• No results found

RUP RWZI BORGLOON - TIVOLI STARTNOTA fase startnota

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RUP RWZI BORGLOON - TIVOLI STARTNOTA fase startnota"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RUP RWZI BORGLOON - TIVOLI

STARTNOTA fase startnota

versie participatie- en adviesronde

Aquafin NV Stad Borgloon

Dijkstraat 8 • 2630 Aartselaar Speelhof 10 • 3840 Borgloon

Tel. 03 450 45 11 Tel. 012 67 36 73

(2)

Colofon

RUP RWZI Borgloon - Tivoli

Opdrachtgever:

Stad Borgloon - Aquafin

Opdrachthouder:

D+A Consult nv – Meiboom 26, 1500 Halle – Kardinaal Mercierplein 2, 2800 Mechelen – info@da.be – www.da.be

Opgemaakt door ondergetekende ontwerpers,

Ann Lambrechts, projectleider Erkend ruimtelijk planner

Anke Peleman, projectmedewerker Erkend ruimtelijk planner

fase document datum revisie versie

1 startnota – versie_Aquafin 21/06/2021-sh al 1.0

startnota met mer-screening 06/08/2021-al al 1.1

startnota – versie participatie- en adviesronde 02/09/2021-ap al 1.2

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 5

1.1 Aanleiding van het RUP ... 5

1.2 Reikwijdte en detailleringsniveau ... 5

2 Bestaande toestand ... 6

2.1 Situering van het plangebied... 6

2.2 Beschrijving bestaande toestand ... 7

2.3 Ruimtelijke analyse ... 10

2.3.1 Landschap ... 10

2.3.2 Landbouw ... 11

2.3.3 Natuur ... 11

2.3.4 Bodem ... 11

2.3.5 Water ... 11

2.3.6 Bebouwde ruimte ... 12

2.3.7 Mobiliteit ... 12

2.4 Planningscontext ... 12

2.4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ... 12

2.4.2 Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ... 14

2.4.3 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg ... 16

2.4.4 Provinciaal Beleidsplan Ruimte Limburg ... 17

2.4.5 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Borgloon ... 17

2.4.6 Bestemmingsplannen ... 19

2.5 Evaluatie plangebied ...20

2.5.1 Knelpunten ... 20

2.5.2 Potenties ... 20

3 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling ...21

3.1 Doelstellingen ... 21

3.2 Visie en ruimtelijke concepten ... 21

3.2.1 Herbestemming van de huidige planologische bestemming ... 21

3.2.2 Aandacht besteden aan het aandachtsgebied ... 21

3.2.3 Maximaal benutten van bestaande terrein ... 21

3.2.4 Landschappelijke inkadering ... 21

3.3 Programma ... 22

3.3.1 Procesonderdelen van de huidige RWZI ... 22

3.3.2 Gewenste renovatie en capaciteitsverhoging van de RWZI ... 23

(4)

4 Effecten van het RUP ... 26

4.1 Onderzoek tot m.e.r. ... 26

4.1.1 Methodiek ... 26

4.1.2 Alternatieven... 26

4.1.3 Beoordeling milieueffecten ... 27

4.1.4 Besluit ... 39

4.2 Watertoets ... 40

4.2.1 Besluit ... 43

5 Bijlagen ... 44

5.1 Kaartmateriaal ... 45

5.2 RVR-toets ... 46

(5)

1

I NLEIDING

1.1

Aanleiding van het RUP

Op het perceel Borgloon afdeling 1 sectie B nummer 479a te Borgloon wenst Aquafin de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Borgloon-Tivoli te renoveren met inbegrip van capaciteitsverhoging. De huidige bestemming van het perceel op het gewestplan is agrarisch gebied. Om die reden is de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan noodzakelijk waarbij de bestemming wordt gewijzigd naar gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, meer bepaald voor waterzuivering. Het RUP wordt opgemaakt in een samenwerking tussen Aquafin en de stad Borgloon.

1.2

Reikwijdte en detailleringsniveau

Het plangebied van het RUP beperkt zich tot het perceel van RWZI Borgloon-Tivoli, afdeling 1 sectie B nummer 479a, gelegen langs de Colenstraat met als adres Habrouckstraat 53 te Borgloon.

(6)

2

B ESTAANDE TOESTAND

2.1

Situering van het plangebied

Het plangebied is gelegen ten noorden van de stadskern van Borgloon in landelijke omgeving langsheen de Colenstraat.

| Orthofoto met situering van het plangebied ten opzichte van het stadscentrum

De onmiddellijke omgeving wordt gekenmerkt door het landbouwbedrijf aan de overkant van de straat met aanhorige serres, enkele graasweides en fruitgaarden, alsook een smal bosgebied langsheen de beek de Kleine Herk.

| Orthofoto met contouren van het plangebied en voorstelling van de directe omgeving

(7)

2.2

Beschrijving bestaande toestand

Het plangebied betreft een perceel van 5382 m² en huist de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) Borgloon-Tivoli. De RWZI huisvest een klein dienstgebouw met ruimte voor technische installaties en technici (foto 1). Daarnaast zijn de nodige procesonderdelen aanwezig (foto 2) zoals:

• influenttoevoer;

• fijnrooster;

• rondzandvang;

• voorbezingktank (VBT);

• bacteriebed;

• nabezinktank (NBT).

De site wordt ontsloten door een korte, asfalten weg die via de Colenstraat te bereiken is.

Deze toegansweg wordt afgesloten met een poort. De rest van de RWZI-site wordt afgebakend door een levende haag met hekken.

| foto 1: zicht vanaf de inkompoort van het RWZI met oa. het dienstgebouw en installatieapparatuur

| foto 2: zicht op de oostelijke zijde van het RWZI de nabezinktank

(8)

| Foto 3, 4, 5 en 6 – zicht op technische installaties van de waterzuivering

Ten oosten van de site bevindt zich een klein, aangeplant bos langsheen de Kleine-Herk (foto 7). Ten zuiden bevindt zich een fruitboomgaard (foto 8). Ten noorden, aan de andere zijde van de Colenstraat, bevindt zich een landbouwbedrijf met aanhorige graasweides en serres (foto 9, 10 en 11).

| foto 7: het aangeplant bosgebied langsheen de loop van de Kleine Herk ten oosten van het RWZI

(9)

| foto 8: de fruitboomgaard meteen ten zuiden van het RWZI

| foto 9: zicht op het landbouwbedrijf aan de overzijde van de Colenstraat

| foto 10: serres en hydrocultuurinstallaties behorende tot het aanpalende landbouwbedrijf

(10)

| foto 11: graasweides met vee behorende tot het aanpalende landbouwbedrijf 2.3

Ruimtelijke analyse

2.3.1

Landschap

beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

beschermde monumenten /

beschermde landschappen Abdijsite Kolen en Kolenberg (op ca. 100m van plangebied)

beschermde stads- en dorpsgezichten /

landschapsatlas

ankerplaatsen abdij van Kolen en Kolenberg

relictzones hoogstamboomgaarden rond Borgloon

puntrelicten /

lijnrelicten /

traditionele landschappen boomgaardgebied van Tongeren-Borgloon

inventaris van het erfgoed

bouwkundig erfgoed /

landschappelijk erfgoed abdij van Kolen en de Kolenberg

(11)

2.3.2

Landbouw

Het agrarische landschap waarin het bestaande RWZI gelegen is, wordt voornamelijk ingevuld met fruitboomgaarden, graasweides, en akkers voor de productie van granen, zaden, of peulvruchten. Het gebied is niet herbevestigd als agrarisch gebied (HAG).

2.3.3

Natuur

speciale beschermingszones

vogelrichtlijngebieden /

habitatrichtlijngebieden /

VEN- en IVON-gebieden /

Vlaamse of erkende natuurreservaten / bosreservaten

/

biologische waarderingskaart het plangebied en diens directe omgeving wordt gekarteerd als minder biologisch waardevol.

Uitzondering hierop is het bos langsheen de Kleine-Herk gecategoriseerd is als een complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen:

• populierenbestand op vochtige bodem met ondergroei van kruiden of

ruigtevegetatie;

• soortenarm permanent cultuurgrasland;

• houtkant met dominantie van meidoorn (Crataegus sp.);

• sloten met eutroof water.

2.3.4

Bodem

Bodemtypes bebouwde bodems (OB)

matig natte leembodem met textuur B horizont (Ada0)

matig droge leembodem met textuur B horizont (Aca0)

2.3.5

Water

bevaarbare waterlopen /

onbevaarbare waterlopen Kleine-Herk (categorie 2)

(12)

overstromingskaart mogelijks overstromingsgevoelig vanuit de waterloop

beschermingszones grondwaterwinning/

waterwingebieden

/

2.3.6

Bebouwde ruimte

verkavelingsvergunningen /

stedenbouwkundige vergunningen Renovatie rioolwaterzuiveringsinstallatie dd.

