Vraag nr. 149 van 12 mei 1997
van de heer MARC OLIVIER
Ve r g u n n i n g s p l i cht reisbureaus – Interpretatie To e-risme Vlaanderen
De wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus bepaalt in artikel 2 dat "niemand, i n welke vorm ook, de titel van reisagent of de bena-ming van reisbureau of een soortgelijke titel of benaming mag gebruiken zo hij geen houder is van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 1, § 1 of 2, 1°".
Toerisme Vlaanderen beweert dat deze bepaling zo moet worden geïnterpreteerd dat, zodra iets in een benaming verwijst naar reizen (en niet enkel naar reisagent of reisbureau), een vergunning verplicht i s, ongeacht de concrete situatie. Het gebruik van het Engelse woord “ t r a v e l ” in de naam van een vereniging zou de vereniging bijgevolg automatisch vergunningplichtig maken.
Deze interpretatie, los van de concrete situatie, strookt mijns inziens niet met de geest van de wet. Ten eerste verwijzen de termen "soortgelijke titel of benaming" in de wet naar reisagent en reisbu-reau, en niet naar reizen in het algemeen.
Ten tweede gaat het niet op dat bijvoorbeeld ver-enigingen met een benaming die naar reizen in het algemeen verwijst en die enkel reizen organiseren met medewerking van erkende reisbureaus, o p grond van artikel 2 toch vergunningplichtig zouden z i j n , terwijl ze dit met een andere benaming niet zouden zijn.
Bij wijze van voorbeeld : een vereniging genaamd "the walking travellers" zou op grond van de rede-nering van Toerisme Vlaanderen vergunningplich-tig zijn, terwijl een vereniging genaamd "de avon-turiers" dit niet zou zijn. En dit terwijl beide reizen o r g a n i s e r e n , zonder winstoogmerk maar met louter culturele of sportieve doeleinden en met de mede-werking van erkende reisbureaus.
Is de minister-president op de hoogte van de inter-pretatie van artikel 2 van voornoemde wet door Toerisme Vlaanderen ?
Is deze interpretatie correct ?
Wat is eventueel de juiste toedracht en interpreta-tie van het betrokken artikel ?
Antwoord
Ik kan bevestigen dat artikel 2 van de wet van 21 april 1965 houdende statuut van de reisbureaus de bescherming van de titel van reisagent, van reisbu-reaus of van soortgelijke titels of benamingen r e g e l t . Luidens de memorie van toelichting van de wet (1964-1965 Kamer nr. 969/1,7) werd met dit artikel de creatie van werkelijke kwaliteitslabels b e o o g d , waarop het publiek en de leveranciers kunnen vertrouwen. Het gebruik ervan moet even-wel niet worden toegestaan aan de verenigingen zonder winstoogmerk en de niet aan de wet onder-worpen vervoerders, vermits hun hoofddoel per definitie niet de exploitatie van een reisbureau is. Deze interpretatie werd tot op heden door To e r i s-me Vlaanderen aangehouden. Ik kan tevens s- mee-delen dat Toerisme Vlaanderen zich bij de toepas-sing van bovenvermelde wet niet enkel laat leiden door de gebruikte benaming. Naast de gebruikte benaming wordt ook het doel en/of de activiteit van een onderneming of een vereniging nagetrok-k e n . Als wordt vastgesteld dat de betronagetrok-knagetrok-ken onder-neming of vereniging zelf geen reizen organiseert en/of verkoopt en bijgevolg een benaming gebruikt die misleidend is, dan wordt de betrokken onder-neming of vereniging verzocht een naamswijziging door te voeren. Het is anderzijds zo dat vele bena-mingen waarin de term “ t r a v e l ” wordt gebruikt, gedeponeerde of geregistreerde benamingen zijn, waarvoor een aparte beschermingsregeling geldt.