• No results found

Geestelijke gezondheid en psychosociale factoren

In document 2011 Activiteiten verslag (pagina 25-29)

Isidore Pelc is professor emeritus Medische psychologie en Psychiatrie aan de ULB. Hij heeft een welgevulde academische loopbaan achter de rug: onderwijs, onderzoek, ontwikkelings- samenwerking, zorgbeleid enz.

In mei 68 deed hij te Parijs mee met de antipsychiatrie beweging waar de nadruk werd gelegd op het belang van de psychologische en sociale factoren. Hij is een vurig

voorvechter van het biopsychosociale model. Hij heeft de leerstoel voor Medische Psychologie bekleed en was in het CHU Brugmann diensthoofd Psychiatrie en Medische Psychologie.

In 2011 heeft Prof. Pelc zijn voorzittershamer van het domein “Geestelijke gezondheid en psychosociale factoren”, een afdeling die hij op vraag van de toenmalige minister van Volksgezondheid zelf nog opgericht heeft, overgegeven aan prof. Jacques De Mol.

De Hoge Raad dankt u eerst en vooral voor uw betrokkenheid bij en uw bijdrage aan zijn activiteiten al die jaren. Hoe hebt u de Raad leren kennen?

Ik heb altijd getracht om de beleidsmensen te informeren en de belangrijke dossiers te bespoedigen. Minister Jacques Santkin heeft eens een parlementaire vraag over drugs gekregen. Hij heeft me toen verzocht om een rapport op te maken maar het was vanzelfsprekend dat er ook andere dossiers noodzakelijk waren. Aangezien de Raad toentertijd niet over een afdeling geestelijke gezondheid beschikte, heeft hij me verzocht er één op te richten, een verzoek waarop ik volmondig ja gezegd heb.

Waarom werkt u voor de Raad?

De opdracht van een universiteitsprofessor is drieërlei: onderwijzen, onderzoeken en kennis verspreiden onder het brede publiek oftewel diensten bewijzen aan de maatschappij.

Wat zijn uw belangrijkste taken?

Voor mij is het volgende heel belangrijk:

• een goed contact te onderhouden met alle medewerkers, en dan vooral nog met het secretariaat;

• didactisch te handelen;

• de deskundigen te motiveren.

Waarom is dit domein zo belangrijk?

Net de subjectieve perceptie van een persoon conditioneert zijn hele leven, zijn gedachten, zijn acties. Vooral hun indrukken daarbij zijn fundamenteel. Niet enkel de wetenschappelijke gegevens op zich maar ook de wijze waarop men de zaken voorstelt, de psychologische factor, is belangrijk. Men ontdekt thans dat vreugde en plezier de productie van endorfines stimuleert, wat een hele reeks stoornissen kan corrigeren. Geluk en welbehagen zijn op zich dus al therapeutisch.

Met welke zaken dient er bij de uitwerking van een advies rekening te worden gehouden?

Men moet trachten mensen van verschillende vakrichtingen en praktijken rond de tafel te krijgen; men mag zich dus zeker niet tot wetenschapsmensen van één vakrichting beperken.

Hoe ziet u dit domein evolueren? Wat zal de rol van de Raad hierin zijn?

In dit domein zullen vooral de neurowetenschappen een grote opgang kennen. Dat wil zeggen dat men dankzij de medische beeldvorming en de genetica een hele reeks begrippen in de geestelijke gezondheid zal kunnen valideren, objectief zal kunnen voorstellen, terwijl dat voorheen enkel op klinische basis mogelijk was/is.

Wat wenst u uw opvolger mee te geven?

Ik ken prof. Jacques De Mol heel goed; bovenop zijn competenties beschikt hij als mens nog over een aantal andere eigenschappen. Ik zou hem willen zeggen: doe voort zoals je altijd al gedaan hebt: voor iedereen een luisterend oor zijn en trachten de zin, de essentie te begrijpen van wat elke beroepsmens voorstaat. Mijn devies is altijd geweest: “In order to untie the knots, let’s preserve strong ties”.

27

6.1.1. Kinderen en jongen: gedragsstoornissen in context (HGR 8325)

De Hoge Gezondheidsraad onderzoekt een fenomeen van a tot z en formuleert aanbevelingen die duurzaam en effectief zijn.

