• No results found

[Uitzending nr. 104: Exodus 8:6 t/m 9:7]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending nr. 104: Exodus 8:6 t/m 9:7]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending nr. 104: Exodus 8:6 t/m 9:7]

In de vorige uitzending zagen we dat de Here tegen Mozes zei: Ga weer naar de Farao en zeg tegen hem: De HERE zegt: laat Mijn volk gaan om Mij te dienen. Als u hun dat weigert, zal Ik uw land straffen met een kikker- plaag. (Ex.8:5). Het land laten wemelen van de kikkers. Dat moet een vrese- lijke toestand zijn geweest. Exodus 8 vers 6:

Toen strekte Aäron zijn arm uit over de Egyptische wateren en de kikkers kwamen van alle kanten opzetten en overstroomden het hele land.

De kikkers waren overal - in slaapkamers, in keukens, in elk vertrek van het huis, zelfs in de bakovens. Als mensen ergens liepen, liepen ze over kikkers.

Als ze ergens zaten, wemelde het van de kikkers. Het was een vreselijke toe- stand. Eén kikker kan voor velen al teveel zijn, maar overal kikkers veroor- zaakt grote consternatie en verwarring. Maar, dat was nog niet alles!

Exodus 8 vers 7: Maar de geleerden deden met hun toverkunsten hetzelf- de en lieten op hun beurt een golf van kikkers over het land komen. Met de kikkers die er al waren werd – met de toverkunsten van de Egyptische ge- leerden – de plaag alleen nog maar erger! Daarnaast laten de toverkunsten ook de macht van satan zien. Exodus 8 vers 8 t/m 11:

De Farao riep Mozes en Aäron bij zich en zei: Bid tot uw God en vraag Hem of Hij de kikkers wil weghalen, dan zal ik uw volk laten gaan zodat zij kunnen offeren. Mozes zei: u moet maar zeggen wanneer u wilt dat ik voor u zal bidden, opdat de kikkers zullen verdwijnen. Alleen in de Nijl zullen dan nog kikkers achterblijven. De Farao antwoordde: Doe het morgen. En Mozes zei: Zoals u wilt. U zult dan zien dat niemand gelijk is aan de HERE, onze God. De kikkers zullen u, uw huizen, uw dienaren en uw onderdanen met rust laten; alleen in de Nijl zullen er nog achterblij- ven.

Weliswaar hadden de Egyptenaren elk jaar te maken met grote aantallen kik- kers. Dat was wanneer de Nijl na de jaarlijkse overstroming haar normale om- vang terugkreeg.

(2)

De kikkers zagen zich in hun leefgebied beperkt en zochten daarom op het land een veilig heenkomen. Gewoonlijk zorgden de natuurlijke vijanden van de kikkers ervoor dat zij niet tot een plaag konden worden.

Nu is er sprake van een extreem grote kikkerpopulatie en die beperkte zich niet alleen tot de Nijl, maar was over het hele land verspreid. Zonder aanzien des persoons waren de kikkers de huizen van de Farao, van zijn dienaren en de gewone bevolking binnengedrongen. De plaag is daarmee niet alleen las- tig, maar verontreinigt ook het voedsel.

Het is opvallend dat de Egyptische tovenaars ook een golf van kikkers over het land konden laten komen. Maar, zij konden hen niet laten verdwijnen.

Farao was door deze plaag helemaal van zij stuk, hij was bereid alles te belo- ven als de plaag maar ophield en de kikkers verdwenen. God begon de Farao te dwingen Hem te erkennen in Wie Hij is. Exodus 8 vers 12 t/m 15:

Toen verlieten Mozes en Aäron het paleis van de Farao en Mozes bad tot de HERE en vroeg Hem de kikkerplaag te beëindigen. De HERE verhoor- de Mozes’ gebed en liet de kikkers sterven. Overal lagen dode kikkers, die een vieze stank verspreidden. Ze werden op grote hopen bij elkaar gegooid. Toen de Farao echter zag dat de overlast van de kikkers was verdwenen, verhardde hij zijn hart en weigerde het volk te laten gaan.

Precies zoals de HERE had voorzegd.

De dode, rottende kikkers worden verzameld op talloze stinkende hopen.

Terwijl bij de eerste plaag het water verontreinigd was door dode vissen, wordt nu het land verontreinigd door dode kikkers.

Toch is er sprake van ‘verlichting’. Immers, het einde van de ellende is voor de Egyptenaren in zicht. Maar niet voor de Israëlieten: de Farao bedenkt zich en toont zich niet bereid de Israëlieten te laten gaan. Zo gaan de woorden in ver- vulling die de HERE tevoren tot Mozes had gesproken (Ex.7:3 en 4).

