• No results found

2011 Activiteiten verslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2011 Activiteiten verslag"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoge

Gezondheidsraad

2011

Activiteiten verslag

(2)
(3)

3 Al meer dan 160 jaar levert de Hoge Gezondheidsraad onafhankelijke, kwalitatieve, onpar- tijdige en wetenschappelijke adviezen met als doel het garanderen van de volksgezondheid en een beter leefmilieu zowel nu als in de toekomst. Maar wie zijn de personen die de Hoge Gezondheidsraad draaiende houden? In dit activiteitenrapport gunnen we u een blik achter de schermen.

Prof. Jean Nève, voorzitter van de Hoge Gezondheidsraad, heeft zijn diploma van apotheker behaald bij de Université Libre de Bruxelles.

Zijn loopbaan was uitsluitend academisch van aard. Voor het ogenblik doceert hij farmacotherapie aan de studenten-apotheker. Hij is ook in het onderzoek werkzaam geweest, meer bepaald op het gebied van de spoorelementen (micronutriënten) en de natuurlijke of synthetische antioxidantia. Hij is thans deskundige in menselijke voeding en farmacotherapie.

André Pauwels, coördinator van de Hoge Gezondheidsraad, is ook apotheker van opleiding. Na een tweetal jaren in apotheken te hebben gewerkt, belandde hij bij de toenmalige Algemene Farmaceutische Inspectie waar hij na enkele omzwervingen het uiteindelijk geschopt heeft tot adviseur-generaal, hoofd van die dienst. Sinds eind 2004 bekommert hij zich om de dagelijkse werking van de Hoge Gezondheidsraad.

Voorwoord

(4)

Prof. Nève, waarom bent u ondanks uw drukke agenda voorzitter geworden van de Raad?

Prof. Nève: Als professor en deskundige lijkt het me belangrijk diensten aan de maatschappij te verlenen. In plaats van zich in een ivoren toren op te sluiten moet een professor zoveel mogelijk contact onderhouden met het leven van elke dag en van dichtbij de huidige ontwikkelingen in de wetenschap blijven volgen. Die rol van deskundige heeft me altijd sterk geboeid (ik ben sedert 1991 deskundige bij de HGR, maar ik ben ook een heel actief lid van de Kamer van Geneesmiddelen en de Transparantiecommissie). Ik waardeer het werk van de Raad ten zeerste omdat de aldaar behandelde onderwerpen een zeer ruim domein bestrijken. Werken bij de Raad verruimt de blik omdat men daardoor in innig contact blijft met de belangrijkste bekommernissen van de maatschappij. Onze Raad heeft ook het vermogen om grote beleidsbeslissingen inzake volksgezondheid nader te verklaren.

Wat zijn jullie taken als voorzitter en als coördinator?

Prof. Nève: Mijn taken zijn zeer verscheiden. Ik moet uiteraard alles voorbereiden en maandelijks het College voorzitten en dus van alle dossiers op de hoogte blijven en de besprekingen leiden om tot de zo gewaardeerde consensus te komen. Er zijn ook nog de tussentijdse vergaderingen van het Bureau waar er zaken i.v.m. de werking van de Raad besproken en een reeks problemen onderzocht worden.

Mr. Pauwels: Vooral het Bureau is echt de motor van de Hoge Gezondheidsraad, naast de werkgroepen die de adviezen formuleren uiteraard. Het Bureau is een tweewekelijkse meeting waarbij de voorzitter, de vicevoorzitters en het secretariaat elkaar ontmoeten en waar besproken wordt welke richting de Raad moet uitgaan. Waar moeten we aandacht aan besteden?

Wat speelt er zich af in de buitenwereld? Hoe kunnen we de Raad het beste aansturen?

We hebben hier al een lange weg afgelegd: procedures op poten gezet, transparantie verhoogd, templates ingevoerd, een huisstijl gecreëerd, …

Waar moet u op letten bij het uitoefenen van uw functie?

Mr. Pauwels: Waar we zeker rekening proberen mee te houden zijn de experten. Wij geven de experten meer werk en hebben meer kwaliteitseisen terwijl ze op zo goed als vrijwillige basis voor ons werken. Ook op het secretariaat moeten we het met steeds minder mensen doen.

We proberen de mensen te blijven motiveren en hun werk te valoriseren.

(5)

5 5 Prof. Nève: De rol van een voorzitter bestaat immers niet alleen uit het vertegenwoordigen van de Raad; hij moet er ook voor zorgen dat alle actoren, van deskundigen tot wetenschappelijke of administratieve medewerkers even gemotiveerd blijven. Hij moet ook de verdediging van de Raad op zich nemen, met name wanneer diens onafhankelijkheid in vraag gesteld wordt.

Wat zijn de belangrijkste realisaties geweest in 2011?

Prof. Nève: Men heeft aan heel wat dossiers gewerkt waardoor het dus moeilijk is om die in een hiërarchisch verband te plaatsen. Ons lijvige verslag over gedragsstoornissen heeft bij de specialisten, het brede publiek en de media een ruime weerklank genoten. We hebben onze manier van werken ook verbeterd met aangepaste procedures, het beheer van belangenverklaringen, toch een erg moeilijke problematiek waarvoor vaak een grondige mentaliteitswijziging vereist is.

Mr. Pauwels: De adviezen zijn uiteraard onze core business en onze reden van bestaan.

Daar hebben wij dus ook in 2011 veel aandacht aan besteed. Daarnaast heeft de nieuwe communicatieverantwoordelijke hard gewerkt om onze naamsbekendheid te verhogen.

De officiële start van EuSANH, een Europees samenwerkingsverband, was zeker ook een hoogtepunt.

Wat wilt u de komende jaren nog realiseren?

Prof. Nève: De nood aan onafhankelijke deskundigheid van hoog wetenschappelijk niveau blijft integraal bestaan. We hebben derhalve nood aan nieuwe toegewijde en competente deskundigen. Het instellen van twee prijzen voor jonge onderzoekers is één van de middelen om onze zichtbaarheid in de wetenschappelijke sector te verhogen en mede daardoor misschien toekomstige kandidaatdeskundigen aan te trekken. Wat me ook sterk bezighoudt, is de overdracht van bevoegdheden van het federale niveau naar de Gemeenschappen.

We moeten de gefedereerde rechtsstructuren ervan overtuigen dat ze het moeilijk zonder waardevolle wetenschappelijke deskundigheid kunnen doen, zonder dewelke ze in een totale willekeur verzeild kunnen geraken.

Mr. Pauwels: Ik zou meer overleg met de aanvrager willen inbouwen bij de opstart van een advies zodat we een vraag in al zijn facetten grondig kunnen beantwoorden. Daarnaast zouden we ook moeten nagaan of een problematiek al in een ander land onderzocht is en, zo ja, of dit toepasbaar is voor België. Een planning voor adviezen zou erg van pas komen hoewel dit in de praktijk momenteel moeilijk haalbaar is. We willen onze adviezen nog verbeteren door het toevoegen van MeSH-termen (classificatie van medisch-wetenschappelijke informatie).

(6)

Wat zal de taak van de HGR hierin zijn?

Prof.Nève: Ik denk dat een nauwere samenwerking met onze partners noodzakelijk is.

Een versterking van de synergieën zal iedereen tot voordeel strekken en het blikveld verruimen. De tijd dat ieder in zijn hoekje werkte, is allang voorbij. Gelet op zijn grote deskundigheid en specifieke kwaliteiten moet de Raad een belangrijke rol spelen bij het streven naar meer overleg en coördinatie alsook bij de noodzakelijke beoordeling terzake.

Mr. Pauwels: De eerste stappen zijn al gezet door participatie in het nationale Health Research System en het Europese EuSANH. Daarnaast moeten we ons ook afvragen of we het aspect van bio-ethiek er niet meer bij moeten betrekken.

Prof. Nève: Er is nog veel werk aan de winkel. Onze Raad is uiterst flexibel en beschikt over het vermogen om te evolueren en zich aan de behoeften van een steeds evoluerende maatschappij (en van een land dat gestadig op zoek is naar nieuwe doeltreffende werkings- structuurvormen) aan te passen.

(7)

7 7

1. Voorwoord ...

3

2. Inleiding ...

8

3. Wie zijn wij? ...

10

4. Realisaties in 2011 ...

11

4.1. Work programme ... 11

4.2. EuSANH ... 11

4.3. Referentiecomité ... 12

4.4. Communicatie ... 13

4.5. Ganesha ... 14

4.6. Health Research System ... 14

4.7. Balanced ScoreCard ... 15

4.8. Dringende adviezen ... 15

5. Doelstellingen voor 2012 ...

18

5.1. Evidence based methodology (EBM) ... 18

5.2. EuSANH ... 19

5.3. Belangenconflicten ... 21

5.4. Communicatie ... 22

5.5. Ganesha ... 22

5.6. Health Research System ... 23

6. Voorstelling van de domeinen en voornaamste adviezen uitgebracht in 2011 ...

24

6.1. Geestelijke gezondheid ... 25

6.2. Fysische agentia ... 31

6.3. Chemische agentia ... 36

6.4. Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen ... 41

6.5. Bloed en bloedderivaten ... 47

6.6. Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong ... 52

6.7. Vaccinatie ... 61

6.8. Infectiebeheersing in de gezondheidszorg ... 65

6.9. Cosmetologie en cosmetische toestellen ... 70

6.10. Public Health Genomics ... 73

7. In cijfers ...

74

8. Structuur van de HGR ...

85

9. Contact...

91

INHOUDSTAFEL

(8)

Beste lezer,

Het is mij een oprecht genoegen u dit vernieuwde activiteitenverslag te kunnen voorstellen.