Biologische, psychologische en omgevingsfactoren

Uit internationaal onderzoek blijkt dat zo’n 2 % van de kinderen en 3 à 9 % van de jongeren aan gedragsstoornissen lijdt. Deze stoornissen zijn vaak de uiterlijk zichtbare tekenen van veel minder zichtbare onderliggende problemen. Kinderen en adolescenten kunnen inderdaad gestoord worden in hun ontwikkeling door biologische (bv. genetisch), psychologische (bv. zelfbeeld) alsook omgevingsfactoren (bv. straatcultuur). Het advies bevat een gedetailleerde beschrijving van al deze factoren en besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de gezins- en schoolomgeving omdat precies in die context de gedragsstoornissen zich het vaakst manifesteren.

De neuroplasticiteit

Gelukkig bestaat er, als gevolg van neuroplasticiteit, een groot potentieel tot verandering in de ontwikkelingsstadia. De HGR benadrukt daarom het belang van zo snel mogelijk de risicofactoren en de beschermingsmiddelen te identificeren en in te grijpen om zo een grotere veerkracht te bevorderen in moeilijke tijden. Het biedt dus mogelijkheden voor de diagnose en evaluatie van deze aandoeningen, die altijd in een biopsychosociaal model moet gebeuren.

De HGR beschrijft ook andere aandoeningen die geassocieerd kunnen worden met een gedragsstoornis, en die een invloed hebben op de beschikbare middelen om om te gaan met die problemen.

Het is pas als men rekening houdt met al deze risico- en beschermingsfactoren dat men geschikte interventies kan invoeren.

Preventie- en interventiemaatregelen

Daarnaast geeft de HGR een reeks maatregelen voor de preventie van en interventie bij gedragsstoornissen. Hierbij benadrukt de Raad dat de preventie op een zo vroeg mogelijke leeftijd moet gebeuren. Dit kan door reeds tijdens de prilste kinderjaren aandacht te besteden aan het welzijn van het kind en zijn familie en door kinderen en jongeren die het risico lopen op de ontwikkeling van gedragsstoornissen nauwlettend op te volgen.

De school speelt hierin een primordiale rol omdat zij bij de jongeren de ontwikkeling van psychosociale en relationele competenties kan bevorderen.

Versterking van het hulpaanbod

Vervolgens beveelt de HGR aan om, in het kader van moeilijkheden, een getrapte hulpverlening aan te bieden die past bij het niveau van problematiek waarvan sprake is. Een andere belangrijke suggestie van de HGR is het versterken van het hulpaanbod van de eerste lijn zodat de drempel voor het vragen van hulp voor iedereen zo laag mogelijk is. Indien nodig kan er vervolgens een beroep gedaan worden op meer gespecialiseerde hulp (tweedelijnszorg).

Residentiële behandelingen (bv. plaatsing van een kind) mogen pas gebruikt worden wanneer alle andere mogelijkheden uitgeput zijn.

Integrale aanpak

De HGR besluit dat de problematiek van de gedragsstoornissen een hele reeks factoren omvat en dat de te ondernemen acties behoren tot zeer uiteenlopende domeinen (volksgezondheid, justitie, onderwijs, enz.). Daarom is het volgens de Raad essentieel dat de overheidsinstanties onderling overleg plegen en gaan samenwerken om deze problematiek beter het hoofd te kunnen bieden.

Persconferentie: “Heeft uw kind een gedragsstoornis?”

Om de resultaten van dit advies tot bij het grote publiek te krijgen, werd een persconferentie georganiseerd. Deze werd goed onthaald en leidde tot meer visibiliteit van deze problematiek in de nationale en regionale pers.

Studiedag: “Jongeren in troebel water?”, gedragsstoornissen in context

Vanwege de complexiteit van deze problematiek organiseerde de Hoge Gezondheidsraad een studiedag waarop diverse aspecten verder in detail werden uitgelegd door verschillende experten, met ruimte voor interactie met het publiek. Het evenement stond open voor iedereen: ouders, jeugdinstellingen, huis- artsen, politie, gerechtelijke medewerkers, ...

29

6.1.2. De impact van psychofarmaca op de gezondheid met een bijzondere

In document 2011 Activiteiten verslag (pagina 25-29)