• No results found

Publicatieblad. van de Europese Unie. 63e jaargang Wetgeving 3 december Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad. van de Europese Unie. 63e jaargang Wetgeving 3 december Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoud

II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld (1). . . 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld (1). . . 12

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks. . . 17

Verordening (EU) 2020/1819 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van kleurstoffen in zalmimitatie betreft (1). . . 26

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1820 van de Commissie van 2 december 2020 tot toelating van het in de handel brengen van gedroogde Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (1). . . 29

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1821 van de Commissie van 2 december 2020 tot toelating van het in de handel brengen van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (1). . . 34

NL

L 406 Publicatieblad

van de Europese Unie

63e jaargang

Wetgeving

3 december 2020 Uitgave

in de Nederlandse taal

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.

(1) Voor de EER relevante tekst.

(2)

nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (1). . . 39

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1823 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 234/2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (1) . . . 43

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1824 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (1). . . 51

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1825 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van de artikelen 7 en 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wat betreft tijdelijke maatregelen voor het binnenbrengen in of het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen. . . 58

BESLUITEN

Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2020/1826 van 1 december 2020 houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2020/895 (ATALANTA/3/2020). . . 60

Besluit (EU) 2020/1827 van de Commissie van 26 mei 2020 betreffende de maatregelen SA.39990

— (2016/C) (ex 2016/NN) (ex 2014/FC) (ex 2014/CP) — door België ten gunste van Ducatt nv ten uitvoer gelegd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020 3287) (1). . . 62

Rectificaties

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1740 van de Commissie van 20 november 2020 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (PB L 392 van 23.11.2020) . . . 67

Rectificatie van Besluit (EU) 2020/1410 van de Raad van 25 september 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en van aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren (PB L 327 van 8.10.2020). . . 68

(1) Voor de EER relevante tekst.

(3)

Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren (PB L 352 van 22.10.2020). . . 74

(4)
(5)

II

(Niet-wetgevingshandelingen)

VERORDENINGEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1816 VAN DE COMMISSIE van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en

governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 27, lid 2 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2) Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal”

goedgekeurd (3). Die Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3) Volgens Verordening (EU) 2016/1011 moeten benchmarkbeheerders in de benchmarkverklaring toelichten op welke wijze in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep ecologische, sociale en governance­

factoren (ESG-factoren) worden weerspiegeld.

(4) Wanneer op verschillende manieren zou worden toegelicht hoe ESG-factoren worden weerspiegeld, zou dit leiden tot een gebrek aan vergelijkbaarheid tussen benchmarks en een gebrek aan duidelijkheid over de reikwijdte en doelstellingen van de ESG-factoren. Het is dan ook noodzakelijk de inhoud van die toelichting nader te omschrijven en een model vast te stellen dat moet worden gebruikt.

(1) PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2) Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3) COM(2019) 640 final.

(6)

(5) Om de informatie beter op de beleggers af te stemmen, moet de vereiste om toe te lichten hoe de ESG-factoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld, rekening houden met de onderliggende activa waarop de benchmarks zijn gebaseerd. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op benchmarks die geen onderliggende activa met gevolgen voor de klimaatverandering hebben, zoals rentevoetbe­

nchmarks en valutawisselingsbenchmarks.

(6) De toelichting over de wijze waarop ESG-factoren worden weerspiegeld, moet de score van de desbetreffende ESG- factoren weergeven ten opzichte van de benchmark, tegen een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde. Een dergelijke score mag niet openbaar worden gemaakt voor elk onderdeel van de benchmarks. Waar nodig en passend moeten benchmarkbeheerders aanvullende ESG-informatie kunnen verstrekken.

(7) Vanwege hun kenmerken en doelstellingen moeten specifieke openbaarmakingsvereisten worden vastgesteld voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, alsook voor significante obligatie- en aandelenbenchmarks.