Vers 15 geeft een breder beeld van het verharden van het hart van de Farao.

Er wordt verteld dat hij zijn eigen hart verhardde. Dat wat de Here doet is naar de oppervlakte brengen wat er al in Farao’s hart leefde.

(3)

Exodus 8 vers 16 t/m 19:

De HERE zei toen tegen Mozes: Zeg tegen Aäron dat hij met zijn staf op het stof van de aarde slaat. Het stof zal veranderen in muggen, overal in Egypte. Mozes en Aäron voerden Gods opdracht uit. Aäron sloeg met zijn staf in het stof van de aarde. Opeens verschenen in heel Egypte gro- te hoeveelheden muggen, die op de Egyptenaren en hun dieren neer- streken. Al het stof veranderde in muggen. Ook deze keer probeerden de geleerden hen weer met hun toverkunsten na te doen, maar het lukte niet. Dit is de hand van God, zeiden de geleerden tegen de Farao. Maar de Farao was opnieuw koppig. Hij weigerde naar hen te luisteren, precies zoals de HERE het van tevoren had gezegd.

.

Nu de Farao weer geweigerd heeft het volk te laten gaan, spreekt de HERE opnieuw tot Mozes. Hij zal een nieuwe plaag zenden, dit keer zonder waar- schuwing aan het adres van de Farao. Meteen krijgt Aäron, via Mozes, de op- dracht met zijn staf op de droge, stoffige grond te slaan. Wanneer Aäron dat doet, zal het stof tot muggen worden. Deze zullen in heel Egypte mens en dier lastig vallen.

Terwijl de eerste plaag het water en het land verontreinigden en zo slechts indirect mens en dier raakten, worden mens en dier nu voor het eerst uitdruk- kelijk als slachtoffer genoemd. In gehoorzaamheid doet Aäron wat de HERE heeft opgedragen en door heel Egypte is de grond niet langer bedekt met stof, maar met muggen. De verwoording van dit vers benadrukt de grote omvang van de plaag.

Evenals bij de vorige plagen, proberen ook nu de tovenaars – de leidingge- vende priesters uit de Egyptische godsdienst – met hun bezweringen de plaag na te bootsen maar voor het eerst zijn zij zonder succes. De tovenaars kun- nen dan ook niet anders dan Mozes en Aäron, en daarmee de HERE, als hun meerdere erkennen. Zij waarschuwen de Farao dat hier hogere machten in het spel zijn: Dit is de hand van God. Niet Mozes en Aäron, maar de Here God – Die achter hen staat – heeft deze plagen gezonden. Maar ondanks hun waarschuwing verandert de houding van de Farao niet, zoals de HERE reeds had voorzegd.

(4)

Exodus 8 vers 20 t/m 23:

Toen zei de HERE tegen Mozes: Sta vroeg op en klamp de Farao aan wanneer hij naar de rivier gaat om te baden. Zeg tegen hem: De HERE zegt: laat Mijn volk gaan om Mij te dienen. Als u dat niet doet, zal Ik

steekvliegen op u, uw dienaren en uw onderdanen loslaten. De huizen en zelfs de grond waarop zij lopen, zal wemelen van de steekvliegen. Maar in het land Gosen waar Mijn volk woont, zullen geen steekvliegen voor- komen, zodat u zult merken dat Ik, de HERE, in dit land ben. Ik zal Mijn volk uit de handen van uw volk redden!

Opnieuw spreekt de HERE tot Mozes. Evenals bij de eerste plaag moet hij de volgende morgen vroeg naar de Farao gaan. De Farao is bij de Nijl, om er te baden. Evenals de eerste keer moet Mozes de Farao aanzeggen dat wanneer hij de Israëlieten niet laat gaan, de HERE een plaag zal sturen. In de huizen van de Farao, zijn dienaren en de andere Egyptenaren zal ongedierte binnen- dringen, ja heel de grond waarop zij leven zal ermee bedekt zijn.

Het gebruikte Hebreeuwse woord is, op grond van de Septuaginta, vertaald met ‘steekvliegen’. Omdat de woordstam ‘vermengen’ betekent, vatten ande- ren – onder wie veel Joodse uitleggers – de plaag ruimer op. De uitleggers denken aan ongedierte in het algemeen (vliegen, muggen, wespen, vlooien, luizen, enzovoort). De vermelding: De huizen en zelfs de grond waarop zij lopen, zal er mee bedekt zijn’ doen inderdaad eerder denken aan allerlei on- gedierte dan alleen aan steekvliegen.

