• No results found

Vraag nr. 152van 30 april 1996van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 152van 30 april 1996van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 152 van 30 april 1996

van mevrouw SONJA BECQ

Kind en Gezin – Artsenopleiding en -vergoeding De kracht van de consultatiebureaus–nieuwe stijl van Kind en Gezin zal moeten uitgaan van een goed samen-spel tussen vrijwilligers, sociaal verpleegkundigen, art-sen en het organiserend bestuur. De artart-sen, die over een specifieke scholing beschikken, vormen een belangrijke schakel. Een aantal elementen met betrek-king tot hun opleiding, statuut, enzovoort blijft echter onduidelijk.

1. Wordt de arts onderworpen aan een (geregelde) bij-scholing en zo ja, ontvangt hij/zij hiervoor een ver-goeding ?

2. Welke vergoeding ontvangt de arts per zitting/con-sultatie/overleguur ? Is dit bedrag hetzelfde voor elke arts, ongeacht opleiding en/of bijscholing ? Is deze regeling dezelfde als vroeger ? Liggen de toe-gekende bedragen, gegeven het aantal te presteren uren (consultatie, overleg, ... ), in dezelfde lijn als dat van andere artsen in de preventieve gezond-heidszorg, zoals medisch schooltoezicht ?

3. Worden de artsen ook betaald ingeval een zitting of consultatie, voorzien of onvoorzien, niet doorgaat ? 4. Worden in geval van ziekte/vakantie van de vaste

arts van het consultatiebureau dezelfde kwalificaties en criteria gehanteerd voor de vervangende arts ? Schept dit geen moeilijkheden in de praktijk ? Antwoord

Aangezien er nog onduidelijkheid heerst over onder andere artsenopleiding en -vergoeding, worden enkele punten gepreciseerd. De informatie is gebaseerd op de tekst van de regelgeving die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Vlaamse regering. Zolang deze regelgeving niet goedgekeurd is, dient deze informatie als richtinggevend te worden beschouwd.

1. Iedere titularis-arts dient deel te nemen aan de ver-plichte vorming en bijscholing. Deze prestaties gebeuren naargelang de tijdsfractie waarop de arts tewerkgesteld is. Zo wordt voor een full-time arts (= 9 zittingen per week) maximaal 10 dagen vor-ming (= 76 uur) noodzakelijk geacht en gesubsi-dieerd. De noodzakelijke vorming wordt berekend volgens het aantal zittingen, dit wil zeggen : voor 1 zitting per week : 1/9 van 76 uur vorming. Voor de artsen die 2 zittingen per week doen, geldt bv. 2/9 van 76 uur, wat neerkomt op bijna 17 uur vorming. Deze bijscholing wordt gerekend als prestatie en wordt vergoed. Voor een arts-bediende is de vor-ming reeds begrepen in de maandverloning en een zelfstandige arts ontvangt hetzelfde honorarium per uur dat wordt uitbetaald voor de consultatie-zittin-gen.

2. Voor de vergoedingen van de arts dient men een onderscheid te maken tussen een bediende en een zelfstandige.

a. De arts-zelfstandige wordt gesubsidieerd vol-gens de schaal van het Medisch Schooltoezicht (schaal 2 /+ 10 werknemers) met 5 jaar anciënni-teit. Dit komt overeen met een forfaitaire toela-ge van 1.143 frank per uur, om te zetten in een honorarium. De arts dient een honorarium te ontvangen dat hiermee minstens overeenkomt. b. Voor de subsidiëring van de arts-bediende

han-teren wij de uitgangssalarisschaal van het Me-disch Schooltoezicht-bediende (schaal 2 / + 10 werknemers). Het uurloon bedraagt 1.114 frank (bruto). Maar voor de arts-bediende wordt een te bewijzen voorafgaande anciënniteit in Kind en Gezin-verband in aanmerking genomen, tot maximum 5 jaar. Voor die valorisatie geldt het volgende : 90 zittingen voor 1 jaar anciënniteit. Dit moet door de arts worden bewezen. Voor-gaande prestaties als bediende bij het Medisch Schooltoezicht tellen evenwel integraal.

In tegenstelling tot vroeger wordt er, wat de ver-goeding betreft, geen onderscheid gemaakt tus-sen een huisarts of een pediater. De prestaties worden gesubsidieerd volgens het aantal zittin-gen ; vroeger gebeurde dit volzittin-gens het aantal onderzochte kindjes.

3. Ingeval een zitti ng of consultatie voorzien of onvoorzien niet doorgaat, wordt de zelfstandige-arts uiteraard niet vergoed. Een bediende ontvangt een maandwedde gesubsidieerd volgens het aantal geplande zittingen, maar naargelang de omstandig-heden waardoor de zitting niet is doorgegaan, kan er een regularisatie gebeuren.

4. De titularis-arts die wegens ziekte of verlof afwezig is, moet door het organiserend bestuur worden ver-vangen door een arts die ofwel in een ander erkend consultatiebureau's is tewerkgesteld, ofwel voor-komt op de kandidatenlijst van Kind en Gezin. De vervangende artsen dienen bijgevolg aan dezelfde kwalificaties en criteria te beantwoorden. In de praktijk zijn er inderdaad reeds moeilijkheden opgetreden voor het vinden van een geschikte ver-vangende arts. Deze moeilijkheden kunnen worden opgelost indien de vervangende arts bereid is zijn/haar kandidatuur te stellen en te voldoen aan de voorwaarden, zodat hij/zij wordt toegelaten tot de kandidatenlijst. Het is ook zo dat Kind en Gezin de kandidatenlijst aanvult met artsen die sedert het afsluiten van de kandidatenlijst in oktober 1995 hun kandidatuur hebben gesteld en voldoen aan de voorwaarden. Bij problemen kunnen de organise-rende besturen in dit verband steeds terecht bij Kind en Gezin. Bij de geplande evaluatie van de consulatiebureaus zal dit aspect zeker ten gronde aan bod komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke gemeenten maakten wel en welke gemeen- ten maakten geen gebruik van het beschikbare con- tingent voor de jaren 1993, 1994, 1995 (met opgave van het toegekende en het

Studietoelagen – Eenouder- en tweeoudergezinnen Voor de berekening en de toekenning van een studie- toelage wordt enerzijds rekening gehouden met het inkomen van de

Ingeval hun inkomen (waaraan het kadastraal inkomen dient te worden getoetst) geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit het bestaansminimum, wordt de KI-test niet toege- past en

waaraan alle gemeenschappen en het federale niveau meewerken, onder andere ten behoeve van het Europees Drugsobservatorium in Lis- sabon.In 1992 en 1994 heeft

Door de Vlaamse overheid werd daarop geanti- cipeerd door een preventieproject goed te keu- ren dat zich specifiek richt op de problematiek van gezondheidsbevordering bij

Vrouwenemancipatie – Vlaamse administratie In het Algemeen Voortgangsrapport inzake Eman- cipatie 1995 (waarin ook wordt verwezen naar de Agenda 21 van de UNO-conferentie van Rio

Ik verzocht tevens in deze nota om een nieuwe Interminis- teriële Conferentie te willen samenroepen nadat de genoemde parlementaire werkgroep zijn conclusies zou

Het ministerieel besluit van 23 maart 1970 kent de beschutte werkplaatsen één sociaal assistent/ver- pleegster voor honderd werknemers toe?. Om hoeveel (kleinere) beschutte