Reeds in vorige jaarverslagen werden een aantal aanpassingen doorgevoerd en ging de Hoge Gezondheidsraad (HGR) verder dan een korte samenvatting van de verstrekte adviezen. Zo kreeg u nieuws over de hervormingen, de nieuwe initiatieven, de geboekte resultaten, enz.; ook de lay-out werd al aangepakt.

Met dit jaarrapport over 2011 lanceren we een echte visuele en redactionele vernieuwing:

u krijgt uiteraard nog steeds de belangrijkste adviezen voorgesteld, maar daarnaast ook interviews met de voorzitters van de verschillende activiteitsdomeinen, foto’s, reacties van onze klanten, de media, … Hierdoor krijgt u een beter inzicht in de werkzaamheden van de Raad, de mensen achter de schermen en zou dit rapport vlotter leesbaar moeten zijn.

Er is in 2011 weer heel wat gebeurd dat het vermelden waard is.

• Vooreerst was er de succesvolle jaarvergadering in mei 2011. Zoals gewoonlijk had de Raad een eminent spreker te gast. Professor Pierre Bustany hield een wervelende toespraak over “Neuro-imagerie en welzijn: het subjectieve objectiveren”, waarbij de deelnemers inzage kregen in de interactie tussen verschillende gebieden in onze hersenen en allerlei zaken die zich o.a. in onze omgeving maar ook in ons lichaam afspelen.

Daarnaast werd de succesvolle formule van opsplitsing in werkgroepen van 2010 herhaald met wederom een aantal interessante suggesties voor adviesonderwerpen als resultaat.

Een primeur was de aankondiging van een prijs van de HGR waarmee vanaf 2012 een bijzonder interessante doctoraatsthesis in één van de activiteitsdomeinen van de Raad zal worden beloond. Een tweede primeur was de overhandiging van het advies “Kinderen en jongeren: gedragsstoornissen in context” aan een aantal uitgenodigde politici. Dit advies kreeg heel wat aandacht in de pers en bij professionele gezondheidswerkers (zie verder).

2. Inleiding

(9)

9

• Verder in dit verslag gaan we dieper in op het spanningsveld tussen belangen en -conflicten van experten en hun deelname aan adviesraden. De Raad heeft hier een aanpak ontwikkeld die als voorbeeld wordt beschouwd door andere instellingen en heeft dan ook heel wat interesse mogen ondervinden vanuit de media. Door de belangstelling die dit onderwerp krijgt, heeft de Raad beslist om belangenconflicten als thema te kiezen voor de jaarvergadering van 2012.

• Het Rekenhof heeft een audit uitgevoerd inzake het functioneren van een “Health Research System” in België. In 2011 heeft de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu overleg opgestart tussen de betrokken partners;

de Raad werkt hieraan actief mee.

• “Ganesha”, het toekomstig informaticaprogramma van de Raad dat moet instaan voor databeheer, workflow, opvolging, … van de adviezen van de Raad werd in 2011 opgestart.

Een eerste deel van de onderliggende databank werd gerealiseerd. In 2012 zullen we hieraan verder werken. (zie verder)

• De indiensttreding van een communicatieverantwoordelijke liet ook toe onze activiteiten op dat vlak gevoelig uit te breiden: een korte “news” voor elk advies, meer deelnames aan externe evenementen, organisatie van eigen evenementen, persberichten, persconferenties, ...

U vindt meer daarover in de volgende pagina’s.

Het tekort aan personeel van het secretariaat van de Raad, vooral op het vlak van de wetenschappelijke staf, blijft een uitdaging. Bijkomende interne wetenschappers die de uitwerking van de adviezen kunnen voorbereiden (o.a. literatuurstudie) voor de experten zou gunstig zijn voor de groei van de Hoge Gezondheidsraad. In de huidige economische context van besparingen lijkt dit echter weinig waarschijnlijk op korte termijn.

Dit activiteitenverslag is zowel in gedrukte vorm als op de website van de Hoge Gezondheidsraad beschikbaar (www.hgr-css.be).

(10)

10

De Hoge Gezondheidsraad is het wetenschappelijk adviesorgaan van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL). De Raad fungeert als link tussen de Belgische overheid en de wetenschappelijke wereld met betrekking tot alle domeinen die aan de volksgezondheid gerelateerd zijn.

Opdracht

Met het oog op de bescherming en de verbetering van de volksgezondheid brengt de Raad wetenschappelijke adviezen uit als leidraad voor beleidsmakers en gezondheidswerkers.

Dankzij het netwerk van deskundigen en interne medewerkers zijn deze onpartijdige en onafhankelijke adviezen gebaseerd op een multidisciplinaire beoordeling van de huidige stand van de wetenschap. De Raad verstrekt zijn adviezen op verzoek of op eigen initiatief en maakt ze openbaar.

Visie

Inspelend op de actualiteit in de volksgezondheid ontwikkelt de Raad zich als een hoogstaand wetenschappelijk expertisecentrum. Overheid en gezondheidswerkers erkennen de Raad voor zijn kwaliteitsvolle bijdrage aan hun taken. In een stimulerende en respectvolle sfeer bouwen de deskundigen en het personeel de activiteiten verder uit en maken ze aan de buiten- wereld bekend.

Waarden

Wetenschap – Deskundigheid – Kwaliteit – Onafhankelijkheid – Onpartijdigheid – Transparantie

3. wie zijn wij?

(11)

11 11 Uit de lijst van verwezenlijkingen in 2011, vindt u hieronder een selectie van de belangrijkste.

4.1. Work Programme

In 2010 werd voor het eerst publiekelijk een werkprogramma van de Raad onder brochurevorm bekendgemaakt. Voor 2011 is dit opnieuw het geval; het programma is meer in detail uitgewerkt en voor ieder advies zijn MeSH-termen (medical subject headings) opgenomen. Het gebruik van MeSH-termen laat toe om wetenschappelijke informatie eenduidig te klassificeren. Dit werk programma zal, tezamen met de werkprogramma’s van de andere leden van het Belgische Health Research System in een gezamenlijk overzicht worden ondergebracht zodat overlapping wordt vermeden en samenwerking wordt gestimuleerd (zie 4.6. Health Research System).

Ook binnen het kader van EuSANH (zie 4.2. EuSANH) dient dit werkprogramma als basis voor het opzetten van gezamenlijke initiatieven.

4.2. EuSANH

Op 1 februari 2009 ging het driejarig project EuSANH-ISA (European Science Advisory Network for Health - Improving Science Advice for Health) officieel van start. Met steun van de Europese Commissie trachten zes lidstaten – België, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en Zweden – een Europese netwerkstructuur uit te bouwen met als hoofddoel de beleidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid, te adviseren op wetenschappelijke basis.

Daarbij komen o.a. aan bod:

• het verbeteren van de kwaliteit en de doeltreffendheid van wetenschappelijk advies, zowel op nationaal als op Europees niveau;

• het bundelen van de beste expertise uit Europa;

• het formuleren van aanbevelingen voor een evidence-based gezondheidsbeleid;

• het identificeren van kennislacunes voor verder onderzoek;

• het bundelen van middelen, het vermijden van overlapping.

Op 17 oktober 2011 was het zover: het project was afgewerkt en de echte EuSANH structuur kon opstarten. Er traden 17 gezondheidsraden uit verschillende Europese lidstaten toe, waaronder de HGR, het KCE (Federaal Kenniscentrum van de Gezondheidszorg) en het WIV (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid) uit België. Het eerste land dat het voorzitterschap op zich neemt, is Nederland (Prof. L. Gunning). De HGR, vertegenwoordigd door voorzitter prof.

J. Nève, werd verkozen in de Executive Board, samen met Nederland, Spanje en Finland.

4. Realisaties in 2011

(12)

12

4.3. Referentiecomité

Er is al 2 jaar een ware revolutie aan de gang op het vlak van het gezondheidsbeleid.

Na onder andere de discussies rond de adviezen over de H1N1-griep van de WGO en het schandaal rond Mediator in Frankrijk is de aandacht van het publiek en de media gericht op de belangenconflicten van wetenschappelijke deskundigen.

De burger en de politieke wereld eisen meer dan ooit een onafhankelijke expertise, transparantie en onpartijdigheid. De HGR erkent deze uitdagingen en bevestigt vandaag opnieuw het grote belang van deze waarden. Een procedure werd ontwikkeld om de onafhankelijkheid van het wetenschappelijke advies dat een wegwijzer voor de politieke besluitvorming vormt zo goed mogelijk te waarborgen.