28/08/2000 – 7020B92-0100T01

milieuvergunningen Exploiteren en veranderen van de

rioolwaterzuiveringsinstallatie voor 20 jaar dd. 12/06/2008 – deputatie provincie Limburg

Bijstelling van de milieuvoorwaarden uit de vergunning dd. 12/06/2008 – afgeleverd dd.

31/01/2019 – deputatie provincie Limburg

2.3.7

Mobiliteit

fietsroutenetwerk /

rooilijnplannen /

wegen

Colenstraat lokale weg type III

voetwegen /

2.4

Planningscontext

2.4.1

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (verder afgekort tot RSV) biedt op Vlaams niveau een kader aan waarbinnen de ruimtelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden. Het RSV doet uitspraak over de structuurbepalende elementen van gewestelijk belang (en bovengewestelijk belang). Om de gewenste ruimtelijke structuur te bereiken worden er middelen en instrumenten naar voren geschoven.

Het RSV werd goedgekeurd op 19 november 1997 door het Vlaams Parlement, eerste herziening definitief vastgelegd bij besluit van de Vlaamse regering op 12 december 2003, tweede herziening definitief vastgelegd bij besluit van de Vlaamse regering op 17 december 2010.

(13)

Basisdoelstellingen

De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen leidt tot vier basisdoelstellingen. Deze zijn:

• de selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen waaronder de economische activiteiten binnen de stedelijke gebieden; daarbij gaat absolute prioriteit naar een zo goed mogelijk gebruik en beheer van de bestaande stedelijke structuur;

• het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied;

• het concentreren van economische activiteiten in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen;

• het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer.

Deze vier basisdoelstellingen verwijzen naar de ruimtelijke aspecten van het maatschappelijk functioneren. Ze dragen in zich een krachtige verwijzing naar de ecologische, de economische en de sociaal-culturele aspecten van het maatschappelijk functioneren.

| Schematische weergave van de ruimtelijke visie op Vlaanderen (RSV)

Buitengebied

Stad Borgloon ligt tussen de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden van Sint- Truiden en Tongeren. Borgloon behoort hierbij tot het ‘buitengebied’. Van belang voor een nederzettingen in het buitengebied is:

• het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies: landbouw, natuur, bos en wonen en werken op het niveau van het buitengebied

• het tegengaan van de versnippering van het buitengebied

(14)

• het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied

• het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen

• het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit

• het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem

• het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied

2.4.2

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

De Vlaamse Regering werkt aan het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het zal de strategische krachtlijnen schetsten voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de komende decennia en de basis vormen voor operationele maatregelen zoals het opmaken en bijsturen van regelgeving, instrumentarium, beleidskaders of ontwikkelingsprogramma’s. Het BRV zal het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vervangen.

De Vlaamse Regering wil een ambitieus veranderingstraject op gang trekken om het bestaand ruimtebeslag beter en intensiever te gebruiken en zo de druk op de open ruimte te verminderen. Het doel is het gemiddeld bijkomend ruimtebeslag terug te dringen van 6 hectare per dag vandaag naar 3 hectare per dag in 2025. De inname van nieuwe ruimte moet tegen 2040 volledig gestopt zijn. De ontwikkeling van nieuwe woningen, werkplekken en voorzieningen zal dus meer en meer moeten gebeuren op goed gelegen locaties in onze steden en dorpen. In de meeste gevallen kan dat met beperkte ingrepen zoals het opsplitsen van grote woningen of kavels. Op een beperkt aantal plaatsen kan dat betekenen dat er voor hoogbouw gekozen wordt om een sterke verdichting te realiseren.

Strategische doelstellingen

Voorafgaand werd een Witboek BRV opgemaakt in 2016. Dit Witboek geeft een overzicht van de grote maatschappelijke uitdagingen (bv. globalisering, demografie, technologie, mobiliteit…) en de nieuwe eisen die ze stellen aan de ruimte De Vlaamse Regering keurde op 20 juli 2018 de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. Deze strategische visie omvat een toekomstbeeld en een overzicht van voorname beleidsopties op lange termijn, met name de strategische doelstellingen.

Volgende strategische doelstellingen met betrekking tot het voorliggend RUP worden voorop gezet:

• verminderen van het bijkomende ruimtebeslag: het bijkomend gemiddeld dagelijks ruimtebeslag is tegen 2040 teruggedrongen tot 0 hectare. Het verhogen van het ruimtelijk rendement in het bestaand ruimtebeslag is aantrekkelijker dan ruimtelijk uitbreiden.

• Europees stedelijk-economische ruimte en energienetwerken: Het versterken van de ruimtelijke ruggengraat gebeurt door bijkomende woongelegenheid en ruimte voor ondernemerschap te ontwikkelen rond aan te duiden strategische collectieve vervoersknopen binnen de ruggengraat. Vooral locaties met een hoge knooppuntwaarde zijn dé plaats om zo veel mogelijk bijkomende economische activiteiten op te vangen. Een proactief en toekomstgericht aanbodbeheer geeft ondernemers vlot vestigingsmogelijkheden binnen een ruim gamma werklocaties gaande van verweven locaties tot functionele bedrijventerreinen. Hernieuwbare energie krijgt met de invoering van de bestemmingsneutraliteit voldoende (verweven) ruimte om een volledige transitie naar hernieuwbare energie tegen 2050 te realiseren door enerzijds een toename van de productie van hernieuwbare energie en anderzijds door het verhogen van de verbondenheid in het Europees energienetwerk.

• palet van leefomgevingen, ruimtelijke ontwikkelingsproject realiseren een goede inrichtingen vanuit kernkwaliteiten voor ruimtelijke ontwikkeling:

(15)

• gedeeld en meervoudig ruimtegebruik;

• robuustheid en aanpasbaarheid;

• herkenbaarheid, leesbaarheid en visuele aantrekkelijkheid van de omgeving;

• waardering van erfgoed en karakteristieken van het landschap;

• biodiversiteit, ecologische samenhang en bodemkwaliteit;

• klimaatbestendigheid;

• energetische aspecten;

• gezondheid;

• inclusief samenleven;

• economische vitaliteit.

• wonen en werken nabij huidige en toekomstige collectieve vervoersknopen en voorzieningen: Er wordt naar gestreefd om tegen 2050 geen substantieel aantal bijkomende woongelegenheden en werkplekken meer te realiseren op te lange verplaatsingstijd van een collectieve vervoersknoop of groep voorzieningen, tenzij dit om duidelijke ruimtelijk rendementsoverwegingen aangewezen is.

• robuuste open ruimte: de verhardingsgraad in de bestemmingen landbouw, natuur en bos is tegen 2050 minstens met 1/5 teruggedrongen ten opzichte van 2015. De totale bestemde oppervlakte voor de open ruimte bestemmingen zal in 2050 ca. 72,5% van de oppervlakte van Vlaanderen bedragen. Daarnaast wordt een beleid gevoerd zodat het aandeel landbouwgebied dat niet door de professionele landbouw wordt gebruikt in 2050 is afgenomen ten opzichte van 2015, en zodat in 2050 in de Speciale Beschermingszones alle maatregelen zijn genomen en ingrepen zijn uitgevoerd zodat de gunstige staat van instandhouding is bereikt en waarbij rekening is gehouden met socio-economische factoren.

• netwerk van groenblauwe aders: na het in kaart brengen van het te realiseren fijnmazig netwerk van groenblauwe aders, is dit netwerk tegen 2050 maximaal ingericht. Dit betekent een substantiële vermeerdering van het aandeel wateroppervlakte en groen in open ruimte en steden en dorpen ten opzichte van 2015. De verhardingsgraad binnen de bestemmingen gedomineerd door ruimtebeslag is tegen 2050 gestabiliseerd en bij voorkeur teruggedrongen ten opzichte van 2015. De verharding neemt na 2050 niet meer toe.

Ruimtelijke ontwikkelingsprincipes

De Vlaamse Regering formuleert verschillende ruimtelijke ontwikkelingsprincipes. De ruimtelijke ontwikkelingsprincipes vormen de basis om ruimtevragen een duurzame plaats te geven. De principes zijn bepalend voor het eigen ruimtelijk handelen van de Vlaamse overheid en het vertrekpunt voor het (Vlaams) ruimtelijk beleid om haar partners tegemoet te treden en vernieuwing te promoten. De beleidskaders concretiseren dit in functie van de operationele toepasbaarheid ervan.

• meer doen met minder ruimte;

• het ruimtelijk rendement verhogen door het huidige ruimtebeslag beter te gebruiken en het bijkomende ruimtebeslag stelselmatige te verminderen;

• multifunctioneel ruimtegebruik en verweving door het realiseren robuuste en veerkrachtige open ruimte en functies te bundelen en verweven in het ruimtebeslag.