De HERE kondigt uitdrukkelijk aan dat Hij het land Gosen, waar de Israëlieten wonen, niet zal treffen met de plaag. Zo wordt het nog duidelijker dat in feite niet de Farao, maar de HERE Zelf zeggenschap heeft over het land Egypte.

Kort en krachtig lezen we dat de HERE handelt zoals Hij heeft aangekondigd (vanzelfsprekend is verondersteld dat dit ook geldt voor Mozes en Aäron):

Egypte wordt in bezit genomen door ongedierte.

En de HERE voerde Zijn dreigement uit: in alle huizen en in heel Egypte wemelde het van de steekvliegen. De Farao ontbood Mozes en Aäron opnieuw en zei: Jullie kunnen je gang gaan. Jullie mogen in dit land of- fers brengen aan je God, dan hoeven jullie niet de woestijn in te trekken.

(5)

Maar Mozes antwoordde: Dat kan niet. De Egyptenaren zullen er zeker aanstoot aan nemen als wij hier aan onze God offeren. Ze zouden ons stenigen! Nee, wij willen drie dagreizen ver de woestijn intrekken en offers brengen aan de HERE, onze God, zoals Hij het ons heeft opgedra- gen.

Opnieuw blijkt de Farao bereid concessies te doen: de Israëlieten mogen in Egypte een offerfeest houden. Eerder hadden Mozes en Aäron op gezag van de HERE echter al aangegeven dat het offerfeest in de woestijn moest plaats- vinden en deze concessie gaat dan ook niet ver genoeg. Fijntjes maakt Mo- zes duidelijk dat een offerfeest in Egypte juist vanwege de Egyptenaren zelf geen optie is: zij zouden de offerpraktijk van de Israëlieten zodanig veraf- schuwen, dat zij hen zullen stenigen. Daarom moet het offerfeest wel in de woestijn plaatsvinden, drie dagreizen ver. Exodus 8 vers 28:

De Farao gaf toe. Goed, ik zal het volk de woestijn in laten gaan om offers te brengen aan de HERE, hun God, maar jullie mogen niet te ver weggaan. En vergeet niet ook voor mij tot jullie God te bidden.

Vanwege de zware druk kan de Farao niet anders, dan toestaan dat de Isra- elieten dan maar de woestijn intrekken. Als zij maar niet te ver weggaan. Zo wil hij het volk toch nog in zijn greep houden. De Farao verzoekt Mozes en Aäron tevens voorbede te doen, kennelijk om de plaag te doen ophouden.

Opnieuw moet hij erkennen dat JHWH machtiger is dan hij en dat niet hijzelf, maar

alleen JHWH de wereldorde kan herstellen. Exodus 8 vers 29:

Toen zei Mozes: Ik ga nu weg; ik zal de HERE bidden en Hem vragen of Hij de steekvliegen uit de huizen en het land wil weghalen. Morgen zullen er geen steekvliegen meer zijn. Maar pas op dat u niet weer liegt en het volk opnieuw verhindert de HERE een offer te brengen.

Exodus 8 vers 30 t/m 32::

Daarop verliet Mozes de Farao en bad tot de HERE. En de HERE deed wat Mozes tegen de Farao had gezegd, de steekvliegen verlieten de Fa- rao, zijn dienaren en zijn onderdanen. Er bleef er niet één over. Maar toch bleef de Farao ook deze keer hardnekkig weigeren het volk te laten gaan.

(6)

Mozes doet inderdaad voorbede en hij voorzegt dat de volgende dag de plaag voorbij zal zijn.

Maar, Mozes stelt op beleefde wijze een voorwaarde: de Farao moet niet doorgaan met het bedrieglijke gedrag dat hij eerder heeft laten zien. Toen had hij ook gezegd het volk te laten gaan, maar was weer op zijn belofte terugge- komen. Mozes houdt zich aan zijn woord en bidt tot de HERE.

De Here verhoort het gebed en maakt een einde aan de plaag. Zo volkomen rekent Hij af met de plaag dat er zelfs niet één insect overblijft.

Er kan dan ook geen twijfel over bestaan: de plaag is niet toevallig opgehou- den, maar de HERE heeft ingegrepen en zo Zijn macht getoond. Maar, anders dan Mozes, komt de Farao zijn toezegging weer niet na. Ook deze keer ver- hardt hij zijn hart en laat hij de Israëlieten niet gaan.