De belangenverklaringen en het Referentiecomité

Centraal staat ongetwijfeld de algemene belangenverklaring die elk benoemd of uitgenodigd deskundige moet invullen, of hij nu permanent of eenmalig lid is van de werkvergadering.

Voor elk afzonderlijk dossier wordt er bovendien een ad-hocverklaring gevraagd zodat de deskundige banden kan aangeven die niet in de algemene verklaring werden opgenomen en/of nauw verband houden met een specifiek dossier. Deze belangenverklaringen worden door de voorzitter van de werkgroep beoordeeld, maar ook door het “Referentiecomité”

van de HGR. Het Comité doet aanbevelingen aan het College en het Bureau en is samen- gesteld uit eredeskundigen die de structuur en de domeinen van de Raad goed kennen, een vertegenwoordiger van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek en een jurist van de FOD. De voorzitter van het Referentiecomité neemt indien nodig contact op met de voorzitter van de werkgroep om de besluiten van het Comité te bespreken en de nodige maatregelen te treffen. Dit instrument om de mogelijke belangenconflicten te beheren zou echter niet volstaan, indien er geen veel algemener kader zou zijn waarbinnen de onafhankelijkheid van de expertise wordt gewaarborgd.

Werkgroepen en methodologie

Wanneer een nieuwe aanvraag bij de Raad wordt ingediend of bij het opstarten van een project op eigen initiatief, streeft de HGR ernaar om een multidisciplinaire werkgroep samen te stellen met deskundigen van verschillende universiteiten met complementaire expertises. Steeds vaker doet het Referentiecomité van de HGR al aanbevelingen over de in acht te nemen punten omtrent mogelijke belangenconflicten nog voor de groep is samengesteld. Bij het effectief samenstellen van de groep gaat het secretariaat na of het over alle algemene verklaringen beschikt. De ad-hocverklaringen die op de eerste vergadering worden ingevuld, moeten door de voorzitter van de groep worden nagezien. Bovendien heeft elke vergadering een specifiek agendapunt over de belangenverklaring en de plicht

(13)

13 In de eerste weken na de start van de werkroep wordt er eveneens een beroep op het Referentiecomité gedaan om zich over mogelijke belangenconflicten van groepsleden uit te spreken.

Vervolgens is het de methodologie van de HGR om het advies hoofdzakelijk op weten- schappelijke bewijzen te baseren (literatuuroverzicht, argumentatie, referenties), waardoor het risico op een conflict kleiner wordt ten opzichte van een advies dat volledig op het oordeel van deskundigen steunt.

Goedkeuring, herlezing en validatie

Zodra het advies in de werkgroep is uitgewerkt, keuren de deskundigen van die groep het goed. In de goedkeuringsmail kunnen opnieuw eventuele belangen worden aangegeven.

Deze procedure lijkt misschien redundant, maar heeft toch haar belang voor projecten van lange duur die meerdere maanden of zelfs meerdere jaren in beslag kunnen nemen.

Het advies gaat daarna naar een intern leescomité dat zich hoofdzakelijk over de vorm uitspreekt. Er wordt nagegaan of de Raad over alle belangenverklaringen beschikt en er vindt een bespreking plaats over de belangen en of de groep evenwichtig is samengesteld.

Als geoordeeld wordt dat er expertises ontbreken of dat er belangen zijn die zwaarder kunnen doorwegen in de groep, wordt er voorgesteld om het advies door te verwijzen naar de permanente groep van het domein of naar interne of externe reviewers.

Het binnen de werkgroep uitgewerkte en goedgekeurde advies dat door het leescomité en in voorkomend geval door externe deskundigen werd nagekeken, wordt ter validatie aan het College voorgelegd. Het College is samengesteld uit deskundigen die niet aan het advies hebben meegewerkt en is multidisciplinair, wat nogmaals voor een andere benadering van het advies zorgt. De adviezen en de mogelijke belangenconflicten worden besproken en er worden voorstellen ter verbetering gedaan. Naargelang de besprekingen wordt het advies aangepast, herzien of gepeerreviewed, vooraleer het gevalideerd en verspreid wordt. Op het einde van elk advies wordt de Raad en zijn methodologie voorgesteld en wordt er o.a. aangegeven hoe de belangenconflicten worden beheerd.

4.4. Communicatie

De positie van communicatieverantwoordelijke werd medio 2011 uiteindelijk definitief ingevuld.

Na het vertrek van de vorige communicator werden de taken zo goed als mogelijk opgevangen door tijdelijke medewerkers maar niettemin liep hierdoor een achterstand op. De komst van de nieuwe communicatieverantwoordelijke werd dan ook warm onthaald. Na het inhalen van de achterstand konden we eindelijk starten met nieuwe ambitieuze plannen.

(14)

14

De HGR adviezen worden steeds verspreid naar de doelgroepen. Andere geïnteresseerden konden zich nu ook op de mailinglijst plaatsen om direct een mail te ontvangen wanneer een nieuw advies gepubliceerd is. Bovendien werd er een maandelijks overzicht verspreid van de gepubliceerde adviezen.

Extra aandacht werd besteed aan de media en de relatie met de pers. Om het werk van de experten verder te valoriseren, werden op regelmatige basis persberichten verspreid en persconferenties gehouden. Hier werd gretig op ingepikt door de media waardoor de naamsbekendheid van de Hoge Gezondheidsraad verbeterde.

Daarnaast hield de HGR zich meer bezig met evenementen: zowel vertegenwoordiging op bestaande beurzen en symposia als de organisatie van eigen evenementen zoals de studiedag

“Jongeren in troebel water?”. (zie 6.1.1. Kinderen en jongen: gedragsstoornissen in context)

4.5. Ganesha

In 2011 kreeg de Raad een aantal dagen de beschikking over een consultant die een deel van het project “Ganesha” heeft kunnen realiseren. Ganesha is het toekomstig informatica- programma van de Raad dat moet instaan voor databeheer, workflow, opvolging, … van de adviezen van de Raad. Onder andere de belangenverklaringen kunnen nu worden beheerd binnen de database. Het werk is echter verre van beëindigd, er is zeker nog eens evenveel tijd nodig om alle vragen in het programma onder te brengen opdat Ganesha op zijn minst als databank van de HGR zou kunnen functioneren.

4.6. Health Research System

Begin 2010 voltooide het Rekenhof een audit van de FOD VVVL, het KCE, het WIV, het RIZIV en de HGR inzake hun functioneren als een “Health Research System” voor België. Volgens de WGO (WereldGezondheidsOrganisatie) moet een gezondheidsbeleid gebaseerd zijn op betrouwbare wetenschappelijke bewijzen; daartoe dient ieder land over een systeem te beschikken voor onderzoek inzake gezondheid dat instaat voor het optimaal verwerven, verzamelen, behandelen en uitbaten van de wetenschappelijke kennis inzake gezondheid en gezondheidszorgen.

Qua inspanningen die iedere dienst afzonderlijk leverde, was deze evaluatie positief. Wat echter ontbrak was een gezamenlijke visie, aansturing en gestructureerde samenwerking. Het is evident dat de langdurige regeringsvorming de zaken niet versneld heeft, maar in de loop van 2011 startte, onder het leiderschap van de FOD VVVL en op aandringen van de HGR,

(15)

15 15 De eerste nood bestaat in het opstellen van een overzicht van de werkprogramma’s zodat prioriteiten vastgelegd, overlap vermeden en samenwerking ingesteld kunnen worden. Dit kan op basis van een eenvoudig programma waarbij ieders projecten in een gedeelde en door iedereen consulteerbare tabel worden samengebracht, de POP-tabel (Planned and Ongoing projects). Het KCE stelt dit systeem, afkomstig uit EuNetHTA (European Network for Health Technology Assessment), ter beschikking.

4.7. Balanced ScoreCard

De reflectie die gemaakt is om de Balanced ScoreCard (systeem om prestaties te meten) op te stellen is de basis geworden van de HGR strategie. De belangrijkste pijlers zijn:

• kwaliteit door middel van expertise

• communicatie om het werk beter te valoriseren en de naamsbekendheid te verhogen

• procedures om eenduidige afspraken te maken

• transparantie van de werking bv. het beheer van belangenverklaringen

4.8. Dringende adviezen

Bij een mogelijke bedreiging voor de volksgezondheid ontvangt de Hoge Gezondheidsraad soms dringende vragen. In deze gevallen wordt er afgeweken van de normale procedure en legt de HGR een grote flexibiliteit aan de dag. Een vlotte organisatie zorgt ervoor dat het mogelijk is om op zeer korte tijd resultaten te leveren in de vorm van een kort advies of een brief.

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van dringende adviezen.

m Mazelen

Naar aanleiding van een sterke toename van het aantal gevallen van mazelen in de eerste 5 maanden van 2011, herinnerde de Raad de artsen met een dringend advies en persbericht aan de richtlijnen voor vaccinatie tegen mazelen.

