• No results found

Chemische agentia

In document 2011 Activiteiten verslag (pagina 36-41)

Luc Hens, voorzitter van het domein “Chemische agentia”, is niet aan zijn proefstuk toe. Bioloog en gedoctoreerd in de menselijke cytogenetica, is hij sinds lang geïnteresseerd in de relatie gezondheid en milieu. Ten tijde van de nieuwe fertilisatietechnieken zoals in-vitro fertilisatie werkte hij in het domein van medische cytogenetica om de relatie genetica, omgeving en fertiliteit te onderzoeken. De menselijke ecologie, duurzame ontwikkeling en de relatie tussen gezondheid en milieu zijn zijn interessegebieden.

U bent voorzitter van het domein “Chemische agentia”. Wat houdt uw taak precies in?

Als voorzitter ben je de brug tussen je werkgroep en het College. Het is een uitdaging om je werkgroep goed te kunnen motiveren en te ondersteunen en dit uiteraard in lijn met de visie van het College.

Naast adviezen op aanvraag verstrekt de HGR ook adviezen op eigen initiatief. Het is aan de voorzitter om voorstellen op de agenda te plaatsen. Ik heb gelukkig veel steun aan het goed georganiseerde secretariaat van de Hoge Gezondheidsraad.

Waarom werkt u bij de HGR?

Ik voel het als mijn plicht om mee te werken aan een goede volksgezondheid. Daarom ben ik ook graag voorzitter van dit domein. Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Het is ook erg spannend om steeds op de eerste rij van de informatie over gezondheid en beleid te zitten.

37 Waarom is dit domein zo belangrijk?

De reikwijdte van dit domein bevat veel aspecten. Ondanks alle pogingen wordt de mens steeds meer blootgesteld aan chemische stoffen zoals vluchtige organische stoffen. Bovendien is er een beter inzicht gekomen in de gevolgen hiervan voor de gezondheid: kanker, invloed op de fertiliteit, de ademhaling, de bloedvaten, … Ook is er een psychologische reden: milieu- blootstelling is ongewilde blootstelling en daar is de mens veel gevoeliger voor. Zo ligt een roker minder wakker van de blootstelling aan sigarettenrook dan aan de blootstelling aan schadelijke stofdeeltjes in de lucht.

Waar moet men op letten bij het samenstellen van adviezen?

Men moet ermee rekening houden dat er verschillende facetten zijn.

Ten eerste heb je de eigenlijke kennis, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, die enorm snel vooruit gaat. Dagelijks worden nieuwe fenomenen onderzocht.

Ten tweede is er de maatschappelijke afweging die iets trager vooruitgaat. Er moet een evenwicht zijn tussen wat wenselijk is voor de gezondheid en het milieu en wat maatschappelijk haalbaar is.

Het is niet haalbaar om een norm in te stellen die 100x lager is dan de bestaande blootstelling.

Daarnaast is er de implementatie op grote schaal. Dit duurt het langst omdat het vaak ook een mentaliteitswijziging inhoudt. Gelukkig komt de relatie milieu en gezondheid meer en meer in de belangstelling.

Hoe ziet u de evolutie in dit domein? Wat zal de taak van de HGR hierin zijn?

Er is –weliswaar geleidelijk aan– meer aandacht voor duurzame ontwikkeling. Dit is positief.

Ook bij de HGR is de vraag reeds gesteld hoe we hiertoe nog meer kunnen bijdragen bij het formuleren van aanbevelingen. Ik hoop persoonlijk dat deze trend zich ook zal uiten in bijvoorbeeld meer aandacht voor de relatie milieu en gezondheid in de opleiding van eerstelijnshulp zoals huisartsen, vroedvrouwen en verpleegkundigen.

Daarnaast zijn we in een periode die de regionalisering van bevoegdheden begunstigt.

De regionalisering zorgt ervoor dat het preventief beleid en het algemeen beleid terug samenkomen. Ik hoop dat dit een coherenter beleid en opvolging tot gevolg zal hebben.

Hier ligt zeker een rol voor de HGR weggelegd om dit zo goed mogelijk te ondersteunen.

Omdat de reikwijdte toeneemt, wordt het steeds belangrijker om ook andere disciplines te betrekken. Dit proberen we bij de HGR al te verwezenlijken door experten uit verschillende disciplines samen te zetten in een werkgroep, door het advies ook aan de experten van het College voor te leggen, door samen te werken met internationale experten, …

In de toekomst zullen we nog meer nood hebben aan experten die oog hebben voor de verbanden, die het totale plaatje zien.

6.3.1. De milieueffecten van het verkeer op de gezondheid (HGR 8603)

Bij het onderzoeken van een fenomeen beperkt de Hoge Gezondheidsraad zich niet tot één enkel aspect ervan, maar probeert hij het onderwerp in zijn geheel te bekijken om op die manier de verbanden tussen gezondheid en de milieueffecten van mobiliteit diepgaand te kunnen analyseren.

Totaalplaatje

Dit rapport brengt zowel de positieve als negatieve effecten van transport en mobiliteit op de gezondheid in kaart: luchtverontreiniging, geluid, verkeersongevallen, psychosociale effecten en impact op fysieke activiteit. Naast de gezondheidsrisico’s werd ook stilgestaan bij de huidige emissie- en immissiewaarden van de polluenten en er werd vastgesteld dat België vaak ondermaats scoort in vergelijking met andere buurlanden en de gezondheidsnormen.