• ontwikkelen vanuit samenhang;

• samenhangende steden en dorpen met ontwikkelen op huidige en toekomstige knooppunten van collectieve vervoersstromen en fietsinfrastructuur en het ontwikkelen op basis van het bestaande voorzieningsniveau;

(16)

• samenhang vanuit energie door de ruimte energie- en warmte-efficiënt te organiseren en gebruiken, energie- en warmte-uitwisseling ruimtelijk te organiseren, hernieuwbare energiebronnen in te zetten en energie-infrastructuur te bundelen;

• samenhangende veerkrachtige (open) ruimte door ruimte voor landbouw, natuur en water in één samenhangend en functioneel in te richten, en een fijnmazig groenblauwe doorardering te realiseren, een veerkrachtige inrichting die voedselproductie, biodiversiteit, bodeminfiltratie en regenwaterberging garandeert en winning van water en delfstoffen.

• de leefkwaliteit bevorderen: welzijn, woonkwaliteit en gezondheid;

• woningbestand aanpassen aan de veranderende demografische samenstelling;

• gezonde en inclusieve ruimte ontwikkelen;

• de ruimtelijke kwaliteit van de publieke ruimte en landschap garanderen.

• samen aan de slag waarbij diverse overheden, maatschappelijke organisaties, burgers en ondernemingen samenwerken. Iedereen heeft een verantwoordelijkheid om de ruimtelijke ontwikkelingsprincipes zorgvuldig toe te passen in het ruimtelijk handelen.

Het geheel van ruimtelijke investeringen draagt bij aan het realiseren van doelstellingen.

Op basis van deze strategische doelstellingen en ruimtelijke ontwikkelingsprincipes zal het BRV verder uitgewerkt worden met beleidskader(s).

2.4.3

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg

Het grondgebied van Limburg wordt in het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) opgedeeld in deelgebieden/regio’s. Stad Borgloon maakt deel uit van de regio Haspengouw en Voerstreek. Deze regio valt geografisch samen met de traditionele landschappen van vruchtbaar Haspengouw, Voeren en Limburgs zuidelijk Hageland. Zij bevat het totaal Limburgs grondgebied ten zuiden van de Demervallei en het Albertkanaal.

Regio Haspengouw en Voeren heeft in het bijzonder een belangrijke open ruimte betekenis voor de provincie. Vooral grondgebonden landbouw en fruitteelt in landschappelijk waardevolle gebieden zijn dragers. Daarnaast zijn natuurwaarden en het watersysteem te ondersteunen functies. Ten slotte kan recreatief medegebruik op provinciaal niveau - bijvoorbeeld onder de vorm van plattelandstoerisme - worden gestimuleerd.

Borgloon wordt binnen de regio aangeduid als grote “kern” tussen de “goed uitgeruste kleine steden” Sint-Truiden en Tongeren. Dit gebied wordt binnen de regio aangeduid als Droog Haspengouw. Landbouw, landschap, natuur en laagdynamisch toerisme en recreatie moeten hier worden ondersteund. De agrarische activiteit is de belangrijkste economische drager en ook het meest bepalend voor het ruimtelijk beeld. De volgende ruimtelijke principes worden voorgesteld voor Droog Haspengouw:

• bovenlopen van beekvalleien van het Demer- en Herkbekken als groene linten in het landschap;

• Tongeren en Sint-Truiden als regionale centra met een breed uitrustingsniveau en draagvlak;

• een evenwichtig hiërarchisch patroon van kernen ;

• herkenbare en afzonderlijke kernen van elkaar gescheiden door beekvalleien en natuurlijke buffers;

• heuvelruggen en beekvalleien als dragers van een waardevol landschap.

(17)

2.4.4

Provinciaal Beleidsplan Ruimte Limburg

Op 19 november 2019 werd de conceptnota voor het Beleidsplan Ruimte Limburg goedgekeurd. De conceptnota geeft de ambitie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg kernachtig weer, schetst een gewenst perspectief voor de toekomst in 2040 en bevat een aantal ruimtelijke strategieën om dat wensbeeld te bereiken.

Het perspectief voor de toekomst schetst waar we met Limburg naar toe willen. De weg ernaartoe wordt vertaald in zes doelgerichte ruimtelijke strategieën die worden ingezet om het wensbeeld te realiseren. Ze geven de richting aan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg op de lange termijn.

Het perspectief voor de toekomst wordt vertaald in zes doelgerichte ruimtelijke strategieën die worden ingezet om het wensbeeld op lange termijn te realiseren:

• ruimtelijke en regionale eigenheid respecteren;

• kernen en strategische gebieden versterken;

• vervoersverbindingen uitbouwen;

• open ruimte versterken;

• gedifferentieerde economie faciliteren;

• hernieuwbare energie ruimtelijk integreren.

Het voorwerp van dit RUP sluit het meest aan bij deze laatste strategie. Deze strategie haalt aan dat ontwikkeling van het duurzaamheidsinstallaties zoals RWZI’s moet onze ruimtelijke kwaliteiten en identiteit respecteren en moet maximaal gebeuren binnen het bestaande ruimtebeslag.

De provincie Limburg is bezig met het opmaken van een beleidskader dat een beoordelingskader voor de inpassing van dergelijke installaties voorziet. Hierin zitten afwegingselementen voor inplantingsvraagstukken en vergunningsaanvragen van duurzame energie-infrastructuren. Dit bouwen we op vanuit een provinciebrede visie op duurzaamheid, maar ook met aandacht voor regiospecifieke aspecten zoals de diverse landschapsvormen in Limburg. Het kader bevat criteria en ruimtelijke voorwaarden om de inpasbaarheid van de installaties te beoordelen. We houden ook rekening met specifieke bronafhankelijke locatievereisten, hinderaspecten of direct werkende normen vanuit andere sectorale regelgeving (natuur, water, landschap, veiligheid, …).

2.4.5

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Borgloon

Het grondgebied van Borgloon wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan opgedeeld in 3 deelruimten

• Borgloon en dorpjes;

• westplateau van de Herk/Herkebeek;

• dorpen aan de Mombeekvallei.

Het plangebied van dit RUP valt binnen deelruimte Borgloon en dorpjes. Het RWZI Borgloon- Tivoli bevindt zich binnen het subgebied “de overgang”. Deze subdeelruimte omvat het gebied rond Kuttekoven en Kerniel. Hier wordt de ruimte gekenmerkt door de heuvelende overgang van Midden- naar Laag-België, die van west naar oost door dit gebied loopt. De structurerende elementen in deze nederzettingen zijn de kerkjes in het centrum van de nederzetting, de grote boerderijen en de kleinschalige stratenpatronen. Het bodemgebruik in deze subdeelruimte is voor het grootste deel agrarisch. De landbouw is hier sterk grondgebonden, voornamelijk onder de vorm van akkerbouw en fruitteelt op laag- en hoogstam. Te Kuttekoven komen een aantal grote boerderijen voor (veeteelt) in de kern. De voornaamste verkeersdragers doorheen deze subdeelruimte zijn de N76 en de N754. Deze steenwegen zijn ook dragers voor woonfuncties geworden, getuige de lintbebouwing langs de N76.

(18)

Het GRS ontwikkelde per deelruimte een specifieke visie. Deze visie heeft een uitgesproken landschappelijke component. Er wordt een landschapsbeleid ontwikkeld waarin landschapsbeheer en landschapsherstel gerealiseerd worden. De dorpsranden worden geherwaardeerd en grootschalige agrarische inplantingen worden in het landschap geïntegreerd. Nieuwe alleenstaande gebouwen in de open ruimte zijn niet gewenst. Het resultaat zijn afgebakende en ruimtelijk dicht bebouwde kernen, met waardevolle gebouwen als bakens in de ruimtelijke structuur. Dit landschapsbeleid wordt gedifferentieerd volgens de subdeelruimtes.

In subdeelruimte “de overgang” is het landschap zeer verscheiden. Het uitgesproken reliëf zorgt voor een eigen landschapsbeleving, vooral bij de kernen Kuttekoven en Kerniel. De agrarische structuur omvat voornamelijk akkers, maar ook boomgaarden met hoog- en laagstam. Het beleid is hier gericht op het open houden van de landschapszichten naar de historische kernen, en op het versterken van de landschapskader rond deze kernen. Zoals in heel Borgloon, moet ook hier de resterende hoogstam als landschapsbepalend element behouden en versterkt worden.

| synthesekaart van de gewenste ruimtelijke structuur van deelruimte “Borgloon en dorpjes”

Daarnaast vermeldt het GRS specifiek te willen inzetten op initiatieven inzake integraal waterbeheer. Het introduceren van de vochtige biotoop in het overwegend droge landschap van Haspengouw is de secundaire doelstelling. Kleinschalige waterzuiveringsstations en buffergebieden worden ontwikkeld als kleine landschappelijke elementen zoals beemden, broekbossen en natte weiden.