Ook in andere Europese landen werd een stijging van het aantal gevallen van mazelen waargenomen. Bij de overgrote meerderheid van de mazelengevallen ging het over niet-gevaccineerde kinderen of volwassenen of over kinderen jonger dan 12 maanden (i.e. vóór de leeftijd van de eerste vaccinatie met het MBR vaccin). Aan de artsen werd dan ook gevraagd extra waakzaam te zijn voor verdachte symptomen en ze werden herinnerd aan de meldingsplicht voor mazelen. Het vaccinatieschema werd opnieuw onder de aandacht gebracht met extra focus op inhaalvaccinatie van niet-gevaccineerde individuen en vaccinatie van kinderen jonger dan 12 maanden die naar een gebied met

(16)

16

m Ethyleenoxyde (HGR 8799)

Naar aanleiding van een artikel verschenen in de Franse pers en op 18 november 2011 overgenomen door de Belgische media, vroeg mevrouw de minister Onkelinx de Hoge Gezondheidsraad een dringend advies met betrekking tot de sterilisatie met ethyleenoxide van zuigflessen en spenen voor éénmalig gebruik voor prematuren.

De Hoge Gezondheidsraad oordeelde dat het risico op latere gezondheidsschade door de aanwezigheid van kleine hoeveelheden ethyleenoxide in zuigflessen en fopspenen wellicht zeer beperkt is. De mogelijke alternatieven, namelijk gammastraling en stoomsterilisatie, waren niet geschikt om deze flessen te steriliseren vanwege het gebruikte materiaal (polypropyleen). Bacteriologisch zuiver materieel kan als voldoende beschouwd worden (desinfectie met ontsmettingsmiddelen volgens de normen voor voedselveiligheid), de melkpoeders die worden gebruikt zijn immers zelf niet steriel. Hergebruik van deze flessen en spenen is in elk geval niet aangewezen voor gebruik bij prematuren.

De Hoge Gezondheidsraad raadde ook aan dat op termijn aan de industrie moet worden gevraagd andere materialen en andere technieken voor te stellen en de nodige bewijzen voor te leggen voor de geschiktheid en zuiverheid ervan.

m XMRV-virus (HGR 8692)

Het ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control) bracht een rapport uit inzake de risico’s van het XMRV- virus voor bloeddonaties. De Beleidscel van minister Onkelinx vroeg hierover een snel advies van de HGR. Om hieraan gevolg te kunnen geven werd de vraag behandeld als een “open consultation” en kon snel een antwoord worden verstrekt, in afwachting dat het in behandeling zijnde uitgebreider advies zijn normale weg volgde.

Uit de bestaande gegevens bleek dat het virus een menselijke creatie zou zijn door onzuivere manipulaties in het labo. Er zijn geen bewijzen te vinden dat het virus een rol speelt bij het Chronisch VermoeidheidsSyndroom of prostaatkanker. De resultaten van eerdere proeven konden niet worden herhaald. Bij gebrek aan bewijzen dienen er dan ook geen wijzigingen te worden aangebracht in het beleid inzake bloeddonaties in ons land.

m Carbapenemase producerende enterobacteriën (HGR 8791)

Omwille van het stijgend aantal gevallen aan carbapenemase producerende entero- bacteriën (CPE) werd de Raad om een dringend advies gevraagd door mevrouw de minister Onkelinx. Na eerdere sporadische gevallen werd sinds begin 2011 een stijging vastgesteld van het voorkomen van een aantal gram negatieve aan carbapenem resistente enterobacteriën.

(17)

17 De carbapenem-antibiotica zijn de laatste nog werkzame stoffen tegen gram negatieve multiresistente hospitaalkiemen. Deze CPE verspreiden zich bovendien gemakkelijk en infecties ermee kennen vaak een dodelijke afloop. Daarenboven zijn ze moeilijk te identificeren en zijn ze onvoldoende gekend in de ziekenhuizen.

In het advies werden concrete actiepunten voorgesteld aan ziekenhuishygiënisten en epidemiologen. Deze acties spitsen zich toe op 3 stappen:

• vaststellen van de aanwezigheid van dergelijke bacteriën in het ziekenhuis

• hoe reageren op het eerste vastgestelde geval teneinde verdere overdracht te stoppen • wat te doen als toch nieuwe gevallen worden vastgesteld (outbreak)

Daarnaast beval de Raad ook aan om een gecentraliseerd registratiesysteem op te zetten en verder wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar deze kiemen.

Dit advies vormde de basis van een omzendbrief aan de ziekenhuizen waar de comités voor hygiëne van de ziekenhuizen wettelijk verplicht zijn deze aanbevelingen toe te passen.

In tweede instantie werd de Raad ook verzocht een breder advies op te stellen inzake de problematiek van antibioticaresistente ziekenhuiskiemen in het algemeen. Deze problematiek past volledig in het project op eigen initiatief “Multi Drug Resistente Organismes” (MRDO’s) dat begin 2012 van start zal gaan.

(18)

18

5. Doelstellingen 2012

We blikken met een tevreden gevoel terug op 2011. Maar ook in 2012 staan er ambitieuze projecten op de agenda ondanks de huidige economische context. De grootste uitdaging zal zijn om creatief voor de dag te komen zodat we meer kunnen doen met minder middelen.

5.1. Evidence Based Methodology (EBM)

Ons eerste doel bestaat erin om een politiek besluitvormingsproces gebaseerd op bewijzen (Evidence Based Health Policy - EBHP) in een netwerk van wetenschappelijke adviesorganen of Health Research System (HRS) te ondersteunen.

De Raad heeft de heer Fabrice Peeters, coördinator van het wetenschappelijk secretariaat, verzocht een rapport op te maken met als belangrijkste doel een voorstel uit te werken van

“Strategisch plan voor een geleidelijke implementatie van een aangepaste methodologie van Evidence Based Medicine in een wetenschappelijk adviesrapport voor het voeren van een gezondheidsbeleid”.

Op grond van de EuSANH- en HGR- methodologieën, vergeleken met twee andere weten- schappelijke instellingen, te weten het National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE) en het Federale kenniscentrum (KCE), onderscheidt het rapport 8 sleutelfasen voor het uitwerken van een advies of Scientific Policy Advisory Report (SPAR):

1. VASTSTELLING VAN HET BELEIDSKADER & WETENSCHAPPELIJKE ONTVANKELIJKHEID 2. PLANNING & KEUZE VAN HET ADVIESTYPE – flexibiliteit en maximumimpact

3. KEUZE VAN DE VOORZITTER EN DE DESKUNDIGENGROEP – belangenconflicten 4. SYSTEMATISCH ONDERZOEK & WETENSCHAPPELIJKE CONCLUSIES

5. FORMULERING VAN DE AANBEVELINGEN – gradatie en bewijsniveau 6. WETENSCHAPPELIJKE PEER REVIEW

7. PUBLICATIE

8. EVALUATIE VAN DE IMPACT

Om die fasen te optimaliseren en geleidelijk een aangepaste EBM-methodologie voor de HGR te implementeren, besluit het rapport het volgende:

1. De HGR moet dus samen met zijn partners van het HRS zijn opdracht constant opnieuw bepalen en een langetermijnvisie uitwerken om in nauwe samenwerking met de beleids-

(19)

19 2. Ter verbetering van zijn methodologie moet er een bijzondere aandacht geschonken worden aan de voorbereidingsfase van adviezen en projecten: prioriteiten stellen, duidelijke en ondubbelzinnige wetenschappelijke vragen stellen, samenstelling van de deskundigengroepen, planning van de adviezen in onderling overleg, enz.

3. Stelselmatige literatuuroverzichten, een duidelijk onderscheid tussen wetenschappelijke conclusies en aanbevelingen en de gradatie van de aanbevelingen op basis van het bewijsniveau, waarbij ook rekening gehouden wordt met andere dan wetenschappelijke aspecten, zijn mogelijke items ter verbetering van de huidige HGR-methodologie.

4. De organisatie van een peer-reviewfase en de precieze evaluatie van de impact van de aanbevelingen moeten in de toekomst geïmplementeerd worden.

5. De zoektocht naar bijkomende financiële middelen, de geleidelijke vermindering van de werklast van het wetenschappelijk secretariaat, een bijzondere aandacht voor de communicatie- en vertalingssector alsmede de vergoeding van de deskundigen voor die belangrijke kwaliteitseisen zijn de strategische krachtlijnen om die implementatie geleidelijk en niet te bruusk uit te voeren.

De HGR heeft een verleden, een deskundigheidsniveau, een goede naam en een wettelijke verantwoordelijkheid, en kent een gunstige evolutie in verschillende gebieden, met name wat de algemene kwaliteit van zijn adviezen betreft. De toekomstige strategische doelstellingen mogen dus in geen geval de verworvenheden van de instelling schaden of verminderen, meer bepaald wat zijn wetenschappelijke reputatie, flexibiliteit, timing, deelneming, gemoti- veerdheid en onafhankelijkheid van deskundigen en de gemotiveerdheid van zijn team wetenschappelijke medewerkers betreft.

De gemotiveerdheid en de beschikbaarheid behouden van deskundigen en wetenschappelijk medewerkers bij geleidelijk stijgende kwaliteitseisen via een eengemaakte en aangepaste EBM-methodologie, is dus een uitdaging voor ons allen.

5.2. EuSANH

In de loop van 2011 herzag de FOD VVVL, waarvan de Hoge Gezondheidsraad afhangt, zijn managementplan en grote strategische doelstellingen.