(8) Om benchmarkgebruikers van nauwkeurige en actuele informatie te voorzien, moeten benchmarkbeheerders de verstrekte informatie actualiseren om eventuele in de benchmarkverklaring aangebrachte wijzigingen te weerspiegelen, en daarbij vermelden waarom en op welke data de informatie is geactualiseerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) “aandelen”: beursgenoteerde aandelen;

b) “vastrentende activa”: andere beursgenoteerde schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheids­

emittent;

c) “overheidsschuld”: door een overheidsemittent uitgegeven schuldbewijzen.

Artikel 2

Toelichting van de wijze waarop de ESG-factoren in elke benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld 1. Benchmarkbeheerders lichten aan de hand van het model in bijlage I in de benchmarkverklaring toe hoe de in bijlage II genoemde ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) in elke door hen aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste is niet van toepassing op rentevoet- en valutawisselingsbenchmarks.

2. De in lid 1 bedoelde toelichting omvat de score van de ESG-factoren ten opzichte van de desbetreffende benchmark en benchmarkgroep, tegen een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde.

3. Voor afzonderlijke benchmarks mogen benchmarkbeheerders, in plaats van alle informatie te verstrekken die volgens het model in bijlage I bij deze verordening nodig is, die informatie vervangen door een hyperlink in de benchmark­

verklaring naar een website die al die informatie bevat.

4. Wanneer benchmarks een mengeling vormen van verschillende onderliggende activa, lichten de benchmarkbe­

heerders toe op welke wijze de ESG-factoren voor elk van de onderliggende activa worden weerspiegeld.

(7)

5. Benchmarkbeheerders nemen in de verstrekte toelichting een verwijzing op naar de bronnen van de gegevens en normen die voor de openbaar gemaakte ESG-factoren zijn gebruikt.

6. Benchmarkbeheerders die aanvullende ESG-factoren openbaar maken overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie (4), nemen de score van die aanvullende ESG-factoren op.

Artikel 3

Actualisering van de verstrekte toelichting

Benchmarkbeheerders actualiseren de verstrekte toelichting telkens wanneer zich ten aanzien van de ESG-factoren aanzienlijke veranderingen voordoen, en in ieder geval jaarlijks. Zij vermelden de redenen voor de actualisering.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2020.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld (zie bladzijde 12 van dit Publicatieblad).

(8)

BIJLAGE I

MODEL VOOR DE TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN (ESG-FACTOREN) IN DE BENCHMARKVERKLARING TOT UITING

KOMEN

TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ESG-FACTOREN IN DE BENCHMARKVERKLARING TOT UITING KOMEN

ONDERDEEL 1 — WEERSPIEGELING VAN ESG-FACTOREN Punt 1. Naam van de benchmarkbeheerder

Punt 2. Soort benchmark of benchmarkgroep

Kies het betrokken onderliggende actief uit de lijst in bijlage II.

Punt 3. Naam van de benchmark of benchmarkgroep Punt 4. Zijn er in de portefeuille van de benchmarkbeheerder EU-klimaattransitiebenchmarks, op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, benchmarks die ESG- doelstellingen nastreven of benchmarks die rekening houden met ESG-factoren?

Ja Neen

Punt 5. Streeft de benchmark of benchmarkgroep ESG-doel­

stellingen na?

Ja Neen

Punt 6. Indien het antwoord op punt 5 bevestigend is, vermeld hieronder dan de details (score) met betrekking tot de in bij­

lage II opgesomde ESG-factoren voor elke benchmarkgroep op geaggregeerd niveau.

De ESG-factoren worden openbaar gemaakt voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde op het niveau van de benchmarkgroep.

a) Lijst van gecombineerde ESG-factoren: Details over elke factor:

b) Lijst van ecologische factoren: Details over elke factor:

c) Lijst van sociale factoren: Details over elke factor:

d) Lijst van governancefactoren: Details over elke factor:

Punt 7. Indien het antwoord op punt 5 bevestigend is, vermeld hieronder dan de details (score) voor elke benchmark met betrekking tot de in bijlage II opgesomde ESG-factoren, naargelang van het onderliggende actief in kwestie.