RWZI Borgloon-Tivoli

(19)

Binnen de gewenste landschappelijke structuur van het GRS wordt de waterstructuur van de Herk geselecteerd als structurerend hydrografisch element. De abdij Colen wordt aangeduid als waardevolle baken en puntrelict op lokaal niveau. Daarnaast wordt de open ruimte ten noorden van bedrijventerrein Evaert geselecteerd als lokale openruimteverbinding tussen Kuttekoven en Kerniel.

| kaart van de gewenste natuurlijke en landschappelijke structuur

2.4.6

Bestemmingsplannen

Gewestplan

Het plangebied is integraal gelegen binnen agrarisch gebied conform het gewestplan Sint- Tuiden - Tongeren (KB 7/03/1977).

| Uittreksel gewestplan Agrarisch gebied

Landschappelijk waardevol agrarisch gebied

RWZI Borgloon-Tivoli

(20)

Plannen van aanleg

Niet van toepassing.

Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s)

Niet van toepassing.

2.5

Evaluatie plangebied

2.5.1

Knelpunten

• het plangebied is tot op heden gelegen binnen een zone bestemd als agrarisch gebied;

• de bestaande capaciteit van het RWZI is te klein voor de aangeleverde vuilvracht;

• de aanwezige zuiveringstechniek voldoet niet langer aan de huidige normen.

2.5.2

Potenties

• het terrein van het bestaande RWZI biedt nog voldoende ruimte om een capaciteitsuitbreiding te faciliteren;

• optimalisatie van het RWZI helpt in het realiseren van het Vlaams stroomgebiedbeheerplan (2016-2021) m.b.t. het aandachtsgebied van de Herk en Kleine Herk;

• het RWZI wordt reeds afgeschermd door een groenbuffer (heesterhagen).

(21)

3

G EWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

3.1

Doelstellingen

Bij de opmaak van het RUP staan volgende doelstellingen centraal:

• herbestemmen van het perceel van de RWZI van agrarisch gebied naar zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut;

• renovatie en capaciteitsuitbreiding van de huidige installaties om overstort in Kleine Herk te verminderen en nutriënten uit te filteren;

• het landschappelijk en visueel integreren van de RWZI in de omgeving;

• de impact naar de omgeving beperken.

3.2

Visie en ruimtelijke concepten

3.2.1

Herbestemming van de huidige planologische bestemming

Door middel van voorliggend RUP wordt de bestaande bestemming van agrarisch gebied herbestemd tot zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, meer bepaald tot gebied voor waterzuivering. Op die manier wordt het bestaansrecht van de RWZI op planologisch vlak verzekerd. Dergelijke waterzuiveringsinstallaties zijn geknipt om het afvalwater van afgelegen woonkernen te zuiveren. De aansluiting van deze afgelegen lozingspunten op de zuiveringsinfrastructuur is van cruciaal belang om in de toekomst een goede waterkwaliteit stroomafwaarts te garanderen.

3.2.2

Aandacht besteden aan het aandachtsgebied

De Herk en de Kleine Herk vormen samen een aandachtsgebied van het Vlaamse stroomgebiedbeheerplan (2016-2021). Dat betekent dat er een goede ecologische en chemische toestand van de waterloop wordt beoogd tegen 2027. Een belangrijk doel binnen dit plan is het verminderen van de fosfor- en stikstofvracht, die de Herk vanuit de huishoudens en landbouw ontvangt. Het voorliggend RUP maakt het optimaliseren van de bestaande RWZI mogelijk opdat dit doel kan gerealiseerd worden.

3.2.3

Maximaal benutten van bestaande terrein

Het plangebied beschikt slechts over beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Rekening houdend met de landschappelijke kwaliteiten van de open ruimte wordt gestreefd naar een optimaal ruimtegebruik en efficiënte invulling van de verschillende elementen die nodig zijn voor de uitbreiding van de installatie. Op deze manier wordt de visuele impact op de omgeving tot een minimum beperkt.

3.2.4

Landschappelijke inkadering

Om de impact van de waterzuiveringsinstallatie op de omgeving nog verder te verminderen wordt ingezet op een kwaliteitsvolle groenbuffer. Op deze manier kan de omgeving gevrijwaard worden van visuele verstoring die mogelijks zou kunnen voortvloeien uit de werking van de installatie. Om die reden wordt een planologische zone voorzien voor groenbuffer waarbij gebruik gemaakt dient te worden van streekeigen plantensoorten. De bestaande buffer wordt bekrachtigd in het RUP.

(22)

3.3

Programma

Aquafin en de stad Borgloon wensen op korte termijn de bestaande RWZI Borgloon-Tivoli te renoveren en de capaciteit uit te breiden. Hierdoor zal een grotere vuilvracht verwerkt kunnen worden en minder overgestort worden in de Kleine Herk. De Herk en de Kleine Herk vormen samen een aandachtsgebied van het Vlaams stroomgebiedbeheerplan 2016-2021. Dat betekent dat er een goede ecologische en chemische toestand van de waterloop beoogd wordt tegen 2027.

3.3.1

Procesonderdelen van de huidige RWZI

De huidige RWZI Borgloon-Tivoli heeft een naamplaatcapaciteit van 2000 IE1 op basis van 54 gr BZV2 en een biologisch behandeld debiet van 6 Q3 geloosd over 14 uur (6Q14). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de volgende procesonderdelen:

ONDERDEEL AANTAL TYPE DIMENSIONERING

influent 1 debietregelaar debiet 35 l/s

rooster of zeef +

spiraalpers 1 fijnrooster

(stepscreen) staafafstand 3 mm

zandvang 1 rond

voorbezinktank

(VBT) 1 volume 400 m³

bacteriebed 1 diameter

volume

20 577

m m³ nabezinktank

(NBT) 1 rond met rakel diameter

kantdiepte centrale depte volume

13,18 2 4 375

m m m m³

recirculatie 1+0 dompelpomp debiet 140 m³/h

chemicaliëntank 1 volume 1,5 m³

Het waterzuiveringsproces doorloopt de bovenvermelde procesonderdelen op de volgende wijze:

1. Het afvalwater stroomt de RWZI binnen via de influenttoevoer. Het debiet van het water wordt geregeld door een debietregelaar.

2. Mechanische zuivering vindt plaats doordat het afvalwater door het fijnrooster wordt gestuurd om grove bestanddelen te verwijderen. Het roostergoed wordt vervolgens door de spiraalpers naar een container geleid. Het afvalwater stroomt daarna gravitair verder

1 De capaciteit van een waterzuiveringsinstallatie wordt uitgedrukt in IE (inwonersequivalent), één IE komt overeen met 150 liter huishoudelijk afvalwater per dag.

2 Biologisch zuurstofverbruik (BZV) is de hoeveelheid zuurstof die nodig is om in 5 dagen de aanwezig

organische verontreinigingen in een liter afvalwater met behulp van aerobe micro-organismen af te breken, de BZV-waarde wordt uitgedrukt in miligram/liter (mg/l) en is een veelgebruikte maat voor organische vracht in afvalwater.

3 Debiet van behandeld afvalwater in liter

(23)

naar de rondzandvang. Het zandwatermengsel wordt hier via een airlift naar de zandvijzel gebracht, waar het zand van het water gescheiden wordt.

3. Na de mechanische zuivering volgt de biologische zuivering. Vanaf de rondzangvang stroomt het water gravitair af naar de voorbezinktank. Hierin wordt het afvalwater vermengd met spuislib uit de nabezinktank (zie verder). Het bezonken slib in de voorbezinktank wordt vloeibaar afgevoerd. Vervolgens stroomt het slib-watermengsel naar het bacteriebed. Op dit bacteriebed ontwikkelen zich populaties van bacteriën die een aërobe behandeling van het afvalwater bewerkstelligen. Na het bacteriebed wordt het water opgepompt naar de nabezinktank. Bij de nabezinking worden slib en water gescheiden. Het water stroomt hierna gravitair af naar de Kleine Herk. Een chemicaliëntank met polyaluminiumchloride (PAX) is op de site aanwezig om dit product te kunnen doseren in het slib-afvalwatermengsel zodat zwevende stoffen beter kunnen bezinken in de nabezinktank.

4. Het overgebleven slib in de nabezinktank wordt terug naar de voorbezinktank gepompt en wordt daar gestockeerd samen met het primaire slib. Dit slib wordt vervolgens per as afgevoerd naar een andere RWZI voor verdere verwerking.

| orthofoto met inplanting van de verschillende onderdelen van de huidige RWZI

3.3.2

Gewenste renovatie en capaciteitsverhoging van de RWZI

Het project voorziet een volledig nieuwe installatie. De aanwezige zuiveringstechniek is verouderd en de vooropgestelde nieuwe zuivering zal ook in nutriëntenverwijdering (zoals stikstof en fosfor) voorzien. Er hoeft geen bijkomende grond aangesneden te worden; de uitbreiding kan gebeuren binnen het bestaande terrein. Door capaciteitsuitbreiding zal meer vuilvracht verwerkt kunnen worden en minder overstort plaatsvinden in de Kleine Herk.