U vindt hieronder enkele van die doelstellingen:

2. De FOD streeft na een netwerkorganisatie te zijn die werkt op basis van de principes van duurzame ontwikkeling die zich kenmerkt door flexibiliteit, klantgerichtheid en efficiëntie.

(20)

5. De FOD streeft na om een wetenschappelijk gefundeerd geïntegreerd VVVL-beleid voor te bereiden gestoeld op wetenschappelijk onderzoek en adequaat gegevensbeheer.

7. De FOD streeft na de Belgische VVVL-belangen op internationaal vlak actief te dienen.

Binnen onze FOD zijn er in feite weinig andere diensten die zich zo perfect kunnen aansluiten bij deze doelstellingen dan de HGR:

2. De HGR is het voorbeeld van een netwerkorganisatie; er bestaat alleen een klein, intern secretariaat met als enig doel het netwerk te organiseren en de werking ervan te faciliteren.

5. Het aanleveren van de wetenschappelijke fundamenten voor het beleid van de FOD is exact de bestaansreden van de HGR.

7. Door participatie in internationale netwerken zoals EuSANH komt de Hoge Gezondheidsraad ook aan deze doelstelling tegemoet.

Internationale beleidscoördinatie, gezondheidsstrategie en representatie verwijzen letterlijk naar participatie binnen internationale netwerken en deelname aan internationale projecten zoals EuSANH en EFSA (European Food Safety Authority). Bovendien geven deze doelstellingen en het beleid binnen de HGR een duidelijke richting aan, die overeenkomt met het advies van het Rekenhof, m.n. dat er nood is aan coördinatie binnen het landschap.

De HGR zal in 2012 dan ook trachten actief te participeren aan één of meer samenwerkings- projecten binnen EuSANH, hetzij onder vorm van bilaterale samenwerking, hetzij onder vorm van een participatie in een breder internationaal kader zoals Joint Actions, Joint Programming Initiatives, …. Naargelang de mogelijkheden die zich stellen denken we hierbij aan geestelijke gezondheid, vaccinatie, multidrug resistente organismes, gezond ouder worden, voeding, … Daarnaast zal de HGR, als lid van de Executive Board, zich inzetten voor een goede sturing van EuSANH en met name voor het introduceren en informatiseren (in samenwerking met de ICT-diensten van de FOD) van de POP-planning (Planned and Ongoing Projects), de basis voor iedere samenwerking.

Zoals reeds gezegd zal in de loop van 2012 een eerste resultaat worden voorgesteld:

het advies over leukemie en kinderen, opgesteld door de Gezondheidsraad van Nederland en de HGR.

(21)

21

5.3. Belangenconflicten

Na een jaar in werking kunnen er conclusies worden getrokken en heeft het Referentiecomité de basis voor de toekomst gelegd. Buiten de algemene opdracht om de mogelijke belangen- conflicten van de deskundigen te beoordelen, hoopt het Comité het huidige verklaringsformulier te vereenvoudigen. Er werd echter vastgesteld dat de deskundigen die zich voor de HGR inzetten vaak ook in talrijke andere commissies in België zetelen. Op federaal niveau denkt men aan de andere commissies van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, aan het RIZIV (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits- verzekering), aan het FAGG (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheids- producten), aan het WIV (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid), aan het KCE (Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg), enz. Een gemeenschappelijk formulier voor de verschillende instellingen via het overlegplatform HRS (Health Research System) zou interessant zijn. Tot dan blijft de huidige verklaring in gebruik. De HGR zou de aanzet kunnen geven tot overleg.

Een ander belangrijk perspectief van het Referentiecomité en het Bureau van de HGR is de verklaringen van de deskundigen openbaar te maken en ze op de website te publiceren.

Deze praktijk vindt geleidelijk aan ingang bij de internationale organisaties, maar naar men weet is er geen enkele Belgische instelling die dit toepast. Het zou een sterk signaal zijn van onze bereidheid tot transparantie naar de wetenschappelijke gemeenschap, de politieke beleidsmakers en de burgers. Dit initiatief zou de wet op de openbaarheid van bestuur volgen, die bepaalt dat alle bestuursdocumenten, waaronder de belangenverklaringen, openbare documenten zijn.

In 2011 suggereerde het Referentiecomité meermaals dat er in de adviezen van de HGR zelf transparantie moet zijn over de verklaarde banden, naar het model van wat al bij artikels in wetenschappelijke tijdschriften wordt toegepast. In 2011 waren de geesten nog niet rijp, maar het doel is om binnenkort de belangen van de deskundigen die aan het advies hebben deelgenomen in de gepubliceerde tekst bekend te maken.

Besluit

De rol van het Referentiecomité bestaat er natuurlijk in de situaties te beoordelen waar er een risico is van belangenconflicten, maar het heeft ook de taak om voor een mentaliteits- wijziging bij de deskundigen te zorgen, via adviezen en aanbevelingen aan het Bureau en het College, en via de persoonlijke besprekingen tussen de voorzitter van het Comité en de verschillende belangrijke deskundigen van de Raad.

(22)

5.4. Communicatie

De krijtlijnen van het nieuwe communicatiebeleid worden verder uitgedacht en besproken in het rapport “Het opstellen van een strategish communicatieplan in het kader van een nieuw communicatiebeleid bij de Hoge Gezondheidsraad” dat midden 2012 klaar zal zijn.

Naast het verder uitwerken van de bestaande communicatieacties, zal het opfrissen van de HGR website het belangrijkste project worden. De website is immers de plaats bij uitstek waar geïnteresseerden informatie kunnen inwinnen over onze adviezen. Tevens willen we voor de website het HON-certificaat (standaard voor betrouwbare informatie over gezondheid) bekomen.

Het opbouwen van een databank met up-to-date gegevens van verschillende doelgroepen moet een vereenvoudiging teweegbrengen voor het verspreiden van adviezen naar de juiste doelgroepen. Daarnaast zal er meer samengewerkt worden met beroepsverenigingen om het doelpubliek ook via deze kanalen te kunnen bereiken.

In het kader van transparantie zal er aan het maandelijks overzicht van de gepubliceerde adviezen een lijst worden toegevoegd met de gevalideerde adviezen, de lopende adviezen en de nieuwe adviesaanvragen.

Er staan al verschillende evenementen op het programma voor 2012: de expert meeting

“Evidence-based transfusion medicine” in april, de jaarlijkse Algemene Vergadering met als thema “Expertise en onafhankelijkheid: een moeilijk evenwicht?” in mei en een symposium over vaccinatie in november.

5.5. Ganesha

De FOD VVVL is gestart met MS Sharepoint, een programma met een aantal mogelijkheden zoals documentbeheer, teleconferentie, organiseren van vergaderingen, … die echt op het lijf van de Raad geschreven zijn. Het zal nog meerdere maanden duren vooraleer de ICT- diensten zo ver zijn dat ook de verzuchtingen van de HGR in aanmerking kunnen genomen worden maar de Raad stelt zich tot doel om Ganesha als prioritair project onder Sharepoint te laten aanvaarden in 2012.

(23)

23

5.6. Health Research System

Het is de ambitie van de Raad om binnen de groep die werkt aan het Health Research System een actieve rol te spelen en daarbij de belangen van de gebieden inzake volks- gezondheid waarbij de Raad betrokken is, te verdedigen. De Raad dient ook zijn plaats te vinden binnen het aangekondigde “Instituut van de Toekomst” en zal zich ook inzetten voor het tot leven brengen van de POP-tool (Planned and Ongoing Projects-tool dat toelaat de werkprogramma’s van verschillende entiteiten te vergelijken en eventueel samenwerkingen te stimuleren). Daarenboven zal de Raad streven naar een gemeenschappelijke aangifte van de belangen van de experten doorheen de verschillende instellingen.

(24)

De Hoge Gezondheidsraad is bevoegd voor alles wat de volksgezondheid aanbelangt, in het bijzonder voor de volgende domeinen:

• Geestelijke gezondheid

gedrag, verslaving, psychosociale factoren in de volksgezondheid, opleiding van beroepsmensen, psychotherapie, enz.

• Fysische omgevingsfactoren

ioniserende straling, niet-ioniserende straling, geluid, enz.

• Chemische omgevingsfactoren

chemische agentia, polluenten, biociden en pesticiden, enz.

• Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

novel foods, voedingssupplementen, voedingsaanbevelingen, microbiologie van de voeding, enz.

• Bloed en bloedderivaten

• Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong

• Infectiebeheersing tijdens de verzorging

• Vaccinatie

• Cosmetologie en cosmetische toestellen, met inbegrip van esthetische heelkunde

Public Health Genomics

6. Voorstelling van de domeinen en voornaamste adviezen

uitgebracht in 2011

(25)

25

6.1.

Geestelijke gezondheid en psychosociale factoren

Isidore Pelc is professor emeritus Medische psychologie en Psychiatrie aan de ULB. Hij heeft een welgevulde academische loopbaan achter de rug: onderwijs, onderzoek, ontwikkelings- samenwerking, zorgbeleid enz.

