Vraag nr. 93 van 5 februari 1999
van de heer FRANCIS VERMEIREN
Subsidies aan auteurs en vertalers – Kritiek Reken-hof
In het Boek van het Rekenhof 1998 wordt aanstipt dat "ter uitvoering van artikel 55 van de ge-coördineerde wetten op de Rijkscompatibiliteit de toelagebesluiten een aantal bepalingen bevatten die duidelijk maken welke verplichtingen de toela-getrekker moet nakomen om het gebruik van de toelagen te verantwoorden" (blz. 97).
Bij de controle van de verantwoording heeft het Rekenhof vastgesteld dat in een aantal gevallen die verplichtingen niet werden vervuld en dat de admi-nistratie van Cultuur, niettegenstaande ook zij deze vaststelling had gedaan, niettemin het subsidiesal-do in vereffening stelde.
Welke maatregelen heeft de minister getroffen opdat voortaan die uitbetalingen volgens de regels zouden verlopen ?
Antwoord
Het Boek van het Rekenhof 1998 heeft het over het principe dat een toneelauteur dient aan te tonen "dat een opvoering voor een breed betalend publiek had plaatsgevonden."
De schrijfopdracht waarvan het Boek van het Re-kenhof 1998 melding maakt, werd aanvankelijk toch vereffend, omdat bij ontbreken van persknip-sels de uitnodiging voor het stuk werd gebruikt als bewijs van opvoering. Dit werd door het Rekenhof niet aanvaard en bijgevolg werd het saldo niet uit-betaald.
De huidige regelgeving geldt nog steeds als criteri-um voor het al dan niet uitbetalen van voorschot-ten en/of saldi. Dat noch administratie, noch de mi-nister van Cultuur deze regels met voeten treedt, kan worden gestaafd met het volgende overzicht. 1995
Er werden veertien schrijfopdrachten gesubsi-dieerd, één hiervan werd volledig geannuleerd, bij drie andere werd het saldo niet uitbetaald.
1996
Er werden twaalf schrijfopdrachten gesubsidieerd,
vier keer werd het saldo niet uitbetaald. 1997
Er werden vijftien schrijfopdrachten gesubsidieerd, vier keer werd het saldo niet vereffend.
1998