Vraag nr. 71 van 19 februari 1996
van mevrouw SONJA BECQ
Deeltijdse arbeid en loopbaanonderbreking – Premies In het kader van de werkgelegenheidspolitiek van de Vlaamse regering werden in het verleden aanmoedi-gingspremies toegekend bij deeltijdse arbeid, voltijdse en deeltijdse beroepsloopbaanonderbreking. Deze poli-tiek wordt in het licht van de huidige werkgelegen-heidsconferentie voortgezet.
1. Hoeveel mannen, respectievelijk vrouwen vroegen én kregen in het kader van deeltijds werk een pre-mie ? Op welke gronden werden weigeringen gefor-muleerd ?
2. Hoeveel mannen, respectievelijk vrouwen vroegen én kregen een premie voor enerzijds deeltijdse en anderzijds voltijdse beroepsloopbaanonderbreking ? Op welke gronden werden weigeringen geformu-leerd ?
3. Wat is het procentueel aandeel in de beroepsloop-baanonderbreking volgens de criteria opvoeding kinderen, bijscholing en palliatieve zorg, uitgesplitst naar mannen en vrouwen ?
4. Bestaat er een verslaggeving of een evaluatierap-port over de werking van de infofoon die met het oog op deze premies bij de administratie werd geïn-stalleerd ?
Antwoord
Als bijlage vindt het Vlaams parlementslid de statisti-sche gegevens betreffende de vragen 1, 2 en 3. Het totaal aantal aanvragen en goedkeuringen bedraagt per 7 maart 1996 respectievelijk voor de privé-sector 5.069 aanvragen en 3.972 goedkeuringen, en voor de openba-re sector 1.565 aanvragen en 922 goedkeuringen. De weigeringsbeslissingen (vraag 1 en 2) werden geno-men op grond van de reglegeno-mentering en gemotiveerd meegedeeld aan de aanvragers. De weigeringsgronden hebben voornamelijk betrekking op :
– het ontbreken van een bedrijfsplan of erkende CAO ;
– de reservatieperiode ;
– niet werkzaam in het Vlaams Gewest of in de Vlaamse openbare sector ;
– aanvragen premie kinderopvang ouder dan 3 jaar ; – reeds voorheen gestart met loopbaanonderbreking
of deeltijds werken en geen nieuwe arbeidsduurver-mindering ;
– verplichte vervanging bij palliatieve zorg ;
– overstap van voltijdse loopbaanonderbreking naar halftijdse loopbaanonderbreking.
De telefonische opvang werd georganiseerd binnen de afdeling en gespreid over ten minste vier personeelsle-den die vertrouwd zijn met de reglementering via een
automatische doorverbinding bij afwezigheid. Een info-foon werd als dusdanig dus niet georganiseerd wegens personeelsredenen. Niettegenstaande de zeer talrijke telefonische verzoeken vanaf vooral het jaar 1995, wer-den geen specifieke klachten gemeld.
(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secretariaat van het Vlaams Parlement - red.)