In mei 68 deed hij te Parijs mee met de antipsychiatrie beweging waar de nadruk werd gelegd op het belang van de psychologische en sociale factoren. Hij is een vurig

voorvechter van het biopsychosociale model. Hij heeft de leerstoel voor Medische Psychologie bekleed en was in het CHU Brugmann diensthoofd Psychiatrie en Medische Psychologie.

In 2011 heeft Prof. Pelc zijn voorzittershamer van het domein “Geestelijke gezondheid en psychosociale factoren”, een afdeling die hij op vraag van de toenmalige minister van Volksgezondheid zelf nog opgericht heeft, overgegeven aan prof. Jacques De Mol.

De Hoge Raad dankt u eerst en vooral voor uw betrokkenheid bij en uw bijdrage aan zijn activiteiten al die jaren. Hoe hebt u de Raad leren kennen?

Ik heb altijd getracht om de beleidsmensen te informeren en de belangrijke dossiers te bespoedigen. Minister Jacques Santkin heeft eens een parlementaire vraag over drugs gekregen. Hij heeft me toen verzocht om een rapport op te maken maar het was vanzelfsprekend dat er ook andere dossiers noodzakelijk waren. Aangezien de Raad toentertijd niet over een afdeling geestelijke gezondheid beschikte, heeft hij me verzocht er één op te richten, een verzoek waarop ik volmondig ja gezegd heb.

(26)

Waarom werkt u voor de Raad?

De opdracht van een universiteitsprofessor is drieërlei: onderwijzen, onderzoeken en kennis verspreiden onder het brede publiek oftewel diensten bewijzen aan de maatschappij.

Wat zijn uw belangrijkste taken?

Voor mij is het volgende heel belangrijk:

• een goed contact te onderhouden met alle medewerkers, en dan vooral nog met het secretariaat;

• didactisch te handelen;

• de deskundigen te motiveren.

Waarom is dit domein zo belangrijk?

Net de subjectieve perceptie van een persoon conditioneert zijn hele leven, zijn gedachten, zijn acties. Vooral hun indrukken daarbij zijn fundamenteel. Niet enkel de wetenschappelijke gegevens op zich maar ook de wijze waarop men de zaken voorstelt, de psychologische factor, is belangrijk. Men ontdekt thans dat vreugde en plezier de productie van endorfines stimuleert, wat een hele reeks stoornissen kan corrigeren. Geluk en welbehagen zijn op zich dus al therapeutisch.

Met welke zaken dient er bij de uitwerking van een advies rekening te worden gehouden?

Men moet trachten mensen van verschillende vakrichtingen en praktijken rond de tafel te krijgen; men mag zich dus zeker niet tot wetenschapsmensen van één vakrichting beperken.

Hoe ziet u dit domein evolueren? Wat zal de rol van de Raad hierin zijn?

In dit domein zullen vooral de neurowetenschappen een grote opgang kennen. Dat wil zeggen dat men dankzij de medische beeldvorming en de genetica een hele reeks begrippen in de geestelijke gezondheid zal kunnen valideren, objectief zal kunnen voorstellen, terwijl dat voorheen enkel op klinische basis mogelijk was/is.

Wat wenst u uw opvolger mee te geven?

Ik ken prof. Jacques De Mol heel goed; bovenop zijn competenties beschikt hij als mens nog over een aantal andere eigenschappen. Ik zou hem willen zeggen: doe voort zoals je altijd al gedaan hebt: voor iedereen een luisterend oor zijn en trachten de zin, de essentie te begrijpen van wat elke beroepsmens voorstaat. Mijn devies is altijd geweest: “In order to untie the knots, let’s preserve strong ties”.

(27)

27

6.1.1. Kinderen en jongen: gedragsstoornissen in context (HGR 8325)

De Hoge Gezondheidsraad onderzoekt een fenomeen van a tot z en formuleert aanbevelingen die duurzaam en effectief zijn.

Biologische, psychologische en omgevingsfactoren

Uit internationaal onderzoek blijkt dat zo’n 2 % van de kinderen en 3 à 9 % van de jongeren aan gedragsstoornissen lijdt. Deze stoornissen zijn vaak de uiterlijk zichtbare tekenen van veel minder zichtbare onderliggende problemen. Kinderen en adolescenten kunnen inderdaad gestoord worden in hun ontwikkeling door biologische (bv. genetisch), psychologische (bv. zelfbeeld) alsook omgevingsfactoren (bv. straatcultuur). Het advies bevat een gedetailleerde beschrijving van al deze factoren en besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de gezins- en schoolomgeving omdat precies in die context de gedragsstoornissen zich het vaakst manifesteren.

De neuroplasticiteit

Gelukkig bestaat er, als gevolg van neuroplasticiteit, een groot potentieel tot verandering in de ontwikkelingsstadia. De HGR benadrukt daarom het belang van zo snel mogelijk de risicofactoren en de beschermingsmiddelen te identificeren en in te grijpen om zo een grotere veerkracht te bevorderen in moeilijke tijden. Het biedt dus mogelijkheden voor de diagnose en evaluatie van deze aandoeningen, die altijd in een biopsychosociaal model moet gebeuren.

De HGR beschrijft ook andere aandoeningen die geassocieerd kunnen worden met een gedragsstoornis, en die een invloed hebben op de beschikbare middelen om om te gaan met die problemen.

Het is pas als men rekening houdt met al deze risico- en beschermingsfactoren dat men geschikte interventies kan invoeren.

Preventie- en interventiemaatregelen

Daarnaast geeft de HGR een reeks maatregelen voor de preventie van en interventie bij gedragsstoornissen. Hierbij benadrukt de Raad dat de preventie op een zo vroeg mogelijke leeftijd moet gebeuren. Dit kan door reeds tijdens de prilste kinderjaren aandacht te besteden aan het welzijn van het kind en zijn familie en door kinderen en jongeren die het risico lopen op de ontwikkeling van gedragsstoornissen nauwlettend op te volgen.

De school speelt hierin een primordiale rol omdat zij bij de jongeren de ontwikkeling van psychosociale en relationele competenties kan bevorderen.

(28)

Versterking van het hulpaanbod

Vervolgens beveelt de HGR aan om, in het kader van moeilijkheden, een getrapte hulpverlening aan te bieden die past bij het niveau van problematiek waarvan sprake is. Een andere belangrijke suggestie van de HGR is het versterken van het hulpaanbod van de eerste lijn zodat de drempel voor het vragen van hulp voor iedereen zo laag mogelijk is. Indien nodig kan er vervolgens een beroep gedaan worden op meer gespecialiseerde hulp (tweedelijnszorg).

Residentiële behandelingen (bv. plaatsing van een kind) mogen pas gebruikt worden wanneer alle andere mogelijkheden uitgeput zijn.

Integrale aanpak

De HGR besluit dat de problematiek van de gedragsstoornissen een hele reeks factoren omvat en dat de te ondernemen acties behoren tot zeer uiteenlopende domeinen (volksgezondheid, justitie, onderwijs, enz.). Daarom is het volgens de Raad essentieel dat de overheidsinstanties onderling overleg plegen en gaan samenwerken om deze problematiek beter het hoofd te kunnen bieden.

Persconferentie: “Heeft uw kind een gedragsstoornis?”

Om de resultaten van dit advies tot bij het grote publiek te krijgen, werd een persconferentie georganiseerd. Deze werd goed onthaald en leidde tot meer visibiliteit van deze problematiek in de nationale en regionale pers.

Studiedag: “Jongeren in troebel water?”, gedragsstoornissen in context

Vanwege de complexiteit van deze problematiek organiseerde de Hoge Gezondheidsraad een studiedag waarop diverse aspecten verder in detail werden uitgelegd door verschillende experten, met ruimte voor interactie met het publiek. Het evenement stond open voor iedereen: ouders, jeugdinstellingen, huis- artsen, politie, gerechtelijke medewerkers, ...

(29)

29

6.1.2. De impact van psychofarmaca op de gezondheid met een bijzondere

aandacht voor ouderen (HGR 8571)

De Hoge Gezondheidsraad analyseert vaak onderwerpen op vraag van de Minister maar denkt hierbij steeds proactief mee. Zo gebeurt het regelmatig dat de HGR ook andere aspecten onderzoekt die niet in de aanvraag vermeld staan.

Benzodiazepines, maar ook antidepressiva en antipsychotica

In de laatste 10 jaar is de prevalentie van psychiatrische problemen in de Belgische populatie niet gestegen, maar de consumptie van psychofarmaca stijgt ondanks de campagne rond het gebruik van benzodiazepines. Vanuit de FOD Volksgezondheid kwam een vraag voor de HGR om de mogelijke en ongewenste effecten na te gaan van benzodiazepines op de gezondheid van ouderen en in het bijzonder met betrekking op dementie. De Hoge Gezondheidsraad wees op de rol van andere psychotrope farmaca dan de benzodiazepines, zoals antidepressiva en antipsychotica, en vroeg een uitbreiding van het onderzoekterrein: om niet allen de rol van de benzodiazepines maar ook die van de antidepressiva en antipsychotica aan te snijden.

