobeerd worden om niet alleen iets over de hoeveelheid van risicoverslaggeving te kunnen zeggen, maar ook over de kwaliteit van de betreffende verslaggeving.

(28)

5.4 Kwalitatieve analyse in dit onderzoek

Bij de analyse van de jaarverslagen zal geprobeerd worden om op de volgende vragen antwoord te geven:

ƒ hoeveel zinnen in het jaarverslag zeggen inhoudelijk iets over risicoverslaggeving? (kwantitatief) ƒ In welke mate wordt er in verband met risico’s inhoudelijk iets gezegd over strategie? (kwalitatief) ƒ In welke mate wordt er in verband met risico’s inhoudelijk iets gezegd over bedrijfskarakteristieken?

(kwalitatief)

ƒ In welke mate wordt er in verband met risico’s inhoudelijk iets gezegd over de omgeving van de onderneming? (kwalitatief)

Op de laatste drie vragen zal een antwoord gegeven worden op basis van relatieve verhoudingen tussen Frankrijk, Zweden en Nederland. Hierbij kan een score gegeven worden op een schaal van 1 tot 5, waarbij een 1 staat voor geen tot erg weinig informatie en een 5 voor erg veel informatie. Hierbij wordt vooral gekeken naar bedrijfsspecifieke informatie, aangezien algemene informatie voor belangengroepen minder relevant is. Bedrijfsspecifieke informatie kunnen risico’s zijn waar alleen die onderneming mee te maken heeft, of gebeurtenissen of maatregelen van het management die het afgelopen jaar gebeurt zijn of nog gaan gebeuren.

De beoordeling van de kwalitatieve inhoud gebeurt aan de hand van het al dan niet voldoen aan de eerdergenoemde dimensies:

ƒ de inhoud van de informatie

ƒ het economische teken (positief of negatief) van de verwachte impact van de informatie ƒ het meettype wat gebruikt is om de verwachte impact te kwantificeren en kwalificeren ƒ de managementbenadering ten aanzien van het managen van de risico’s

Op elk van deze vier dimensies wordt een score toegekend op een schaal van 1 tot 5, en het gemiddelde van de scores op de vier dimensies is een indicatie van de inhoudelijke kwaliteit van de informatie over risico’s en risicomanagement.

Op basis van het bovenstaande zal het formulier in bijlage 1 in dit onderzoek voor elk van de 45 ondernemingen uit de deelwaarneming ingevuld worden om op deze manier een goede beoordeling te kunnen geven over de kwalitatieve eigenschappen van de risicoverslaggeving in jaarverslagen van de onderzochte ondernemingen.

(29)

5.5 Overzicht deelwaarneming

In tabel 5 staan 15 groepen van drie ondernemingen uit Frankrijk, Zweden en Nederland. Elke groep is zo samengesteld dat de betreffende ondernemingen een sterke relatie vertonen met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten. Verder zijn het allemaal multinationals, waardoor de groepen bestaan uit relatief goed vergelijkbare ondernemingen. Omdat bedrijfsactiviteiten niet altijd volledig aansluiten bij ondernemingen uit andere landen is de onderstaande verdeling naar omstandigheden de meest ideale. Er is vooral gekeken naar de sector waarin de onderneming actief is, en wat de kernactiviteiten zijn. Door de rangschikking van ondernemingen met goed vergelijkbare eigenschappen zijn verschillen in de mate van risicoverslaggeving bij deze ondernemingen vooral te verklaren door culturele verschillen tussen de landen, en spelen beïnvloedende factoren als de grootte en typologie van de onderneming een veel kleinere rol.

Daarnaast kan de kwantitatieve hoeveelheid risicoverslaggeving door deze rangschikking goed geanalyseerd worden door gebruik te maken van de t-verdeling. Een voorwaarde van gebruik van deze analysemethode is immers dat bij het vergelijken van gegevens van twee populaties paren bij elkaar gezocht worden om zo gelijke karakteristieken van deze paren te elimineren. Daarbij wordt de variabiliteit van deze karakteristieken verwijderd van de totale variabiliteit van de verschillen van de gemiddeldes van de twee populaties wat leidt tot betrouwbaardere onderzoeksresultaten.