(24)

De huidige influentgegevens komen niet langer overeen met de huidige capaciteit van de RWZI. Volgens consensus met de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) uit 2019 wordt de RWZI uitgebreid tot 3.250 IE op basis van 54 gr BZV. De hydraulische capaciteit van de nieuwe installatie bedraagt 6 Q 14 van dit aantal inwonerequivalenten, namelijk 209m³/u of 58 l/s uur.

De renovatie en capaciteitsuitbreiding voorzien de volgende onderdelen:

• nieuwe influentgemaal;

• nieuw fijn- en grofrooster;

• afbraak mechanische ruivering, voorbezinktank (VBT) en bacteriebed;

• nieuwe selectortank;

• nieuwe nabezinktank;

• nieuw beluchtingsbekken;

• nieuwe recirculatiepompstation;

• nieuwe gravitaire indikker;

• nieuwe slibbuffer;

• nieuw dienstgebouw;

• nieuwe laag- en hoogspanning;

• plaatsen van een hydrofoor en defosfatatietank.

ONDERDEEL AANTAL TYPE DIMENSIONERING

influentgemaal 2+1 dompelpompen debiet 29 l/s rooster of zeef +

spiraalpers 1 staprooster staafafstand 6 mm

zandvang 1 ruimte voor

hydraulisch verval voorzien selectortank 1 Met mixers verblijftijd

volume

25 22

min m³ beluchtingstank losstaande

tank, volledig gemengd

Slibbelasting

Slibgehalte Ruimtebelasting Volume

Volume incl. 12%

voor

batchwerking

0,05

4000 0,2 1040 1165

kgBZV/kgDS.

d4 mg/l

kgBZV/m³.d m³

beluchting 1 Ophaalbare

bellen- beluchting

Capaciteit (vuil

water) 44 kgO2/h

nabezinktank

(NBT) 1 Rond met

rakelbrug en Oppervlakte

belasting 1,04 m³/m².h

4 DS.d staat voor dagelijkse hoeveelheid droog slib.

(25)

zwakke

bodemhelling Oppervlakte Diameter Kantdiepte Centrale diepte volume

201 16 2,5 3,5 570

m² m m m m³ recirculatie 2+1 dompelpompen Debiet

verhouding

26 25-50

m³/h

%

spuipomp 1(+1) Wormpomp

(+ niet- geïnstalleerde reservepomp)

debiet 10 m³/h

chemische

fosfaatverwijdering 1 doseertank volume 15 m³ tertiaire zuivering 1 Ruimte

voorzien

Het onderstaand preliminair inplantingsplan geeft een idee van de nieuwe toestand van de RWZI na renovatie en capaciteitsuitbreiding. Dit is een preliminair inplantingsplan en is niet definitief. Dit plan voorziet het behoud van de bestaande groenbuffer rondom het perceel en een wijziging in de ontsluitingscirculatie. o.a. de toegang wordt daarbij meer naar het oosten verschoven voor een efficiëntere ontsluiting langsheen aanwezige installaties.

| preliminair inplantingsplan van de vernieuwde waterzuiveringsinstallatie

(26)

4

E FFECTEN VAN HET RUP

4.1

Onderzoek tot m.e.r.

4.1.1

Methodiek

Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met –mogelijk– aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en mogelijke alternatieven in kaart brengen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Overeenkomstig artikel 4.2.3 §3 geldt, voor een plan of programma, dat overeenkomstig artikel 4.2.1, onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, en dat het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, dat er geen plan-MER moet worden opgemaakt voor zover de initiatiefnemer aan de hand van de criteria die worden omschreven in bijlage I, die bij dit decreet is gevoegd, aantoont dat het plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Artikel 4.2.1 stelt dat dit hoofdstuk van toepassing is op ieder plan of programma dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project. RUP’s vallen alvast onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM). Ruimtelijke uitvoeringsplannen vormen tevens het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Een RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP RWZI Borgloon-Tivoli valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM.

Er kan echter geargumenteerd worden dat het voorliggende RUP betrekking heeft op een kleine wijziging binnen een beperkt gebied op lokaal niveau, waardoor er geen plan-MER-plicht geldt voor zover aan de hand van de criteria die worden omschreven in bijlage I bij het DABM, kan worden aangetoond dat het plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 0,5ha. Dit komt overeen met ca. 0,1% van de totale oppervlakte van de stad Borgloon (5.112ha). Er kan dus geconcludeerd worden dat voorliggend RUP handelt over een klein gebied op lokaal niveau. De ingrepen voor de capaciteitsverhoging situeren zich allemaal binnen de huidige site.

4.1.2

Alternatieven

Het voorliggende gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan omvat het wijzigen van de huidige bestemming van het plangebied van agrarisch gebied naar gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, meer bepaald voor waterzuivering.

Nulalternatief

Het nulalternatief houdt de mogelijkheid in om geen RUP op te maken, waardoor de huidige juridisch-planologische situatie van het gebied gehandhaafd wordt. In dat geval blijft het huidige terrein bestemd als agrarisch gebied. Deze gewestplanbestemming laat planologisch de gewenste uitbreiding van de RWZI niet toe. Hierdoor is een nulalternatief niet aan de orde met de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water indachtig.

Locatiealternatief = Het voorgenomen plan maakt een specifiek beoogde ontwikkeling van een welbepaald gebied mogelijk. Het gaat hier om een rioolwaterzuiveringsinstallatie die zich hier reeds bevindt sinds 1958. Omwille van verschillende ontwikkelingen in de omgeving en de

(27)

huidige gehanteerde zuiveringstechniek is het noodzakelijk bijkomende zuiveringscapaciteit uit te bouwen. Gezien deze bijkomende vuilvracht via het bestaande riolerings- en collectorenstelsel tot de bestaande site wordt gevoerd, is een uitbreiding op de bestaande site wenselijk. Bovendien kan de beoogde realisatie binnen de contouren van het bestaande terrein gerealiseerd worden zonder bijkomende ruimte-inname.

Inrichtingsalternatief

De technologiekeuze, met bijhorende types van constructies, wordt bepaald door de best beschikbare technieken voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater en de hoeveelheid afvalwater op de site toekomt. Voorgestelde renovatie is het resultaat van de technologiekeuze die bovendien een uiterst geringe impact zal hebben op het omringende landschap. De voorgestelde inplanting van de onderdelen is preliminair maar houdt rekening met een continue zuivering van het aangevoerde afvalwater, ook tijdens de werken. Het RUP zal de globale bestemmingszones en verschillende ruimtelijke randvoorwaarden vastleggen op basis van de gerenoveerde toestand.

4.1.3

Beoordeling milieueffecten

Bodem en grondwater

Referentiesituatie

Het plangebied bestaat volgens de bodemkaart van België uit bebouwde zone. De omgeving wordt gedomineerd door zwak tot sterk gleyige leemgronden. Er zijn geen waterwingebieden of beschermingszones i.f.v. waterwinning nabij het plangebied. Op het grondgebied van de stad Borgloon, zijn er vele grondwaterwinningen vergund hoofdzakelijk voor agrarische of industriële doeleinden. De omgeving van het plangebied is vlak. De percelen rondom het plangebied zijn niet erosiegevoelig, enkele terrein ten zuidwesten zijn potentieel erosiegevoelig. Het grondwater stroomt vermoedelijk zuidoostelijk door het plangebied richting Kleine Herk. In het kader van overdracht en de wettelijk verplichtte periodiciteit voor bodemonderzoeken bij inrichtingen, werd in 2017 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd binnen het plangebied (OVAM 6533). Er werden concentraties boven de richtwaarde vastgesteld voor benzo(a)pyreen en boven de saneringsnorm voor zink in het vaste deel van de bodem. De verontreiniging werd door de bodemsaneringsdeskundige als historisch van aard beschouwd, waarbij de aangetroffen concentraties niet resulteerde in een ernstige bodemverontreiniging voor mens of milieu. Een beschrijvend bodemonderzoek werd hierdoor niet noodzakelijk geacht.

(28)

| Bodemkaart (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Digitaal hoogtemodel Vlaanderen (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Potentiële bodemerosiekaart per perceel (Geopunt Vlaanderen, 2021) Scoping

De bestemmingswijziging beoogt de planologische bestendiging van de bestaande RWZI en de planologische mogelijkheid om de RWZI te renoveren waarbij de ondergrond in de toekomst deels zal vergraven worden. De impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan op het vaste deel van de bodem en het grondwater zal daarom ingeschat worden voor volgende potentiële wijzigingen:

• Erosiegevoeligheid;

• Infiltratiegevoeligheid;

• Bodemstructuur en -samenstelling;

• Grondwater.