Hierbij is gekeken naar het rationeel voorschrijven hiervan in de algemene populatie, met een speciale focus op ouderen, en in het bijzonder in de Woon- en Zorgcentra (WZC).

Verontrustende rapporten

De HGR was vertrouwd met enkele verontrustende rapporten van de laatste jaren in België.

Ondermeer uit het PHEBE rapport (KCE, 2006) blijkt dat in WZC 52 % van de bewoners een benzodiazepine nemen, 46 % een antidepressivum en 33 % een antipsychoticum.

Uit cijfers van het RIZIV blijkt dat er op 10 jaar tijd een verdubbeling wordt vastgesteld van het aantal voorgeschreven verpakkingen van antidepressiva. Van 1997 tot 2008 is het aantal DDD (defined daily dose) voor antipsychotica gestegen van 20 naar 37 miljoen: een stijging van de globale kostprijs tijdens die 10 jaar van 18 miljoen euro naar 95 miljoen. Deze vervijfvoudiging wordt mede veroorzaakt door het voorschrijven van de duurdere atypische antipsychotica.

Ook internationaal maakt men zich zorgen over de overconsumptie van psychotrope farmaca, vooral bij patiënten met dementie (NHS, 2009).

Aanbevelingen

De HGR heeft een reeks aanbevelingen beschreven in dit advies waaronder een uitbreiding van de scope van de campagne omtrent benzodiazepines naar antidepressiva en antipsy- chotica, feedback aan artsen over hun voorschrijfgedrag en vooral meer training in de niet-medicamenteuze aanpak van deze problematiek, meer opleiding en uitbreiding van de bestaffing in Woon- en Zorgcentra, …

(30)

Het toepassen van deze aanbevelingen kan de overconsumptie van deze psychofarmaca drastisch doen dalen, met als primordiale bedoeling een toename van de gezondheid van de oudere populatie maar als gevolg daarvan ook een significante besparing voor de patiënt en het RIZIV. Aan dit alles worden aanbevelingen gekoppeld die de strategie uitwerken om tot de realisatie te komen van dit rationeel voor-schrijfgedrag.

Alain Bourda, expert van het kabinet van de Minister van Volksgezondheid: “Het advies van de Hoge Gezondheidsraad vormt een goede basis voor het verder uitwerken van een beleid en campagne over het gebruik van psychofarmaca”.

(31)

31 Het domein fysische agentia wordt verder opgesplitst in

ioniserende en niet-ioniserende straling. Voorzitters François Jamar en Luc Verschaeve hebben samen de touwtjes in handen.

François Jamar behaalde zijn artsendiploma aan de UCL.

Hij werkt als diensthoofd Nucleaire Geneeskunde in het St.-Luc ziekenhuis, waar hij ook onderzoek doet. Hij heeft velerlei interesses: stralingsbescherming, behandeling met radioactieve bronnen, immunologie, oncologie, … Hij is ook werkzaam in het onderwijs, meer bepaald inzake stralingsbescherming. Sinds 2003 werkt hij samen met de Raad.

Luc Verschaeve is bioloog, doctor in de wetenschappen en gespecialiseerd in genetische toxicologie. Na 13 jaar aan de VUB werkte hij voor SCK waar hij verantwoordelijk was voor de biologische dosimetrie. Bij de splitsing van SCK en Vito is hij bij Vito gaan werken. Daar was hij verantwoordelijk voor projecten rond genetische toxicologie waarbij een niet onbelangrijk luik de niet-ioniserende straling was. Daarna is hij bij het WIV beland waar hij zich ook bezighoudt met niet-ioniserende straling. Hij is tevens professor aan de Universiteit van Antwerpen.

6.2.

Fysische agentia

(32)

32

Waarom werkt u precies bij de Hoge Gezondheidsraad?

Prof. Jamar: De Raad is een adviesorgaan waarbij onafhankelijkheid bij de deskundigen een conditio sine qua non vormt. Ik vind het fijn aan de activiteiten van het College van de Hoge Gezondheidsraad te mogen deelnemen, temeer daar de Raad ook diverse onderwerpen behandelt die buiten mijn domein vallen. Ik ben ook een heel sociaal gericht iemand. Ik hou ervan met collega’s te vergaderen en met hen van gedachten te wisselen om tot een consensus te komen. Ik heb ook een goede relatie met het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle).Het is voor mij een erezaak om samen met mijn collega’s gevalideerde en voor het brede publiek interessante adviezen af te leveren.

Wat houdt uw taak als voorzitter precies in?

Prof. Verschaeve: Als voorzitter moet je de werkgroepen coördineren en samenstellen. Om het eenvoudig voor te stellen: er zijn vaak twee meningen of tendensen m.b.t. de niet-ioniserende straling; de ene vindt niet-ioniserende straling eerder gevaarlijk, de andere eerder ongevaarlijk.

Het is mijn taak erop toe te zien dat de twee kanten gehoord worden.

Waar moet men op letten bij het uitvaardigen van adviezen?

Prof. Jamar: Men moet trachten om eventuele belangenconflicten te voorzien. Ik streef naar een evenwichtige samenstelling van de beide taalgroepen en van de werkgroep: fysici, artsen en specialisten in stralings-bescherming.

Prof. Verschaeve: De zaken veranderen heel snel. Wanneer een fenomeen eindelijk grondig onderzocht is, kan het zijn dat men al met andere technieken werkt. Onderzoek zal altijd achterop hinken. Hoewel we vaak werken vanuit het voorzorgsprincipe, kunnen we het soms moeilijk laten om al dadelijk een nieuwe techniek te gebruiken vooraleer we 100 % zekerheid hebben over de veiligheid ervan. Zoniet zouden we nu nog niet met de auto rijden of een microgolfoven gebruiken.

Waarom is dit domein zo belangrijk?

Prof. Verschaeve: Elke nieuwe technologie zal heel wat vragen doen rijzen bij het gewone publiek. Er is veel negatieve media-aandacht voor dit onderwerp, wat ook mede de publieke perceptie bepaalt. Persoonlijk vind ik die negatieve kritiek soms wat overroepen.

Prof. Jamar: Straling is alom aanwezig. Een groot deel van het brede publiek leeft in onwe- tendheid en gaat daardoor een aantal zaken met elkaar verwarren waardoor de emoties soms hoog kunnen oplopen (bv. de ramp in Fukushima). Het is een onderwerp dat het grote publiek niet onberoerd laat. We moeten dan ook correcte informatie geven zonder de mensen

(33)

33 Hoe ziet u de evolutie in dit domein? Wat zal de taak van de HGR hierin zijn?

Prof. Verschaeve: De media sturen voornamelijk negatieve berichten over niet-ioniserende straling de wereld in. De HGR heeft een belangrijke taak om mensen een correct beeld en juiste informatie te verschaffen. Zo zijn de media bijvoorbeeld kritischer tegenover GSM- masten dan tegenover de telefoon terwijl de overgrote meerderheid van de wetenschappers ervan overtuigd zijn dat, als er al een probleem zou zijn, dit eerder aan de telefoon zal liggen dan aan de masten.

Prof. Jamar: Inzake ioniserende straling is de communicatie fel verbeterd. Men zal de dingen niet meer zo koortsachtig trachten te verdoezelen. Mensen beseffen nu meer dan vroeger dat straling, vooral die gebruikt in de geneeskunde en de in het leefmilieu aanwezige straling, niet hetzelfde is als de nucleaire straling. In de medische sector zijn de verschillende actoren (artsen, patiënten, de media, …) er zich meer van bewust geworden dat blootstelling aan ioniserende straling met zo weinig mogelijk nadeel voor de gezondheid moet geschieden.

10 jaar na zijn oprichting vraagt het FANC nog steeds adviezen aan externe onafhankelijke deskundigen. De samenwerking tussen het FANC en de Raad moet dan ook ondersteund worden.

6.2.1. Advies betreffende de rechtvaardiging van het gebruik van bodyscanners (HGR 8650)

Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) stelt regelmatig vragen aan de Hoge Gezondheidsraad om het stralingsgevaar voor de Belgische bevolking te onderzoeken.

Bodyscanners op luchthavens

Met de terreuraanslagen in het achterhoofd, kondigden een aantal landen aan dat ze zogenaamde bodyscanners hadden geïnstalleerd op hun luchthavens. Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle verwacht in de toekomst ook aanvragen om dergelijke scanners te installeren op de Belgische luchthavens en op andere plaatsen met een verhoogd veiligheidsrisico. Daarom vroeg het FANC advies van de Hoge Gezondheidsraad.

Uitgebreid onderzoek

De verschillende types scanners, hun werking en het potentieel risico voor de volksgezondheid werden grondig onderzocht. Hoewel de gevaren gering lijken (behalve een iets hoger stralings- gevaar bij de ioniserende X-stralentransmissie), adviseerde de HGR toch om het voorzorgbeginsel toe te passen en alle technieken die actief gebruik maken van elk soort straling zo mogelijk te vermijden. In ieder geval moet er een gelijkwaardig alternatief aangeboden worden (bv. fouilleren).

(34)

34

Maatregelen die nog een stapje verder gaan

Voor kritieke groepen raadde de HGR ook aan te toetsen of er mogelijks een bijkomend risico is.

