Vraag nr. 212 van 1 juli 1996
van mevrouw SONJA BECQ
Studietoelagen – Verval bij faillissement
Om een correcte verdeling van de studietoelagen mogelijk te maken, werd het kadastraal inkomen (KI) gekozen als welvaartsindicator of als "uitsluitingsfac-tor". Indien het KI ongewoon hoog is in verhouding tot het inkomen volgens de personenbelasting, name-lijk hoger dan twintig procent, dan wordt er geen stu-dietoelage toegekend.
Een zware tegenslag – bij landbouwers bijvoorbeeld varkenspest of mislukte oogst – kan oorzaak zijn van een faillissement. Bij een tijdelijke daling van het belastbaar inkomen worden uitzonderingen toegestaan, maar bij een herhaald onvoldoende, zoals bijvoorbeeld ten gevolge van een faillissement, wordt geen studie-toelage meer verleend.
1. Is het bekend in hoeveel gevallen van weigering het om een faillissementssituatie gaat? Om hoeveel pro-cent van de geweigerde studietoelagen gaat het? 2. Is het niet toekennen van een studietoelage ten
gevolge van een faillissement, een gewild gevolg van de regelgeving ter zake?
3. Kan een studietoelage toch worden verkregen indien er een kwijtschelding van de schulden in het vooruitzicht wordt gesteld en er een herziening van het belastbaar inkomen wordt gepland?
4. Zijn er andere uitwegen voor de betrokkenen, of worden er stappen gezet om dit probleem te verhel-pen?
Antwoord
In het verleden werd een oneigenlijk gebruik van de studietoelagen vastgelegd bij fiscaal onderlegde hogere inkomstencategorieën die door middel van aangifte van f i c t i e f lage inkomsten, in aanmerking kwamen voor de hoogste toelagen.
Het invoeren van de uitsluitingsfactor "kadastraal inko-men" als reële welvaartsindicator, heeft geleid tot een grotere selectiviteit en een rechtvaardiger verdeling van de studietoelagen.
Het is echter nooit de bedoeling geweest gefailleerden uit te sluiten van studietoelagen. Er werd ten andere reeds van bij de invoering van de KI-maatregelen in een vangnet voorzien voor onder andere gefailleerden en personen die werden getroffen door een tijdelijke deling van het belastbaar inkomen.
Zij kunnen zich namelijk beroepen op de regel van het aansluitend referentiejaar : indien zij worden afgewe-zen omdat het kadastraal inkomen te hoog is in verhou-ding tot het inkomen van het normaal in aanmerking te nemen jaar, kan dit kadastraal inkomen worden verge-leken met het inkomen van een aansluitend jaar. Ook indien de Administratie der Directe Belastingen naar aanleiding van een latere verificatie een herziening van het belastbaar inkomen doorvoert (en er eventueel een hoger belastbaar inkomen wordt vastgesteld), moet
met de herziene aanslag rekening worden gehouden. Bovendien wordt het kadastraal inkomen van onroe-rende goederen die door zelfstandige beroepen voor eigen beroepsdoeleinden worden aangewend, n i e t m e e-geteld bij het samenstellen van het totaal kadastraal inkomen van de KI-test.
Gefailleerden of personen met een (zeer) laag inkomen kunnen anderzijds ook een beroep doen op het OCMW en het bestaansminimum aanvragen. Ingeval hun inkomen (waaraan het kadastraal inkomen dient te worden getoetst) geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit het bestaansminimum, wordt de KI-test niet toege-past en kunnen zij niet worden uitgesloten wegens te hoog kadastraal inkomen.
Tevens wil ik er de aandacht van de Vlaamse volksver-tegenwoordiger op vestigen dat faillissementen en zware tegenslagen slechts een van de mogelijke oorza-ken zijn die aanleiding kunnen geven tot een jaarlijks terugkerend (al dan niet fictief) laag belastbaar inko-men.
Over deze problematiek werd reeds overleg gepleegd met een vertegenwoordiging van een landbouwersorga-nisatie. Tot dusver werd hiervoor nog geen oplossing gevonden.
Er worden door de afdeling Studietoelagen geen cijfer-gegevens bijgehouden over het aantal aanvragen dat ten gevolge van een faillissement wordt afgewezen.