Als alternatief mag al deze informatie worden verstrekt in de vorm van een in de benchmarkverklaring opgenomen hyperlink naar een website van de benchmarkbeheerder. De informatie op de website moet gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk zijn. Benchmarkbeheerders zorgen ervoor dat de op hun website gepubliceerde informatie vijf jaar lang beschikbaar blijft.

De score van de ESG-factoren wordt niet openbaar gemaakt voor elk onderdeel van de benchmark, maar voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde van de benchmark.

a) Lijst van gecombineerde ESG-factoren: Details over elke factor:

b) Lijst van ecologische factoren: Details over elke factor:

c) Lijst van sociale factoren: Details over elke factor:

d) Lijst van governancefactoren: Details over elke factor:

Hyperlink naar de informatie over ESG-factoren voor elke benchmark:

(9)

Punt 8. Gebruikte gegevens en normen

a) Beschrijving van de gegevensbronnen die zijn gebruikt om informatie te verstrekken over de ESG-factoren in de benchmarkverklaring

Beschrijf hoe de gegevens zijn verkregen die zijn gebruikt om informatie te verstrekken over de ESG-factoren in de benchmarkverklaring, en of en in welke mate gegevens worden geraamd of gerapporteerd.

b) Referentienormen

Vermeld de ondersteunende normen die voor de rapportage onder punt 6 en/of punt 7 worden gebruikt.

ONDERDEEL 2 — AANVULLENDE OPENBAARMAKINGSVEREISTEN VOOR

EU-KLIMAATTRANSITIEBENCHMARKS EN OP DE OVEREENKOMST VAN PARIJS AFGESTEMDE EU- BENCHMARKS

Punt 9. Indien een benchmark wordt aangeduid als “EU-klimaattransitiebenchmark” of “op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark”, moeten benchmarkbeheerders ook de volgende informatie openbaar maken:

a) toekomstgericht decarbonisatietraject van jaar tot jaar;

b) mate waarin het IPCC-decarbonisatietraject (1,5 °C zonder of met een beperkte overschrijding) gemiddeld per jaar is bereikt sinds de invoering ervan;

c) overlapping tussen die benchmarks en hun beleggingsuniversum als gedefinieerd in artikel 1, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/

1818 van de Commissie (1), met gebruikmaking van het actieve aandeel op het niveau van de activa.

ONDERDEEL 3 — OPENBAARMAKING VAN DE AFSTEMMING OP DE DOELSTELLINGEN VAN DE OVEREENKOMST VAN PARIJS

Punt 10. Uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening maken benchmarkbeheerders voor significante aandelen- en obligatiebenchmarks, EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks ook de volgende informatie openbaar.

Uiterlijk op 31 december 2021 maken benchmarkbeheerders voor elke benchmark of, in voorkomend geval, elke benchmarkgroep, de volgende informatie openbaar:

a) Strookt de benchmark met de doelstelling om de koolstofemissies te verminderen of met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs?

Ja Neen

b) het temperatuurscenario dat overeenkomstig internationale normen wordt gebruikt voor de afstemming op de doelstelling om de broeikasgasemissies te verminderen of de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen;

c) de naam van de verstrekker van het temperatuurscenario dat wordt gebruikt voor de afstemming op de doelstelling om de broeikasgasemissies te verminderen of de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs;

(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad).

(10)

d) de methodologie die wordt gebruikt om de afstemming op het temperatuurscenario te meten;

e) de hyperlink naar de website van het gebruikte temperatuurscenario.

Datum waarop de informatie voor het laatst is geactuali­

seerd en reden voor de actualisering:

(11)

BIJLAGE II

IN AANMERKING TE NEMEN ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN (ESG-FACTOREN) PER ONDERLIGGEND ACTIEF

Onderdeel 1

AANDELEN

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Ecologische factoren Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan hernieuwbare energie, gemeten in kapitaaluitgaven in die activiteiten (als percentage van de totale kapitaaluitgaven door energiebedrijven die deel uitmaken van de portefeuille) (vrijwillig).

