Vraag nr. 192 van 6 juni 1996
van mevrouw SONJA BECQ
Vrijwillige gemeenschapsdienst voor jongeren – Stand van zaken
Op 7 februari jongstleden, naar aanleiding van de afwij-zing van het wetsvoorstel-Nothomb houdende de vrij-willige gemeenschapsdienst van jongeren, formuleerde de Vlaamse regering volgende alternatieve voorstellen : – samen met de federale regering werk maken van
een statuut voor vrijwilligers ;
– specifieke maatregelen treffen om organisaties en instellingen toe te laten op aangepaste wijze een plaats te geven aan het maatschappelijke engage-ment van jongeren ;
– vragende partij zijn ten opzichte van de federale minister van Arbeid en Tewerkstelling Miet Smet om de bestaande reglementering met betrekking tot vrijstelling van stempelcontrole uit oogpunt van het vrijwilligerswerk bij te sturen.
1. Welke timing wordt op dit overleg geplaatst ? 2. Welke maatregelen heeft de regering reeds
uitge-werkt om het engagement van jongeren een plaats te geven ?
3. Welke stappen werden reeds ondernomen naar de federale regering toe ?
Antwoord
De beslissing van de regering van 7 februari 1996 is tot stand gekomen na overleg over de vele aspecten die vanuit verschillende bevoegdheden te maken hadden met de eventuele oprichting van een vrijwillige gemeenschapsdienst van jongeren. Die beslissing bevat dus elementen die tot de bevoegdheden van verschil-lende ministers behoren. Het antwoord op de gestelde vragen impliceert alleen de bevoegdheden van de minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.
In de beslissing van de regering werd overleg met de federale regering in het vooruitzicht gesteld in verband met het statuut voor vrijwilligers en in verband met de reglementering inzake vrijstelling van stempelcontrole. De opvolging van dat laatste behoort veeleer tot de bevoegdheid van de minister van Leefmilieu en Tewerkstelling. De problemen rond het statuut van de vrijwilligers betreffen vooral de reglementeringen in verband met de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Het initiëren van dit overleg is wellicht een taak voor de hele Vlaamse regering en voor de minister-president in het bijzonder. Na een eerste verkenning en een ronde-tafel over het vrijwilligerswerk, overweegt de Koning Boudewijnstichting een juridische verkenning over de problematiek van het vrijwilligersstatuut te laten uit-voeren. De eventuele resultaten daarvan zouden derge-lijk overleg zeker kunnen bevruchten.
De kansen van jongeren om zich in het vrijwilligers-werk te engageren, mogen niet los gezien worden van de kansen tot vrijwilligerswerk in het algemeen. In een vorige regeerperiode werden daartoe reeds de eerste
stappen gezet in het decreet van 23 maart 1994 en het besluit van 6 juli 1994. Het betreft daarbij echter uit-sluitend de erkenning en de subsidiëring van autonoom vrijwilligerswerk. Als men het vrijwillig engagement van jongeren bijkomend wil stimuleren, zal het er voor-al op aan komen het ingebouwde vrijwilligerswerk te ondersteunen. Hierbij zijn er zeker financiële grenzen. De regels ten aanzien van het autonoom vrijwilligers-werk kunnen niet als zodanig uitgebreid worden naar het hele ingebouwde vrijwilligerswerk. Er zijn daar-naast ongetwijfeld ook de vereisten van de professione-le organisatie waarin het vrijwillig engagement wordt opgenomen. Vrijwilligers moeten in de professionele organisatie kunnen worden ingeschakeld. Dit vergt van beide kanten aanpassingen. Om meer inzicht te krijgen in de problemen en mogelijkheden van het ingebouwde vrijwilligerswerk, hebben we aan de professoren F. Lammertijn (KU Leuven) en M. Bouverne-De Bie (RU Gent) de opdracht gegeven hierover een onder-zoek te verrichten. Binnen een jaar zullen ze rapporte-ren over de huidige toestand, over de problemen die daarbij rijzen en over mogelijke beleidslijnen. Intussen heb ik het Platform voor Voluntariaat gecontacteerd om nu al voorstellen tot ondersteuning, vorming en experiment te formuleren. Het ligt in mijn bedoeling nog dit jaar met het Platform daarover een overeen-komst af te sluiten. Op basis van dit alles hoop ik vol-gend jaar een verdere stap te kunnen zetten in het vrij-willigersbeleid van de Vlaamse regering.
Vermits het overleg met de federale regering proble-men betreft die niet tot mijn bevoegdheid behoren – reglementering in verband met stempelcontrole, fiscaal en sociaal statuut – heb ik ter zake nog geen stappen naar de federale regering toe ondernomen. Indien de geplande onderzoeken daarvoor voldoende gegevens opleveren, zal ik op een gedocumenteerde wijze verder initiatief nemen.