Stelsels differentiaalvergelijkingen
Ook nu veronderstellen we steeds dat de, in het stelsel differentiaalvergelijkingen
dx
dt = P(t)x + g(t)
voorkomende matrixfunctie P : (α , β) → Rn×n en vectorfunctie g : (α , β) → Rn continu zijn op (α , β).
Dat zal niet meer worden vermeld.
Definitie
Laten x(1), x(2), · · · , x(n)oplossingen zijn van dx
dt = P(t)x (1)
en
X(t) = h
x(1)(t), x(2)(t), · · · , x(n)(t)i .
Dan wordt de Wronskiaanvan x(1), x(2), · · · , x(n)gegeven door:
Wh
x(1), x(2), · · · , x(n)i
(t) = det(X(t)).
Definitie
We kunnen nu eenvoudig controleren of {x(1)(t), x(2)(t), · · · , x(n)(t)}
een verzameling lineair onafhankelijke vectoren is voor alle t ∈ (α , β).
Dit kan door te onderzoeken of Wx(1), x(2), · · · , x(n) (t0) 6= 0 voor zekere t0∈ (α , β).
Is dit het geval dan heet {x(1), x(2), · · · , x(n)} een stelselfunda- mentaaloplossingen van (1) op (α , β).
De matrix X(t) wordt in dit geval genoteerd als Ψ(t) en heet een fundamentaalmatrix van (1).
Opmerking
Laten x, ˆx : (α , β) → Rn de oplossingen zijn van dx
dt = P(t)x + g(t)
die voldoen aan de beginvoorwaarden x(t0) = x0 en ˆx(t0) = ˆx0. Dan is v = ˆx − x, met v(t0) = ˆx0 − x0, een oplossing van
dx
dt = P(t)x
Is ˆx0≈ x0 dan zou je graag willen dat ˆx(t) ≈ x(t) voor t0< t < β.
Of: als ||v(t0)|| = ||ˆx0 − x0|| ‘klein’ is dan is ook
||ˆx(t) − x(t)|| ‘klein’ voor t0< t < β.
Een kleine fout in de beginvoorwaarde heeft dan geen ‘grote’ gevolgen voor de oplossing die wordt gevonden.
We veronderstellen dat P(t) onafhankelijk is van t (P(t) = A) en gaan op zoek naar een stelsel fundamentaaloplossingen van
dx
dt = Ax (2)
Evenwichtsoplossingen
x : R → Rn is een evenwichtsoplossing of -punt van (2) ⇐⇒
dx(t)
dt = 0 voor t ∈ R ⇐⇒
x(t) = c voor t ∈ R en Ac = 0 ⇐⇒
x(t) = c voor t ∈ R en zekere c ∈ N UL(A).
In het vervolg veronderstellen we meestal det(A) 6= 0 zodat de nuloplossing de enige evenwichtsoplossing is van (2).
Verder vragen we ons wat er gevonden kan worden over ||v(t)|| voor
n
Fasevlak
Deze vraag kan worden beantwoord en gevisualiseerd voor n = 2.
Een visualisatie bestaat uit een richtingsveld en/of grafieken van een aantal oplossingskrommen (banen) getekend in het zogenaamde fasevlak. De lijnelementen van het richtingsveld hebben in x de richting van de vector Ax (x ∈ R2).
De oplossingskrommen hebben als vectorvoorstellingen x = x(t) (t ∈ R).
Laat x : R → Rngegeven door x(t) = ertξ een oplossing zijn van (2).
Dan dx(t)
dt = Ax(t) voor t ∈ R ⇐⇒
r ertξ = ertAξ voor t ∈ R ⇐⇒
ert{Aξ − r ξ} = 0 ⇐⇒
Aξ = r ξ ⇐⇒
r is een eigenwaarde van A en ξ is een eigenvector van A bij deze eigenwaarde.