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de pro­

ductie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parle­

ment en de Raad (1) genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen waarvan de activi­

teiten vallen onder de afdelingen 05 tot en met 09, 19 en 20 van bijlage I bij Ver­

ordening (EG) nr. 1893/2006.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan activiteiten die vallen onder de mili­

eugoederen en -dienstensector als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Sociale factoren Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “con­

troversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controver­

siële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (abso­

luut aantal en relatief aantal gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen zonder zorgvuldig­

heidsbeleid ten aanzien van kwesties die aan de orde komen in de fundamentele ver­

dragen 1 tot en met 8 van de Internationale Arbeidsorganisatie.

(1) Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG- verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(2) Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1).

(12)

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING Gewogen gemiddelde loonkloof tussen mannen en vrouwen.

Gewogen gemiddelde verhouding tussen vrouwelijke en mannelijke directieleden.

Gewogen gemiddeld percentage ongevallen, gewonden en doden.

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van de anticor­

ruptie- en antiomkopingswetgeving.

Governancefactoren Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig) Gewogen gemiddeld percentage onafhankelijke directieleden.

Gewogen gemiddelde percentage vrouwelijke directieleden.

Onderdeel 2

VASTRENTENDE ACTIVA

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Ecologische factoren Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan hernieuwbare energie, gemeten in kapitaaluitgaven in die activiteiten (als percentage van de totale kapitaaluitgaven door energiebedrijven die deel uitmaken van de portefeuille) (vrijwillig).

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de pro­

ductie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen waarvan de activi­

teiten vallen onder de afdelingen 05 tot en met 09, 19 en 20 van bijlage I bij Ver­

ordening (EG) nr. 1893/2006.

Percentage groene obligaties in de benchmarkportefeuille.

Sociale factoren Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “con­

troversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controver­

siële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

(13)

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (abso­

luut aantal en gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internatio­

nale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voor­

komend geval, nationaal recht.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen zonder zorgvuldig­

heidsbeleid ten aanzien van kwesties die aan de orde komen in de verdragen 1 tot en met 8 van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Gewogen gemiddelde loonkloof tussen mannen en vrouwen.

Gewogen gemiddelde verhouding tussen vrouwelijke en mannelijke directieleden.

Gewogen gemiddeld percentage ongevallen, gewonden en doden.

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van de anticor­

ruptie- en antiomkopingswetgeving.

Governancefactoren Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Onderdeel 3

OVERHEIDSSCHULD

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Percentage ondernemingen voor het beheer van onderliggende fondsen die interna­

tionale normen onderschrijven.

Ecologische factoren Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de pro­

ductie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Tien belangrijkste en tien minst belangrijke onderdelen naar blootstelling aan kli­

maatgerelateerde fysieke risico’s (vrijwillig).

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Percentage groene obligaties in de benchmarkportefeuille.

Sociale factoren Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (abso­

luut aantal en relatief aantal gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht.

Gemiddelde prestaties van de emittenten op het gebied van de mensenrechten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde inkomensongelijkheidsscore, waarbij de inkomensverdeling en de eco­

nomische ongelijkheid tussen de deelnemers aan een bepaalde economie wordt gemeten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

(14)

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Gemiddelde score voor de vrijheid van meningsuiting, waarbij wordt gemeten in welke mate politieke en maatschappelijke organisaties ongehinderd kunnen functi­

oneren (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Governancefactoren Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Gemiddelde corruptiescore, waarbij het waargenomen niveau van corruptie in de publieke sector wordt gemeten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de bere­

kening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde score voor politieke stabiliteit, waarbij wordt gemeten hoe waarschijn­

lijk het is dat het huidige regime met geweld wordt omvergeworpen (inclusief kwan­

titatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde score voor de rechtsstaat, op basis van de afwezigheid van corruptie, de eerbiediging van de grondrechten en de toestand van het civielrechtelijk en straf­

rechtelijk bestel (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Onderdeel 4

GRONDSTOFFEN

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Ecologische factoren Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activi­

teiten en de productie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toe­

leveringsketen worden gemeten (laag, gematigd of hoog) (vrijwillig).