Farao probeerde op allerlei manieren compromissen te bereiken. Alles bij el- kaar heeft Farao – in totaal – vier compromissen voorgesteld, voordat de pla- gen tot een einde komen. Mozes en Aäron wilden dat de Israëlieten drie dag- reizen ver de woestijn introkken om te offeren. Farao zei: “Oké, je mag offe- ren, maar je moet in het land Egypte blijven.”

Het is een soort compromis dat ook veel voorkomt onder christenen. Dit com- promis zegt, dat je als christen de dingen niet zo precies moet nemen. Je moet de dingen wat ruimer zien. Een voorbeeld uit de context van deze ge- schiedenis als illustratie. De Here heeft wel gezegd dat je naar de woestijn moet, maar dat kan ook wel in Egypte. Dat wat er is gezegd en opgedragen wordt maar voor een deel uitgevoerd. Er is geen totale gehoorzaamheid en overgave. Met een paar aanpassingen kom je er ook wel. Christenen leven vaak als onveranderde mensen met allerlei aanpassingen en compromissen.

Laten wij onszelf onderzoeken en beproeven dat we niet leven als onveran- derde mensen.

We zijn toegekomen aan Exodus 9. We zien in hoofdstuk 9 dat de Here God doorgaat met de behandeling van het koppige hart van de Farao. Zo lang als de Farao de Here God weerstaat, zullen er rampen over Egypte komen.

Exodus 9 vers 1 t/m 7:

De HERE zei tegen Mozes: Ga naar de Farao en zeg tegen hem: De HE-

(7)

Als u dat weigert en hen nog langer vasthoudt, zal de machtige hand van de HERE een dodelijke plaag sturen die al uw vee, de paarden, de ezels, de kamelen, de runderen en het kleinvee zal doden: de pest!

Weer spreekt de HERE tot Mozes. Evenals bij de tweede plaag krijgt Mozes de opdracht naar de Farao te gaan; kennelijk is gedacht aan zijn paleis. Als een profeet van de HERE, moet hij de boodschap overbrengen dat de Farao de Israëlieten moet laten gaan. Weigert hij nog steeds aan deze boodschap gehoor te geven, dan zal de HERE opnieuw een ramp zenden: het vee in de wei zal door een zeer zware veeziekte getroffen worden. Maar, het vee van de Israëlieten zal niet besmet worden. Evenals bij de vorige plaag zal de HERE Zijn volk, de Israëlieten niet treffen met deze ramp. Anders dan bij de eerdere plagen, zal deze ziekte niet meteen uitbreken. Mozes deelt de Farao mee dat er nog één dag uitstel is. Zo stelt de HERE de Farao als het ware een ultima- tum: de Farao heeft nog één dag de tijd de eis van de HERE in te willigen en zo een ramp te vermijden.

De Here keert Zijn ‘machtige hand’ tegen het vee. In de grondtekst vinden we bij de vermelding ‘van het vee’ de toevoeging ‘op het veld’ of ‘in de wei’. Het wordt nader uitgewerkt wat onder vee wordt verstaan: de paarden, de ezels, de kamelen, de runderen en het kleinvee.

In het verleden dacht men dat de vermelding van kamelen uit later tijd was, maar archeologische vondsten hebben inmiddels laten zien dat in de tijd van de Exodus al kamelen gehouden werden. Paarden waren destijds door de Hyksos koningen binnengebracht in Egypte en werden vooral gebruikt voor het trekken van strijdwagens.

Door de sterfte van paarden wordt dan ook de militaire kracht van Egypte aangevallen. Sterfte van ezels en kamelen maakt het vervoer van allerlei goe- deren (onder meer akkerbouwproducten) over korte, resp. lange afstanden moeilijker. Daarmee wordt de economie bedreigd. Bij runderen gaat het om grootvee. Rundersterfte bedreigt de landbouw – runderen werden gebruikt om de ploeg te trekken – , en de sterfte van kleinvee maakt vlees, melk, wol en huiden schaars.

(8)

Sommige uitleggers zien in deze plaag een aanval op de goden van Egypte, die soms als dier werden weergegeven (Hathor was een koe, Apis een stier).

Daartegen pleit echter dat er geen Egyptische goden waren die de gedaante van bv. een paard of kameel hadden. Bovendien was er slechts één stier die door de Egyptenaren vereerd werd in verband met de Apis-cultus. Anders dan tegenwoordige hindoes zagen zij in andere koeien en stieren geen vertegen- woordigers van Egyptische goden. Uit de summiere beschrijving is overigens niet duidelijk om welke veeziekte het gaat. Het staat vast dat we niet aan vee- ziekten als mond- en klauwzeer of runderpest moeten denken, omdat paarden en ezels niet gevoelig zijn voor deze ziekte. In elk geval wordt in de tekst be- nadrukt dat het om een zeer zware veeziekte gaat.