Tabel 5: Overzicht deelwaarneming

Categorie

Frankrijk

Zweden

Nederland

1. Banken (1) BNP Paribas Swedbank ABN Amro 2. Banken (2) Dexia SEB Fortis 3. Banken (3) Societe Generale Nordea ING

4. Energie Gaz de France Vostok Nafta Royal Dutch Shell 5. Vervoer Michelin Autoliv Tomtom

6. Onroerend goed/investeren Accor Investor Rodamco 7. Hoogwaardige Techniek STMicroelectronics ABB ASML 8. Telecom Alcatel Tele2 KPN

9. Media Lagardera Tella Sonera Reed Elsevier 10. Farmaceutisch Sanofi Aventis Astra Zeneca Akzo Nobel 11. Staalindustrie Vallourec Boliden Mittal 12. Drank/Tabak Pernod Ricard Swedish Match Heineken 13. Gassen en Chemicaliën Air Liquide Alfa Laval DSM 14. Verzekeraar AXA Securitas Aegon 15. Voeding/persoonlijke verzorging Danone SCA Unilever

(30)

6.

Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek eerst kort beschreven worden en vervolgens worden geanalyseerd. De verschillende hypotheses worden hierbij getoetst en er worden enkele mogelijke oorzaken voor afwijkingen gegeven.

6.1 Beschrijving resultaten van de kwantitatieve analyse

De analyse van de kwantitatieve hoeveelheid risicoverslaggeving in jaarverslagen van Franse, Zweedse en Nederlandse ondernemingen heeft de data opgeleverd zoals weergegeven in tabel 6.

Tabel 6: Overzicht resultaten kwantitatieve analyse

Aantal zinnen met betrekking tot risico's

Categorie Frankrijk Zweden Nederland Gemiddeld

1 512 127 480 373,00 2 0 204 241 148,33 3 74 327 422 274,33 4 273 30 144 149,00 5 76 128 107 103,67 6 4 105 148 85,67 7 30 13 158 67,00 8 0 33 203 78,67 9 109 171 27 102,33 10 0 69 85 51,33 11 89 89 6 61,33 12 91 0 91 60,67 13 42 124 182 116,00 14 231 54 266 183,67 15 0 88 81 56,33 Gemiddeld 102,07 104,13 176,07 127,42

Wat opvalt, is dat de gemiddeldes van Franse en Zweedse ondernemingen relatief dicht bij elkaar liggen, maar dat in jaarverslagen van Nederlandse ondernemingen gemiddeld ruim 70% meer risicoverslaggeving terug te vinden is.

Ook zijn er onder de Franse ondernemingen vier die helemaal niets over risico’s of risicomanagement in hun jaarverslag opgenomen hebben, bij Zweedse ondernemingen ligt dit aantal met slechts één onderneming veel lager. Onder de Nederlandse ondernemingen van deze deelwaarneming bevond zich zelfs geen één onderneming die niets over risico’s of risicomanagement opgenomen had in het jaarverslag over 2005.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het vlak van de inrichting van de justitiële organisatie met het oog op het ver- lenen van wederzijdse rechtshulp dient enerzijds te worden gewezen op de speci- alisatie binnen

Z ij die zich het meest met haar bezighielden, waren ingenieurs van beroep : om haar bochten af te snijden, om haar bedding van een steenlaag te voorzien, om

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,

Deze disclosure index is gebaseerd op de wet- en regelgeving vanuit de governancecode woningcorporaties, corporate governancecode (code takaksblat), Bbsh en het Nederlands

Het verband tussen cultuur en de mate van disclosure in risicoverslaggeving is in de praktijk onder meer relevant voor de volgende groepen: ondernemingen, investeerders,

De database waaraan de ratingsoftware gekoppeld is bevat voornamelijk eigen gegevens (historische informatie van de debiteur, afgezet in zogenaamde peers, zodat de resultaten ook

In deze thesis is op basis van literatuuronderzoek, de Europese richtlijnen betreffende risicomanagement en de regels van de OECD een model opgenomen waarmee een

Op deze manier is de Nederlandse Corporate Governance Code uiteindelijk vastgelegd in de wetgeving en zullen beursgenoteerde ondernemingen dus moeten voldoen aan