De methode die wordt gebruikt om de klimaatgerelateerde fysieke risico’s te bereke­

nen (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan klimaattransitierisi­

co’s, waarbij de financiële gevolgen worden gemeten van de effecten van de toepas­

sing van koolstofarme strategieën (laag, gematigd of hoog).

Sociale factoren Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan sociale risico’s (laag, gematigd of hoog)

Governancefactoren Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan governancerisico’s (laag, gematigd, hoog)

Gemiddelde score voor de rechtsstaat, op basis van de afwezigheid van corruptie, de eerbiediging van de grondrechten en de toestand van het civielrechtelijk en straf­

rechtelijk bestel (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Onderdeel 5

OVERIGE

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig) Ecologische factoren Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Mate van blootstelling van de portefeuille aan klimaatgerelateerde kansen, waarbij beleggingskansen in verband met klimaatverandering worden gemeten of innove­

rende nieuwe beleggingsoplossingen, als percentage van het totale gewicht in de portefeuille (vrijwillig).

(15)

ESG-FACTOREN OPENBAARMAKING Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Sociale factoren Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “con­

troversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controver­

siële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

Governancefactoren Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Percentage onderliggende fondsen met bestaand beleid inzake goed beheer, inclusief maatregelen voor de planning en het beheer van middelen.

(16)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1817 VAN DE COMMISSIE van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en

governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 13, lid 2 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2) Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal”

goedgekeurd (3). De Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3) Volgens Verordening (EU) 2016/1011 moeten benchmarkbeheerders toelichten hoe voor elke aangeboden en gepubliceerde benchmark de essentiële aspecten van de methodologie ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) weerspiegelen.

(4) Wanneer voor elke benchmark of benchmarkgroep op verschillende wijze zou worden toegelicht hoe de essentiële aspecten van de benchmarkmethodologie ESG-factoren weerspiegelen, zou dit leiden tot een gebrek aan vergelijk­

baarheid tussen benchmarks en een gebrek aan duidelijkheid over de reikwijdte en doelstellingen van de ESG- factoren. Het is derhalve noodzakelijk de minimuminhoud van dergelijke toelichtingen vast te stellen, alsook een model dat moet worden gebruikt.

(5) Om de informatie beter op de beleggers af te stemmen, moet de vereiste om toe te lichten hoe de essentiële aspecten van de methodologie voor elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep de ESG-factoren weerspiegelen, rekening houden met de onderliggende activa waarop de benchmarks zijn gebaseerd. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op benchmarks die geen onderliggende activa hebben met gevolgen voor de klimaatverandering, zoals rentevoetbenchmarks en valutawisselingsbenchmarks. Overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1011 dient deze verordening niet van toepassing te zijn op grondstoffenbenchmarks.

(6) De toelichting over de wijze waarop essentiële aspecten van de benchmarkmethodologie ESG-factoren weerspiegelen, moet betrekking hebben op een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde en mag niet openbaar worden gemaakt voor elk onderdeel van de benchmarks. Waar nodig en passend, moeten benchmarkbeheerders aanvullende ESG-informatie kunnen verstrekken.

(1) PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2) Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3) COM(2019) 640 final.

(17)

(7) Om benchmarkgebruikers van nauwkeurige en actuele informatie te voorzien, moeten benchmarkbeheerders de in het model verstrekte informatie actualiseren om eventuele in de methodologie aangebrachte wijzigingen te weerspiegelen, en daarbij vermelden waarom en op welke data de informatie is geactualiseerd.