(29)

Impact

De bestaande constructies en leidingen zijn en de nieuwe constructies en leidingen worden waterdicht aangelegd zodat eventuele verontreiniging van de bodem of het grondwater door het afvalwater of slib te allen tijde vermeden wordt. Opslag van chemicaliën gebeurt conform de voorwaarden opgenomen in Vlarem: ingekuipt in geval van enkelwandige houders of in dubbelwandige houders. Verontreiniging van de ondergrond door gebruik van of accidentele voorvallen met chemicaliën worden hierdoor maximaal vermeden. Ook de niet waterdoorlatende wegenis, waar chemicaliën gelost worden en waar het vloeibare slib of afvalstoffen worden opgehaald, wordt door afvoergoten en straatkolken naar de interne riolering afgeleid die op de waterzuiveringsinstallatie is aangesloten. Op dergelijke wijze wordt accidentele verontreiniging aan de tank- of ruimwagens door lekken of losschieten van darmen maximaal vermeden.

De bestemmingswijziging beoogt de renovatie van de RWZI Borgloon – Tivoli waardoor de ondergrond in het plangebied deels opnieuw vergraven en verdicht zal worden door de aanleg en afbraak van constructies. De uitgegraven gronden worden maximaal ter plekke opnieuw aangewend om de bouwputten van afgebroken constructies en nieuwe constructies opnieuw aan te vullen. De voedingsrijke toplaag zal afzonderlijk afgegraven worden en nadien opnieuw als toplaag herbruikt waar mogelijk.

De onbebouwde, onverharde delen van de zone voor waterzuivering en de bufferzone worden ingezaaid of beplant. Er treden geen aanzienlijke reliëfwijzigingen op. De erosiegevoeligheid van het terrein wijzigt bijgevolg niet.

Het plangebied ligt niet binnen grondwaterstromingsgevoelig gebied. Gezien de relatief beperkte grootte en diepte van de ondergrondse constructies zal het grondwater rondom de constructies stromen en zal de grondwaterstroming hierdoor niet onderbroken worden. De uitgegraven gronden zullen herbruikt worden om de bouwputten aan te vullen, waardoor de doorlaatbaarheid van de ondergrond niet zal wijzigen. Drainering is bijgevolg niet aan de orde.

Het plan om het terrein planologisch te bestemmen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut meer bepaald voor waterzuivering, heeft geen betekenisvolle negatieve effecten op de bodem en grondwater.

Oppervlaktewater

Referentiesituatie

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Maas, meer bepaald het deelbekken van Noordoost Limburg. De Kleine Herk, waarin het effluent geloosd wordt, bevindt zich op enkele tientallen meters ten oosten van het plangebied. Het betreft een waterloop van tweede categorie, gekarakteriseerd als kleine beek t.h.v. de RWZI Borgloon-Tivoli volgens de indeling van de Kaderrichtlijn Water. De Kleine Herk is ecologisch niet beschermd op de kwetsbaarheidskaart voor overstorten die als bijlage bij de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen werd toegevoegd.

Volgens de overstromingskaart i.k.v. de watertoets bevindt het plangebied zich deels binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het oostelijk deel van het perceel wordt gekarteerd als mogelijks overstromingsgevoelig ten gevolge van afspoelend exces hemelwater. Het stroomgebied van de Kleine Herk is aangeduid als aandachtsgebied. Dat betekent dat er een goede ecologische en chemische toestand van de waterloop wordt beoogd tegen 2027. Een belangrijk doel binnen dit plan is het verminderen van de fosfor- en stikstofvracht, die de Herk vanuit de huishoudens en landbouw ontvangt.

(30)

| Overstromingsgevoeligheid (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Van nature overstromingsgevoelig gebied (Geopunt Vlaanderen, 2021)

De huidige RWZI heeft een hydraulische capaciteit van 35 l/s. Wanneer de buffering in het aanvoerende stelsel benut is, zal het overtollige water via de overstort t.h.v. de RWZI naar de Kleine Herk overstorten teneinde de hydraulische druk in het stelsel niet te laten opbouwen.

Scoping

Na de beoogde planologische wijziging, kan de capaciteit van de RWZI uitgebreid worden tot 58 l/s. De impact van het plan op het watersysteem zal daarom ingeschat worden voor volgende potentiële wijzigingen:

• oppervlaktewaterkwantiteit;

• oppervlaktewaterkwaliteit;

• structuurkwaliteit van de oever.

Impact

Het watersysteem wordt beschouwd als een samenhangend en functioneel geheel van oppervlaktewater, grondwater, onderwaterbodem, oevers, technische infrastructuur met inbegrip van de daarin voorkomende ecotopen en alle bijhorende fysische, chemische en biologische kenmerken en processen. De objectieven van het integraal waterbeleid zijn slechts te realiseren via een integratie van milieubeleid, ruimtelijk beleid en het beheer van waterlopen.

Voorliggend planningsinitiatief heeft intrinsiek tot doel de planologische mogelijkheid te creëren zodat de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie te Tivoli verder geëxploiteerd én uitgebreid kan worden. Hierdoor zal een hoeveelheid afvalwater tot 6Q14 van 3.250 IE (54 g

Legende

Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig

Legende

Overstroombaar door afspoelend exces hemelwater Overstroombaar vanuit waterloop of door afstromend water Overstroombaar vanuit waterloop

Niet van nature overstroombaar

(31)

BZV) gezuiverd kunnen worden alvorens in de Kleine Herk terecht te komen. Dit komt de oppervlaktewaterkwaliteit rechtstreeks ten goede en vormt een bijdrage tot de realisatie van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, specifiek binnen dit aandachtsgebied. De uitbreiding van de RWZI maakt deel uit van de actie 7B_J_017 van het stroomgebiedbeheerplan van de Schelde: verdere optimalisatie van de bovengemeentelijke saneringsinfrastructuur in het Demerbekken.

Door de uitbreiding van de RWZI zal het biologisch gezuiverd debiet verhogen van 35 l/s naar max 58 l/s. Dit zal kwalitatief zeker een positief effect hebben op de Kleine Herk: de totaal geloosde vuilvracht zal sterk afnemen. Bovendien zal ook de overstort aan de RWZI minder frequent werken. Kwantitatief treedt er geen effect op: de hoeveelheid afvalwater dat momenteel niet op de RWZI kan verwerkt worden, stort momenteel over in de Kleine Herk.

De totale hoeveelheid water (effluent + overstort) dat in de Kleine Herk terecht komt t.h.v. de RWZI wijzigt niet n.a.v. voorliggende bestemmingswijziging.

Na renovatie zal het hemelwater dat op verharde oppervlakken terecht komt, maximaal via de bermen, onverharde delen en mogelijk wadi in de bodem te infiltreren. Het overtollige hemelwater zal eventueel na buffering vertraagd geloosd worden richting Kleine Herk. Gezien ligging binnen mogelijk overstromingsgevoelig terrein, dient het waterbergend vermogen op het terrein maximaal voorzien te worden. Chemicaliën en spanningslokalen worden ook na uitbreiding zodanig opgesteld dat eventuele inundatie geen aanleiding kan geven tot verontreiniging en/of spanningsverliezen.

Het plangebied bevindt zich op circa 50m ten westen van de Kleine Herk. Het effluent en occasioneel overstortwater wordt via een bestaande ondergrondse leiding richting Kleine Herk gevoerd. Een lozingsconstructie in de oever van de Kleine Herk hiervoor is reeds aanwezig. De afwatering van het terrein richting Kleine Herk gebeurt d.m.v. een gracht.

Biodiversiteit

Referentiesituatie

Het plangebied bevindt zich niet binnen de afbakening van Europees of regionaal beschermde ecologische gebieden. Op circa 800m ten zuiden en 1.500m ten noordoosten bevindt zich het habitatrichtlijngebied BE2200038 Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw. Langsheen de Beek 7216 op circa 540m ten oosten van het plangebied, zijn enkele percelen beschermd binnen het erkende natuurreservaat E-182 Vallei van de Herk, Haspengouw. De terreinen rond het zuidelijk gelegen Kruisherenklooster van Colen en de spoorlijn, zijn aangeduid als parkgebied.

(32)

| Habitat- en vogelrichtlijngebieden (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Erkende en Vlaamse natuurreservaten (Geopunt Vlaanderen, 2021)

De RWZI werd gekarteerd als het biologisch weinig waardevolle ua (minder dichte bebouwing) volgens de geactualiseerde biologische waarderingskaart. De ruimere omgeving wordt gekenmerkt door laagstamboomgaarden (kl), soortenarme graslanden (hx) en populierenaanplant al dan niet met ondergroei (lhi). Noch het plangebied, noch de ruime omgeving zijn opgenomen als faunistisch voornaam gebied. Er zijn geen habitatwaardige vegetaties of regionaal belangrijke biotopen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.

(33)

| Gewestplan (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Natura 2000 Habitatkaart en regionaal belangrijke biotopen (Geopunt Vlaanderen, 2021) Scoping

De bestemmingswijziging beoogt de verdere exploitatie en uitbreiding van de bestaande RWZI Borgloon-Tivoli. De impact van het plan op de biodiversiteit zal daarom ingeschat worden voor volgende potentiële wijzigingen:

• ecotoopinname;

• versnippering en barrièrewerking;

• vernatting en/of verdroging;

• ecotoopwijziging door verstoring.