Integratie

Omdat het verband tussen transport en gezondheid wetenschappelijk vast staat, pleit de Hoge Gezondheidsraad voor een betere integratie van de twee domeinen. Een dergelijke integratie steunt op twee pijlers. Enerzijds zijn beleidsbeslissingen over mobiliteit nodig die ervan uitgaan dat transport een wezenlijke invloed heeft op de gezondheid. Anderzijds is het doel om zo vroeg mogelijk in het proces de negatieve effecten van mobiliteit te voorkomen en de positieve effecten te stimuleren.

Horizontale en verticale integratie

Integratie heeft zowel een horizontale als een verticale dimensie. Horizontaal brengt men de impact van de aangrenzende beleidsvelden in rekening, zoals economie, tewerkstelling, cultuur, welzijn,… die een afgeleid effect hebben op de mobiliteit. Verticaal stemt men de regelgeving af op deze van de ons omringende landen.

39 Persconferentie: “Gezond op weg –aandacht voor gezondheid bij mobiliteit”

De belangrijkste resultaten van het onderzoek werden belicht in een persconferentie. Dit leidde tot nationale persaandacht zowel op radio als op televisie.

6.3.2. Waarschuwing op biocideproducten geschikt voor gebruik door het grote publiek ter attentie van zwangere vrouwen en jonge kinderen (HGR 8686)

De Hoge Gezondheidsraad beschermt niet alleen de gezondheid van het algemene publiek, maar ook van gevoelige groepen zoals zwangere vrouwen en jonge kinderen.

Waarschuwing biocideproducten

De ministers Laurette Onkelinx en Paul Magnette verzochten de HGR zich te buigen over de eventuele noodzaak van een waarschuwing voor zwangere vrouwen en jonge kinderen op biocideproducten geschikt voor gebruik door het grote publiek.

Geen specifieke etikettering

De HGR oordeelt dat binnen het huidig reglementair kader een aanpassing van de voorwaarden voor het op de markt brengen, van de etikettering of een bijkomende etikettering ter attentie van zwangere vrouwen en/of jonge kinderen voor biociden in het algemeen of in het bijzonder niet efficient is. Dit standpunt berust op het feit dat er al een etiketteringssysteem met veel informatie bestaat en dat de literatuur onvoldoende elementen levert die aantonen dat een bijzondere waarschuwing voor zwangere vrouwen en kinderen een effectief preventief effect zou hebben.

Xenobiotica

De HGR is echter van oordeel dat andere preventiemaatregelen dienen overwogen te worden.

Rekening gehouden met de specifieke gevoeligheid van zwangere vrouwen en jonge kinderen voor de effecten van de meeste xenobiotica, de relatief moeilijk op te sporen schadelijke effecten bij deze specifieke groepen en rekening gehouden met het onvolledig karakter van de kennis in dit domein, acht de HGR het voorzichtig om zwangere vrouwen en kleine kinderen aan te bevelen de blootstelling van niet alleen aan biociden, maar aan alle xenobiotica zo veel mogelijk te vermijden.

Algemene preventievoorschriften

Deze aanbeveling kadert binnen de algemene preventievoorschriften voor milieuvervuilende stoffen en xenobiotica (geneesmiddelen, tabak, alcohol, consumptieproducten, bestrijdings- middelen en biociden …) die voor specifiek kwetsbare groepen als zwangere vrouwen en jonge kinderen gelden. Volgens de HGR moet deze informatie door het medisch korps (huisarts, gynaecoloog, pediater, apotheker, verpleegkundige ONE/Kind &Gezin) verstrekt worden.

Martin Warnez, Manager van de Algemene Pharmaceutische Bond: “De Hoge Gezondheidsraad publiceert regelmatig adviezen die van nut zijn voor ons doelpubliek, zoals dit advies nr. 8686.

Wij waren dan ook graag bereid dit advies te verspreiden via onze kanalen”.

41 Professor Yvon Carpentier is chirurg. Hij heeft zich eerst

gespecialiseerd in kunstmatige voeding en is zich daarna in de voeding van zieken en voedingspreventie gaan specialiseren.

Hij is voorzitter van het domein “Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen”.

Professor George Daube is veearts van opleiding. Zijn faculteit heeft een leerstoel microbiologie van de voedingsmiddelen opgericht, welke hij sedert 1996 bekleedt. Hij heeft gedurende lange tijd ook het nationaal referentielaboratorium voor het Instituut voor veterinaire keuring en vervolgens voor het FAVV geleid, een laboratorium dat ooit een groot aantal zgn. routine- onderzoeken uitvoerde, waardoor het een goede kennis van de problemen op het terrein verkregen heeft. Nu wijdt hij zich hoofdzakelijk aan onderwijs en onderzoek, en is hij voorzitter van het domein “Microbiologie van de voeding” van de Raad.

Waarom werkt u op de Raad?

Prof. Carpentier: Ik werd door prof. Robert Kahn, de toenmalige voorzitter van dit domein, gecontacteerd omwille van mijn competenties op het gebied van de vetten en het verband tussen vetten en gezondheid.

Prof. Daube: Als veearts kan ik gemakkelijk fungeren als raakvlak tussen de menselijke geneeskunde, dus de volksgezondheid, de diergezondheid en de sectoren voedingsmiddelen en agroindustie waar veeleer een economische bekommernis voorop staat.

6.4.

In document 2011 Activiteiten verslag (pagina 36-41)