(8) Om beleggers maximale transparantie te bieden, moeten benchmarkbeheerders duidelijk vermelden of zij al dan niet ESG-doelstellingen nastreven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toelichting over de wijze waarop de ESG-factoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld

1. Benchmarkbeheerders lichten aan de hand van het model in de bijlage bij deze verordening toe met welke van de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2020/1816 (4) bedoelde ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) zij rekening hebben gehouden bij het ontwerpen van hun benchmarkmethodologie. Zij lichten ook toe hoe die factoren tot uiting komen in de essentiële aspecten van die methodologie, waaronder voor de selectie van onderliggende activa, wegingsfactoren, maatstaven en indicatoren.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste is niet van toepassing op grondstoffenbenchmarks.

2. Voor afzonderlijke benchmarks mogen benchmarkbeheerders, in plaats van alle informatie te verstrekken die volgens het model in de bijlage bij deze verordening nodig is, die informatie vervangen door een hyperlink in de verstrekte toelichting naar een website die al die informatie bevat.

3. Wanneer benchmarks een mengeling vormen van verschillende soorten onderliggende activa, lichten de benchmark­

beheerders toe op welke wijze de ESG-factoren voor elk van de onderliggende activa worden weerspiegeld.

4. Benchmarkbeheerders mogen in de verstrekte toelichting aanvullende ESG-factoren en gerelateerde informatie opnemen.

5. Benchmarkbeheerders vermelden in de verstrekte toelichting duidelijk of zij al dan niet ESG-doelstellingen nastreven.

6. Benchmarkbeheerders nemen in de verstrekte toelichting een verwijzing op naar de bronnen van de gegevens en normen die voor elke openbaar gemaakte ESG-factor zijn gebruikt.

Artikel 2

Actualisering van de verstrekte toelichting

Benchmarkbeheerders actualiseren de verstrekte toelichting telkens wanneer de benchmarkmethodologie wordt gewijzigd, en in ieder geval jaarlijks. Zij vermelden de redenen voor de actualisering.

(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(18)

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2020.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(19)

BIJLAGE

MODEL VOOR DE TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN

(ESG-FACTOREN) WEERSPIEGELEN

TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP ESG-FACTOREN TOT UITING KOMEN IN DE ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE

Punt 1. Naam van de benchmarkbeheerder Punt 2. Soort benchmark of benchmarkgroep

Kies het onderliggende actief uit de lijst in bijlage II bij Gedelegeer­

deVerordening (EU) 2020/1816.

Punt 3. Naam van de benchmark of benchmarkgroep Punt 4. Houdt de benchmarkmethodologie voor de benchmark of benchmarkgroep rekening met ESG-factoren?

Ja Neen

Punt 5. Indien het antwoord op punt 4 bevestigend is, vermeld hieronder dan voor elke benchmarkgroep de ESG-factoren die in de benchmarkmethodologie in aanmerking zijn genomen, rekening houdend met de ESG-factoren die vermeld zijn in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816.

Licht toe hoe die ESG-factoren worden gebruikt voor de selectie, weging of uitsluiting van onderliggende activa.

De ESG-factoren worden openbaar gemaakt voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde op het niveau van de benchmarkgroep.

a) Lijst van in aanmerking genomen ecologische factoren: Selectie, weging of uitsluiting:

b) Lijst van in aanmerking genomen sociale factoren: Selectie, weging of uitsluiting:

c) Lijst van in aanmerking genomen governancefactoren: Selectie, weging of uitsluiting:

Punt 6. Indien het antwoord op punt 4 bevestigend is, vermeld hieronder dan voor elke benchmark de ESG-factoren die in de benchmarkmethodologie in aanmerking zijn genomen, rekening houdend met de ESG-factoren die vermeld zijn in bij­

lage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816, naargelang van het onderliggende actief in kwestie.

Licht toe hoe die ESG-factoren worden gebruikt voor de selectie, weging of uitsluiting van onderliggende activa.

De ESG-factoren worden niet openbaar gemaakt voor elk onderdeel van de benchmark, maar voor een geaggregeerde gewo­

gen gemiddelde waarde van de benchmark.

