Vraag nr. 56 van 28 januari 1999
van de heer FRANCIS VERMEIREN Leegstandsfonds – Kritiek Rekenhof
Voor de eerste maal werd in 1997 krachtens het de-creet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, een fonds voor de heffing op leegstand en verkrotting van ge-bouwen en/of woningen opgericht. Dit fonds werd voor de eerste maal in de begroting 1997 vermeld. In het Boek van het Rekenhof 1998 wordt verwe-zen naar een grote discrepantie tussen de geraam-de ontvangsten en geraam-de reële ontvangsten, die res-pectievelijk 350 en 28,245 miljoen bedroegen (blz. 107).
De administratie heeft aan deze discrepantie een verklaring gegeven en diverse elementen aange-haald, zoals incorrectheid van de identiteitsgege-vens, de verzending van aanslagen naar eigenaars die in feite geen eigenaar waren, het niet respecte-ren van de oppervlakteverhouding van de panden door de inventarisbeheerders, het ten onrechte in-ventariseren van vele panden als leegstaand, ver-waarloosd of ongeschikt.
Blijkbaar werden door de administratie geen dege-lijke onderrichtingen verstrekt, met als gevolg dat vele personen, zelfs niet-eigenaars, lastig werden gevallen en zich genoodzaakt zagen de heffing te betwisten, of wellicht uit vrees voor mogelijke ge-volgen bedragen hebben betaald die zij niet ver-schuldigd waren.
1. Kon dit alles niet worden voorzien door een voorafgaande grondige analyse van het pro-bleem ?
2. Hoeveel bezwaarschriften werden er ingediend tot einde 1997 ? In hoeveel gevallen kregen de betrokkenen (al dan niet eigenaars) het voor-deel van de twijfel ?
3. Werd reeds een grondige herziening van de re-glementering in verband met de heffing op de leegstand en de verkrotting overwogen in het licht van de gedane vaststellingen ?
Antwoord
1. Naar aanleiding van dit probleem zijn in het verleden meerdere onderzoeken en analyses verwerkt en gepubliceerd, bijvoorbeeld :
– Gent Woonnoodgebied, programma voor de revalorisatie van de leegstand, administratie voor de Huisvesting, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1989 ;
– Leegstand, verslag van een onderzoek in Gent, Heers, Heuvelland, Izegem, Mechelen, Tienen en Tongeren, administratie voor de huisvesting, ministerie van de Vlaamse Ge-meenschap, 1989 ;
– Methode voor de beoordeling van de kwali-teit in woningen in ontwerp, Arohm, bestuur Huisvesting, dienst Programmatie, 1991 (Arohm : administratie Ruimtelijke Orde-ning, Huisvesting en Monumenten en Land-schappen) ;
– een uitwendig onderzoek naar de kwaliteit van woningen in Vlaanderen, verslag van de survey 1994/1995, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1995 ;
Er kan dan ook worden gesteld dat het feno-meen leegstand en verkrotting reeds werd on-derzocht in de voorbije jaren.
Uit de resultaten van de heffing blijkt dat er een duidelijk verschil is tussen wetenschappelijk on-derzoek en de daadwerkelijke heffing. Hierbij speelt mee dat heel wat eigenaars onmiddellijk positieve maatregelen nemen om aan de heffing te ontsnappen.
Dit past ook in ons beleid inzake krotbestrijding : het is een regulerende heffing. Dit betekent dat niet de opbrengst belangrijk is, maar het tegen-gaan van verkrotting en leegstand.
Daarnaast werden veel bezwaarschriften inge-diend. De burgers hebben recht op deze be-roepsmogelijkheid, maar deze heeft natuurlijk tijd nodig. Tijdens deze periode wordt niet be-taald.
2. De cel Bezwaarschriften maakt deel uit van het departement Algemene Zaken en Financiën, af-deling Financieel Management.
Het antwoord op deze vraag behoort dus tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën.