Vraag nr. 483
van 9 september 1997
van de heer CHRIS VANDENBROEKE Bouwovertredingen – Lokaal beleid
Aangekondigd werd dat bij eventuele bouw- en milieuovertredingen voortaan een strak beleid zou worden gevoerd. Meer dan in het verleden het geval was, zo werd gesteld, zou voortaan voor een punctuele opvolging van de genomen beslissingen worden gezorgd, dit inclusief het uitvoeren en/of laten financieren van de noodzakelijk geachte werkzaamheden om de overtredingen weg te wer-ken en de oorspronkelijke situatie te herstellen. De vraag rijst of op het veld zelf niet tot op zekere hoogte sprake is van een soort gedoogbeleid, d a t haaks staat op wat door de minister en de adminis-tratie wordt beoogd.
1. Welke maatregelen zijn er genomen om het concrete lokale beleid terzake af te stemmen op de doelstellingen van de minister ?
2. In welke mate kunnen burgemeesters of hun schepencolleges eventuele klachten inzake bouw- en milieuovertredingen, die hun conform de procedure worden voorgelegd, naast zich neerleggen ?
Binnen welke termijnen moeten zij optreden ingevolge zulke klachten ?
Antwoord
1. Het strikter beleid bij bouwovertredingen komt tot uiting in een aantal besluiten en omzend-brieven : het besluit van de Vlaamse regering van 27 juli 1996 (BS 26.9.96) betreffende de opsporings- en vaststellingsbevoegdheden van sommige ambtenaren, de omzendbrief R0/97/05 (BS 23.8.97) met betrekking tot de toepassing van artikel 68, §1, c van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 (herstel van de plaats in de oor-spronkelijke staat is de principieel te vorderen h e r s t e l m a a t r e g e l , ...) en een door de V l a a m s e regering nog goed te keuren besluit betreffende de transactiesommen.
Het handhavingsbeleid inzake ruimtelijke orde-ning en stedenbouw is een aangelegenheid van algemeen belang waaraan de steden en gemeen-ten meewerken in het kader van het zogenaamd m e d e b e w i n d . Medebewind houdt in dat het
Vlaams Gewest de steden en gemeenten belast met het uitvoeren van decreten en reglementen, en bijgevolg zijn de lokale besturen gebonden door bovenvermelde besluiten en omzendbrie-ven.
2. De gemachtigde ambtenaar en het college van burgemeester en schepenen zijn door de wetge-ver bevoegd gemaakt om de herstelvordering uit te oefenen.
Het herstel in de vorige staat of de staking van het strijdig gebruik kan door het college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar steeds afzonderlijk,zonder gezamen-lijk akkoord, voor de rechter worden gevorderd. Voor het vorderen van aanpassingswerken of bouwwerken of voor het vorderen van de meer-w a a r d e, is steeds het gezamenlijk akkoord tus-sen college en de gemachtigde ambtenaar ver-eist.
In het geval het college van burgemeester en schepenen nalaat op te treden, kan de gemach-tigde ambtenaar nog steeds het herstel in de vorige staat of de staking van het strijdig gebruik vorderen. De gemachtigde ambtenaar staat onder het gezag van de minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening en volgt diens instructies.
Naast het vorderingsrecht van de gemachtigde ambtenaar en het college van burgemeester en schepenen heeft ook de belanghebbende derde, die door het bouwmisdrijf persoonlijk werd benadeeld, het recht om zich voor de strafrech-ter burgerlijke partij te stellen of het herstel van zijn persoonlijke schade bij de burgerlijke rech-ter te vorderen. Ook de klager-belanghebbende derde kan dus terecht bij de rechter.
2. Ten slotte zou op grond van de wet van 12 janu-ari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu (BS 19.2.93), de a d m i n i s t r a t i e v e o v e r h e i d , de procureur des konings en VZW's die aan een aantal voorwaar-den voldoen, bouw- en aanpassingswerken als-ook herstel in de vorige staat kunnen verkrijgen door een vordering tot staking in te stellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aan-leg.