(34)

Impact

De geplande uitbreiding zal plaats vinden binnen het huidige terrein van de RWZI Borgloon- Tivoli dat in bezit is van Aquafin NV. Er dient geen bijkomende ruimte permanent ingenomen te worden om de uitbreiding van de RWZI te realiseren en exploiteren. Direct ecotoopverlies door voorliggend planningsinitiatief is bijgevolg niet aan de orde.

Een kwaliteitsvolle groenbuffer rond de site reduceert de impact van de constructies van de waterzuiveringsinstallatie naar de omgeving toe. Op deze manier kan de omgeving gevrijwaard worden van visuele verstoring die mogelijks zou kunnen voortvloeien uit de werking van de installatie. Om die reden wordt een planologische zone voorzien voor groenbuffer waarbij gebruik gemaakt dient te worden van streekeigen plantensoorten. De bestaande buffer wordt bekrachtigd in het RUP.

Binnen het plangebied zijn reeds bestaande constructies en verhardingen aanwezig i.f.v. de exploitatie van de huidige RWZI. Langsheen de terreingrenzen wordt maximaal ingezet op de uitbouw van een groenscherm. Het groenscherm kan als foerageergebied voor talrijke avifauna dienst doen, insecten huisvesten en als corridors optreden voor tal van knaagdieren.

Versnippering van waardevol leefgebied of barrièrevorming is niet aan de orde.

Door de geplande uitbreiding van de bestaande RWZI Borgloon-Tivoli, zal bij intense neerslag een aanzienlijk grotere vuilvracht behandeld kunnen worden. Hierdoor komt er minder vuilvracht uit het afvalwater via de overstortwerking t.h.v. de RWZI in de Kleine Herk terecht.

Dit komt de verdere ontwikkeling van watergebonden soorten in en langs deze waterloop rechtstreeks ten goede.

Zoals in de hoofdstukken 4.1.3.1 Bodem en grondwater en 4.1.3.2 Oppervlaktewater reeds beschreven, geeft het planningsinitiatief geen aanleiding tot vernatting of verdroging van het plangebied of stroomafwaarts langs de Kleine Herk tijdens de exploitatie van de gerenoveerde installatie.

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Referentiesituatie

De omgeving van het plangebied wordt gedomineerd door velden, boomgaarden (vaak met doornstruweel omzoomd) en agrarische gebouwen met gebetonneerde of geasfalteerde wegen. Ten zuidoosten op circa 100m van het plangebied bevindt zich het beschermde cultuurhistorisch landschap Abdijsite Kolen en Koleberg. Het kruisherenklooster van Colen is beschermd als monument. De omgeving tussen de Sint-Truidersteenweg en Steenweg Borgloon is als cultuurlandschap beschermd rond de dorpskern van Kuttekoven.

(35)

| Beschermde landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten (Geopunt Vlaanderen, 2021) Het plangebied bevindt zich binnen het landschapsrelict Abdij van Kolen en Kolenberg. Het gebied “Abdij van Kolen en de Kolenberg” ligt op de overgang tussen droog en vochtig Haspengouw en daarmee ook tussen laag en midden België met kenmerkende zand- en leemstreek. Op één van de hoogtes ligt de abdij van Kolen. Vanaf deze plaats zijn er vergezichten over het lager gelegen noordwesten. De abdij is het beeldbepalende element binnen dit gebied. Zijn oorsprong gaat terug op een Kruisherenklooster dat in 1438 werd gesticht. De nog voorkomende hoogstamboomgaarden zijn van voornaam belang als relict van het traditionele landschap.

| Vastgestelde inventarissen onroerend erfgoed (Geoportaal, 2021)

De Vlaamse Landmaatschappij heeft een ruilverkavelingsproject Jesseren geïnitieerd waarbij archeologisch vooronderzoek werd uitgevoerd binnen dit 1.825ha grote gebied. Het plangebied is opgenomen binnen de uitgebreide contouren van het archeologisch vooronderzoek.

De huidige RWZI Borgloon-Tivoli wordt langs de perceelsgrenzen overwegend reeds afgeschermd door een groenscherm uit heesterhagen.

(36)

Scoping

De bestemmingswijziging beoogt de verdere exploitatie en uitbreiding van de bestaande RWZI Borgloon-Tivoli. waardoor de ondergrond in de toekomst opnieuw zal vergraven worden, bestaande constructies verwijderd en nieuwe constructies opgericht. De impact van het plan op het landschap en het archeologisch potentieel, zal daarom ingeschat worden voor volgende potentiële wijzigingen:

• landschapsbeleving;

• structuur- en relatiewijzigingen;

• archeologisch erfgoed.

Impact

De verdere exploitatie en de geplande uitbreiding van de zuiveringsinstallatie beïnvloedt slechts zeer gering de landschapsbeleving. Het betreft een bestaande inrichting (dd. 1958), grenzend aan een landbouwbedrijf. De site wordt omgeven door een laagstamboomgaard, bos en de agrarische gebouwen van het landbouwbedrijf. De constructies van de waterzuiveringsinstallatie worden voor de omgeving afgeschermd door een groenscherm. De bouwhoogte blijft beperkt waardoor ook de vergezichten binnen het landschap van Abdij van Kolen en Kolenberg niet aangetast zullen worden na uitbreiding van de installatie.

Gezien de locatie waar de werken zullen uitgevoerd worden reeds vergraven is voor de aanleg van de bestaande constructies en hierbij geen archeologische vondsten werden vastgesteld, worden er geen noemenswaardige archeologische vondsten verwacht i.k.v. de geplande werken. In kader van het archeologisch vooronderzoek voor het ruilverkavelingsproject Jesseren, werd het plangebied niet geselecteerd als terrein waarop verkennend archeologisch terreinonderzoek diende uitgevoerd te worden. Niettegenstaande zullen archeologische toevalsvondsten zoals steeds binnen de 3 dagen gemeld te worden aan het Agentschap Onroerend Erfgoed.

Om de impact van de waterzuiveringsinstallatie op de omgeving te milderen wordt ingezet op een kwaliteitsvolle groenbuffer. Op deze manier kan de omgeving gevrijwaard worden van visuele verstoring die mogelijks zou kunnen voortvloeien uit de werking van de installatie. Om die reden wordt binnen het uitvoeringsplan tevens een planologische zone voorzien voor groenbuffer. De groenbuffer dient steeds te bestaan uit streekeigen plantensoorten. De bestaande buffer wordt bekrachtigd in het RUP.

Antropogeen milieu

Referentiesituatie

Het plangebied bevindt zich binnen agrarisch gebied volgens het gewestplan. Het betreft een perceel van 5.382m² en omvat momenteel reeds de constructies van de bestaande RWZI Borgloon-Tivoli. Het plangebied situeert zich echter buiten de afbakening van herbevestigd agrarisch gebied. De site wordt ontsloten via de Coolenstraat, die na circa 700m via de Sittardstraat aansluit aan de Steenweg op Borgloon N754. De Coolenstraat wordt overwegend door zeer lokaal verkeer gebruikt en door landbouwvoertuigen.

Er bevinden zich geen woningen langs het gedeelte van de Coolenstraat nabij het plangebied.

De meest nabijgelegen woningen bevinden zich langs de Sittardstraat 54 (woning behorend tot agrarisch bedrijf) op circa 220m ten westen van het plangebied en langs de Sittardstraat 58 op circa 310m ten zuidwesten van het plangebied. Het plangebied wordt omgeven door een landbouwbedrijf, gefragmenteerd bos en een laagstamboomgaard. Het industriegebied Tivoli met fruitveiling bevindt zich op circa 450m ten zuidoosten van het plangebied. Volgens de milieukwaliteitsdoelstellingen uit Vlarem II en de normen die overeenstemmen met de

(37)

geluidsniveaus zoals die in de diverse gebieden zouden mogen heersen om een akoestisch comfort te garanderen, bedragen de richtwaarden voor de huidige geluidsniveaus overdag 45dB(A), ’s avonds 40dB(A) en ’s nachts wordt dit 35dB(A).