Daarnaast adviseerde de HGR ook meer onderzoek naar potentiële alternatieve methodes aan.

Ten laatste dringt de HGR aan op kwaliteitswaarborgen zoals een adequate opleiding van de operatoren, geschreven procedures en een periodieke kwaliteitscontrole van het toestel.

Psychologische, juridische en ethische aspecten

Bij de discussie over de bodyscan speelden de psychologische, juridische en ethische aspecten een dominante rol. De HGR adviseerde om garanties te eisen voor het respecteren van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het lichaam en het recht van een persoon om blootstelling te weigeren. Er moet ook aangetoond worden dat de doeltreffendheid van het scansysteem voldoende hoog is voor gebruik in routine. Daarnaast moet worden aangegeven hoe men de te testen personen inlicht over de aard en het risico van de uit te voeren screening. De HGR vond dan ook dat aanvullende adviezen van het Belgische Raadgevend Comité voor Bioethiek en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer nuttig zouden zijn.

Impact op Europees vlak

Na een weigering door de Europarlementsleden in 2008 om dergelijke scanners toe te laten, werd in 2011 een nieuwe stemming voorgesteld over dit onderwerp. Uiteraard kregen de Europarlementsleden op voorhand het advies van de Hoge Gezondheidsraad toegestuurd zodat ze een evenwichtige beslissing konden maken. De transportcommissie van het Europees Parlement heeft zich met een zeer grote meerderheid uitgesproken voor de installatie van bodyscanners in de Europese luchthavens, zolang er maar rekening wordt gehouden met enkele criteria:

• gezondheidsrisico’s in het algemeen: geen enkele vorm van ioniserende straling mag gebruikt worden;

• privacy van de passagiers: het beheer van de beelden moet gebeuren met respect voor het privé-leven van de passagiers;

• alternatieven: passagiers moeten steeds de mogelijkheid krijgen om te weigeren door de scanners te gaan. Ze kunnen dus steeds kiezen voor een manuele fouillering, ook al betekent dat langere en complexere controles.

“We zijn van oordeel dat deze apparaten een toegevoegde waarde kunnen bieden in termen van veiligheid, en dat zonder risico’s voor de gezondheid van de passagiers of twijfels over het

(35)

35

6.2.2. Ontwerpen van wetgeving

De Hoge Gezondheidsraad ondersteunt ook het ontwerpen van nieuwe wetgeving. Dit uit zich op een minder zichtbare manier, maar is daarom niet minder belangrijk, via nieuwe Koninklijke Besluiten.

Regelmatig verleent de HGR adviezen aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) over ontwerpen van wetgeving die het Agentschap opstelt. Hierbij besteedt de Raad vooral aandacht aan de gezondheidsaspecten die door deze wetgeving worden behandeld.

Om een goede interpretatie van de wetgeving te waarborgen en dynamisch te kunnen interageren met het FANC, wordt telkens een vertegenwoordiger van het FANC op de besprekingen uitgenodigd.

Gedurende het afgelopen jaar 2011 werden adviezen verleend over ontwerpwetgeving op vlak van eindberging van nucleair afval, veiligheid van nucleaire installaties (omzetting van Europees Directief 2009/71/Euratom) en een aanpassing van het algemeen reglement voor bescherming tegen ioniserende straling (ARBIS) voor de Diergeneeskunde. In samenspraak met het FANC, houdt de Raad deze adviezen vertrouwelijk tot het verschijnen van de betreffende reglementering.

Daarnaast vraagt het FANC soms om advies van de Raad over vertrouwelijke dossiers over producten die gebruik maken van ioniserende straling. Het gaat dan hoofdzakelijk over medische toestellen.

(36)

36

6.3.

Chemische agentia

Luc Hens, voorzitter van het domein “Chemische agentia”, is niet aan zijn proefstuk toe. Bioloog en gedoctoreerd in de menselijke cytogenetica, is hij sinds lang geïnteresseerd in de relatie gezondheid en milieu. Ten tijde van de nieuwe fertilisatietechnieken zoals in-vitro fertilisatie werkte hij in het domein van medische cytogenetica om de relatie genetica, omgeving en fertiliteit te onderzoeken. De menselijke ecologie, duurzame ontwikkeling en de relatie tussen gezondheid en milieu zijn zijn interessegebieden.

U bent voorzitter van het domein “Chemische agentia”. Wat houdt uw taak precies in?

Als voorzitter ben je de brug tussen je werkgroep en het College. Het is een uitdaging om je werkgroep goed te kunnen motiveren en te ondersteunen en dit uiteraard in lijn met de visie van het College.

Naast adviezen op aanvraag verstrekt de HGR ook adviezen op eigen initiatief. Het is aan de voorzitter om voorstellen op de agenda te plaatsen. Ik heb gelukkig veel steun aan het goed georganiseerde secretariaat van de Hoge Gezondheidsraad.

Waarom werkt u bij de HGR?

Ik voel het als mijn plicht om mee te werken aan een goede volksgezondheid. Daarom ben ik ook graag voorzitter van dit domein. Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Het is ook erg spannend om steeds op de eerste rij van de informatie over gezondheid en beleid te zitten.

(37)

37 Waarom is dit domein zo belangrijk?

De reikwijdte van dit domein bevat veel aspecten. Ondanks alle pogingen wordt de mens steeds meer blootgesteld aan chemische stoffen zoals vluchtige organische stoffen. Bovendien is er een beter inzicht gekomen in de gevolgen hiervan voor de gezondheid: kanker, invloed op de fertiliteit, de ademhaling, de bloedvaten, … Ook is er een psychologische reden: milieu- blootstelling is ongewilde blootstelling en daar is de mens veel gevoeliger voor. Zo ligt een roker minder wakker van de blootstelling aan sigarettenrook dan aan de blootstelling aan schadelijke stofdeeltjes in de lucht.

Waar moet men op letten bij het samenstellen van adviezen?

Men moet ermee rekening houden dat er verschillende facetten zijn.

Ten eerste heb je de eigenlijke kennis, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, die enorm snel vooruit gaat. Dagelijks worden nieuwe fenomenen onderzocht.

Ten tweede is er de maatschappelijke afweging die iets trager vooruitgaat. Er moet een evenwicht zijn tussen wat wenselijk is voor de gezondheid en het milieu en wat maatschappelijk haalbaar is.

Het is niet haalbaar om een norm in te stellen die 100x lager is dan de bestaande blootstelling.

Daarnaast is er de implementatie op grote schaal. Dit duurt het langst omdat het vaak ook een mentaliteitswijziging inhoudt. Gelukkig komt de relatie milieu en gezondheid meer en meer in de belangstelling.

Hoe ziet u de evolutie in dit domein? Wat zal de taak van de HGR hierin zijn?

Er is –weliswaar geleidelijk aan– meer aandacht voor duurzame ontwikkeling. Dit is positief.

Ook bij de HGR is de vraag reeds gesteld hoe we hiertoe nog meer kunnen bijdragen bij het formuleren van aanbevelingen. Ik hoop persoonlijk dat deze trend zich ook zal uiten in bijvoorbeeld meer aandacht voor de relatie milieu en gezondheid in de opleiding van eerstelijnshulp zoals huisartsen, vroedvrouwen en verpleegkundigen.

Daarnaast zijn we in een periode die de regionalisering van bevoegdheden begunstigt.

De regionalisering zorgt ervoor dat het preventief beleid en het algemeen beleid terug samenkomen. Ik hoop dat dit een coherenter beleid en opvolging tot gevolg zal hebben.

Hier ligt zeker een rol voor de HGR weggelegd om dit zo goed mogelijk te ondersteunen.

Omdat de reikwijdte toeneemt, wordt het steeds belangrijker om ook andere disciplines te betrekken. Dit proberen we bij de HGR al te verwezenlijken door experten uit verschillende disciplines samen te zetten in een werkgroep, door het advies ook aan de experten van het College voor te leggen, door samen te werken met internationale experten, …

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

emotioneel reageert, heeft dikwijls als oorzaak dat in landen zoals de VS, Canada en het Verenigd Koninkrijk euthanasie minder strikt wordt gedefinieerd: in deze landen staat het

Eén spreker ontbrak wegens ziekte, maar de overige sprekers maakten er wat van: Rina Knoeff met “Over chemie, geneeskunde en het belang van latente occulte krachten – een andere

De papieren formulieren worden ingeleverd tijdens de volgende werkgroep Senioren (10/3/2020).. De digitale formulieren moeten voor 10 maart

Er wordt gevraagd waar de leden in de toekomst willen vergaderen. Ofwel terug in de raadzaal van het stadhuis ofwel in de cafetaria van WZC Bloesemhof. Er wordt gekozen voor

Kleur: donkerblauw - De vergadering van 14 december 2021 gaat niet door. André reserveert Kirisavan (tegenover begrafenissen Orye) om daar een tas koffie (met ontbijtkoeken) te

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Conform de statuten van de stichting openbaar onderwijs Baasis wordt de begroting van stichting openbaar onderwijs Baasis ter goedkeuring aangeboden aan de raden van de gemeente