Al het vee van Egypte’ heeft in vers 3 waarschijnlijk alleen betrekking op het vee dat tijdens het uitbreken van deze plaag in het veld verbleef. Verderop is immers nog steeds sprake van vee en paarden van de Egyptenaren (vs.19;

Ex.14:9). Het is ook mogelijk de woorden ‘al het vee van Egypte’ op te vatten als een stijlfiguur, zonder dat daarbij ook daadwerkelijk aan elk dier gedacht is (een zgn. hyperbool). Bovendien kan het woord ‘al’ ook ‘allerlei’ betekenen (een voorbeeld daarvan vinden we ook in Gen.2:9). In Ex.9 wordt de vertaling dan: ‘allerlei vee van Egypte stierf’.

Overigens kan de uitgedunde veestapel reeds kort na deze plaag weer zijn aangevuld, omdat import van vee in Egypte niet ongewoon was. In Egypte stond het vee alleen in het veld in de maanden januari tot april, na de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Aangezien de zevende plaag vermoedelijk begin februari plaatsvond, zal deze vijfde plaag ergens in het begin van januari heb- ben plaatsgevonden.

Vers 6 maakt duidelijk dat de epidemie daadwerkelijk uitbreekt. Kennelijk is de Farao bij zijn weigering gebleven. De gevolgen zijn verwoestend en verschrik- kelijk: ‘al het vee van Egyptenaren’ sterft op slag. Maar niet één dier van de Israëlieten werd het slachtoffer, zoals de HERE had voorzegd.

Het wordt bevestigd door de dienaren die de Farao erop uitgestuurd heeft om te controleren of het vee van de Israëlieten inderdaad gezond is gebleven.

(9)

Het moet dan ook, zelfs voor de Farao, onomstotelijk vaststaan dat de epide- mie niet toevallig uitbreekt, maar het werk van de HERE is. Toch is de reactie van de Farao niet anders dan voorheen: hij blijft weigeren het volk te laten gaan.

Anders dan bij de meeste voorgaande plagen wordt niet vermeld dat er on- derhandelingen tussen Mozes en de Farao plaatsvinden of dat de Here een einde maakt aan de plaag. Dat is gezien het karakter van de plaag ook niet vreemd: met de dood van het vee komt de plaag vanzelf ten einde.

Je zou denken dat de Farao nu wel onder de indruk moet zijn van de kracht en macht van de Here. Dat hij de Israëlieten nu wel zal laten gaan. Maar niets is minder waar.

Farao’s voortdurende weigering om de Here te erkennen en Zijn wensen te gehoorzamen, heeft veroorzaakt dat God Zijn macht in de vorm van verwoes- ting toont. God wil mensen zegenen. Hij wil bevrijden en redden. Maar het weigeren ervan kan zegen in vloek veranderen. Dat is het geval bij Farao.

In de volgende uitzending zullen we zien hoe het verder gaat met de Farao, Mozes en de Israëlieten. Zal hij het volk nu eindelijk laten gaan?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu is de HERE Zijn belofte nagekomen, ik ben mijn vader opgevolgd als koning van Israël en nu is deze tempel gebouwd voor de HERE, de God van Israël. In de volgende verzen volgt

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol

We hebben in vers 1 gelezen dat God zegt: ‘Ga met uw familie aan boord van de ark’ En in vers 16 lezen we: ‘Toen sloot de HERE God de toegang tot de ark.’ God liet Noach niet

Wie wijs is, houdt zijn oren open, de HERE roept tot Jeruzalem, luister naar de straf die de HERE gestuurd heeft… Het tweede gedeelte van Micha 6, vanaf vers 9, bevat een

De titel van dit e-book ‘ Ik ben toch niet van elastiek?’ is niet voor niets gekozen?. Heb je wel eens een

Abraham was de vader van Isaäk, Isaäk de vader van Jacob, Jacob de vader van Juda en zijn broers; Juda was de vader van Peres en Zerah, Tamar was hun moeder.. Peres was de vader

Het is Mijn eeuwigdurende wet dat u deze dag van generatie op generatie zult vieren De Here God geeft de reden erbij: juist wanneer ze dit voedsel bereiden, doet Hij de

Toen de Farao de Israëlieten had laten gaan, voerde God het volk niet door het land van de Filistijnen, wat de kortste weg naar het beloofde land was.. Want God zei: Het volk