Algemeen kan aangenomen worden dat de primaire zuivering en de slibopslag de voornaamste procesonderdelen zijn waar geuremissies kunnen optreden op een RWZI. De aangevoerde geurcomponenten zijn afkomstig van verbindingen in het afvalwater. Bij de aanvoer en de zuivering kunnen er eveneens geurverbindingen gevormd worden door anaërobe microbiële processen (vb. H2S). Vlarem bevat tot op heden geen normen voor geur. Het huidige toetsingskader is gebaseerd op het visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”, opgesteld door de Vlaamse overheid. Het voorkomen, de beoordeling en het beheersen van geurhinder afkomstig van RWZI’s werd door het departement Leefmilieu verder uitgewerkt in een code van goede geurpraktijk. Bij de beoordeling van de geurimpact van een RWZI wordt ten aanzien van twee verschillende toetsingskaders getoetst. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de zeer onaangename’ geuren (riolering, rottend, mest, ammoniak) die van op de RWZI worden verspreid, ten op zichte van de geur die wordt verspreid door een goed werkend beluchtingsbekken (zeepgeur, aardegeur) of een biofilter die in principe minder onaangenaam tot neutraal zijn. Er wordt eveneens rekening gehouden met de geurgevoeligheid van de toetsingsobjecten bij de beoordeling van de geurimpact. De grenswaarde, zijnde het structureel klachtenniveau, mag behoudens in geval van overmacht, niet overschreden worden. Aanvaardbare hinder situeert zich tussen de richtwaarde (=

nuleffectniveau) en de grenswaarde.

De concentratieniveaus worden uitgedrukt in snuffeleenheden (se) per m³. De duur en frequentie van de blootstelling zit vervat in het gebruik van 98-percentielwaarden (overschrijding van 175 uren of 2 weken op jaarbasis). Op deze manier wordt de overheersende windrichting (in Vlaanderen Z-ZW) mee in rekening gebracht. Voor de toetsing ter hoogte van woningen in agrarisch gebied wordt een richtwaarde van 2 se/m³ als 98P gehanteerd voor de sliblijn en 5 se/m³ als 98P voor de waterlijn.

Langs de Coolenstraat of Sittardstraat bevindt er zich geen reisweg van De Lijn, traject binnen het fiets- of wandelnetwerk, e.d.

Scoping

De bestemmingswijziging beoogt de verdere exploitatie van de RWZI en de uitbreiding van de bestaande installatie. De impact op het antropogene milieu, zal daarom ingeschat worden voor volgende potentiële wijzigingen:

• mobiliteit;

• geluid;

• geur.

Impact

De huidige RWZI zorgt voor een bepaalde verkeersgeneratie: omwille van het onderhoud van de installatie (technisch, maar ook het groenonderhoud en de poetsploeg), afvoer van slib d.m.v. tankwagen, aanvoer van producten ter ondersteuning van de zuivering, controle van de installatie, …. De ontsluiting via de Sittardstraat naar de Steenweg op Borgloon is hiervoor voldoende uitgerust. Na uitbreiding van de RWZI wijzigt de verkeersgeneratie niet significant.

Langs de ontsluitingsroute ligt geen fiets- of wandelknooppuntennetwerk. De ontsluiting zorgt niet voor problemen of verminderde verkeersveiligheid.

Vermits de waterzuiveringsinstallatie een continu proces omvat, wordt er rekening gehouden met de strengste geluidsnormen, die ’s nachts gelden. Volgens de huidige bestemming bedraagt de toegelaten richtwaarde ‘s nachts slechts 35 dB(A). Voorliggend planningsinitiatief heeft tot doel de huidige bestemming van het terrein te wijzigen in een zone voor

(38)

gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut i.f.v. waterzuivering. Hierdoor zal de specifieke geluidsproductie van de RWZI Borgloon-Tivoli t.h.v. de nabije woningen in agrarisch gebied en woongebied met landelijk karakter moeten voldoen aan de richtwaarde, die geldt voor gebieden of delen van gebieden op minder dan 500m gelegen van gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, verminderd met 5dB(A) conform bijlage 4.5.6.1 bij titel II van het VLAREM. Het ontwerp en de technologiekeuze voor de nieuwe onderdelen van de RWZI Borgloon-Tivoli zijn zodanig dat de vigerende milieuwetgeving gerespecteerd wordt. Bovendien zijn in directe omgeving van het plangebied geen woningen aanwezig.

De methodologie voor de evaluatie van geurhinder en de noodzaak van bijkomende geurmaatregelen bestaat achtereenvolgens uit een bepaling van de emissies van de respectievelijke procesonderdelen, het bepalen van de immissie of geurimpact van de RWZI op basis van dispersieberekeningen met het Immissie Frequentie Distributie Model (IFDM, ontwikkeld door de VITO) - dat opgenomen is in Vlarem II als standaard luchtdispersiemodel voor Vlaanderen - en een toetsing aan het globale beoordelingskader cf. de “Sectorale code van goede geurpraktijk voor rioolwaterzuiveringsinstallaties (2014)” (SCVGGP). Deze methodologie werd reeds gebruikt om een inschatting te maken van de te verwachten geur na renovatie van de installatie, hieruit blijkt dat er een verwaarloosbaar effect is zowel voor de waterlijn als de sliblijn.

(39)

| Geur voor onaangename geuren concentratie P98 se/m³ (Impact, 2021)

| Geur voor zeer onaangename geuren concentratie P98 se/m³ (Impact, 2021)

4.1.4

Besluit

Voorliggend planningsinitiatief geeft geen aanleiding tot negatieve impact op de omgeving, maar draagt positief bij aan het leefmilieu. Een reductie van de uitstoot van vuilvracht uit het afvalwater naar de Kleine Herk wordt beoogd, hetgeen een positieve invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit en de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water.

(40)

4.2

Watertoets

Overstromingsgevoelige gebieden

De kaart met overstromingsgevoelige zones werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op overstromingsgevoeligheid zijn. Het oostelijk deel van het perceel wordt gekarteerd als mogelijks overstromingsgevoelig ten gevolge van afspoelend exces hemelwater.

| Overstromingsgevoeligheid (Geopunt Vlaanderen, 2021)

| Van nature overstromingsgevoelig gebied (Geopunt Vlaanderen, 2021) Legende

Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig

Legende

Overstroombaar door afspoelend exces hemelwater Overstroombaar vanuit waterloop of door afstromend water Overstroombaar vanuit waterloop

Niet van nature overstroombaar

(41)

Waterbeheerders (Vlaamse Hydrografische Atlas)

In het kader van de watertoets worden de aanwezige waterlopen in en/of nabij het plangebied geïdentificeerd. ca. 80m ten oosten van het plangebied bevindt zich de waterloop van de Kleine Herk. Dit is een onbevaarbare waterloop van categorie 2.

| VHA-waterlopen (Geopunt Vlaanderen, 2021)

Infiltratiegevoelige bodems

Door de infiltratiegevoeligheid van de bodem na te gaan, kan bepaald worden in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. De infiltratiegevoeligheid wordt hoofdzakelijk bepaald door de bodemtextuur en de bodemvochtigheid. Infiltratiegevoelige bodems hebben een grove textuur, zoals grind of zand, en zijn niet waterverzadigd.

Het perceel en diens nabije omgeving is niet infiltratiegevoelig. Het hemelwater kan hier minder gemakkelijk infiltreren in de ondergrond door de bodem.

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming.

Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). Er moet advies gevraagd worden aan de bevoegde instanties (VMM afdeling operationeel waterbeheer) inzake grondwatergevoeligheid, indien het volgende wordt voorzien binnen het plangebied:

• het project is een verkavelingsaanvraag met een globale oppervlakte groter dan 1 ha, waarbij in de aanleg van wegen wordt voorzien;

• het project leidt tot een toename van het totaal van de horizontale dakoppervlakte van gebouwen en de verharde oppervlakte met meer dan 1 ha;

• het project omvat ondergrondse constructies, met uitzondering van funderingspalen en leidingen met een diameter van 1 meter, die dieper gelegen zijn dan 5 meter onder het maaiveld en een ondergrondse horizontale lengte hebben van 100 meter.

Legende bevaarbare 1e categorie 2e categorie 3e categorie niet-geklasseerd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook passen zulke ontwikkelingen niet in de visie zoals weergegeven in het witboek BRV.’ 10 De raad ondersteunt deze uitgangspunten en verwijst naar de

Dat een bestaand overheidsgebouw van maar 40 jaar oud vervangen moet worden is uiteraard geen toonbeeld van duurzaamheid, maar we kunnen wel appreciëren dat de stad bij de

Het Departement Omgeving - dienst Veiligheidsrapportering is niet opgenomen in het planteam aangezien ervan uitgegaan wordt dat de opmaak van een Ruimtelijk

Op de tweede verdieping (onder het dak) zou dan het klokkenmuseum ondergebracht worden. - De bedoeling is te blijven fabriceren op ambachtelijke, kleinschalige wijze, de nadruk

1. De ambitie voor Vlaanderen naar 2050 toe, richt zich op het creëren van welvaart en welzijn op een slimme, innovatieve en duurzame manier in een sociaal, open, veerkrachtig

Bij de definitieve vaststelling van het plan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan alleen wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op

Bijkomend worden mogelijkheden voorzien in functie van optimaliseren van de inrichting en beperkte uitbreiding: padelvel- den, parking,… Deze uitbreiding heeft

Doch hiervoor verwijzen we naar de opmerking ' bufferzone binnen bedrijventerrein' waar er gesteld wordt dat het niet wenselijk is een buffer voor het bedrijventerrein te voorzien