Als alternatief mag al deze informatie worden verstrekt in de vorm van een in deze toelichting opgenomen hyperlink naar een website van de benchmarkbeheerder. De informatie op de website moet gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk zijn.

Benchmarkbeheerders zorgen ervoor dat de op hun website gepubliceerde informatie vijf jaar lang beschikbaar blijft.

a) Lijst van in aanmerking genomen ecologische factoren: Selectie, weging of uitsluiting:

b) Lijst van in aanmerking genomen sociale factoren: Selectie, weging of uitsluiting:

c) Lijst van in aanmerking genomen governancefactoren: Selectie, weging of uitsluiting:

Hyperlink naar de informatie over ESG-factoren voor elke benchmark:

Punt 7. Gebruikte gegevens en normen a) Gegevensinvoer

i) Beschrijf of de gegevens intern of extern worden gerapporteerd, gemodelleerd of verkregen.

ii) Indien de gegevens extern worden gerapporteerd, gemodelleerd of verkregen, vermeld dan de naam van de derde partij die de gegevens verstrekt.

(20)

b) Verificatie en kwaliteit van gegevens

Beschrijf hoe de gegevens worden geverifieerd en hoe de kwaliteit van die gegevens wordt gewaarborgd.

c) Referentienormen

Beschrijf de internationale normen die in de benchmarkmethodolo­

gie worden gebruikt.

Datum waarop de informatie voor het laatst is geactua­

liseerd en reden voor de actualisering:

(21)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1818 VAN DE COMMISSIE van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs

afgestemde EU-benchmarks

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 19 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2) Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal”

goedgekeurd (3). De Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3) Bij Verordening (EU) 2016/1011 zijn EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks ingevoerd. De methodologie van die benchmarks is gebaseerd op de verbintenissen van de Overeenkomst van Parijs. Het is noodzakelijk voor beide soorten benchmarks minimumnormen vast te stellen. EU- klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks hebben vergelijkbare doelstellingen maar verschillen qua ambitieniveau. De meeste minimumnormen moeten derhalve voor beide soorten benchmarks gelden, maar de drempels moeten per soort benchmark variëren.

(4) Er zijn momenteel niet voldoende gegevens om de koolstofvoetafdruk te beoordelen die het gevolg is van beslissingen van overheidsentiteiten. Uitgiften van overheidsentiteiten moeten derhalve geen onderdeel van EU- klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks kunnen vormen.

(5) Omdat de methodologie van EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks gebaseerd is op de verbintenissen van de Overeenkomst van Parijs, moet het 1,5 °C-scenario, zonder of met een beperkte overschrijding, worden gebruikt als bedoeld in het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 °C (4) (hierna “IPCC-scenario” genoemd). Dat IPCC-scenario strookt met de in de Europese Green Deal opgenomen doelstelling van de Commissie om tegen 2050 een nettonuluitstoot van broeikasgassen te bewerkstelligen. Om met het IPCC-scenario te stroken, moeten beleggingen in activiteiten die van fossiele brandstoffen afhankelijk zijn, worden verplaatst naar groene of hernieuwbare activiteiten en moet het klimaateffect van die beleggingen elk jaar verbeteren.

(1) PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2) Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3) COM(2019) 640 final.

(4) IPCC, 2018: Global Warming of 1.5 °C. An IPCC Special Report on the impacts of global warming of 1.5 °C above pre-industrial levels and related global greenhouse gas emission pathways, in the context of strengthening the global response to the threat of climate change, sustainable development, and efforts to eradicate poverty.

(22)

(6) De in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) genoemde sectoren, waaronder de olie-, gas-, mijnbouw- en vervoersector, dragen in hoge mate bij aan klimaatverandering. Om ervoor te zorgen dat EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks een realistisch beeld geven van de reële economie, inclusief sectoren die de broeikasgasemissies actief moeten reduceren om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs haalbaar te maken, mag de blootstelling van die benchmarks aan die sectoren niet minder zijn dan de blootstelling van hun onderliggende beleggingsuniversum. Die vereiste moet echter alleen gelden voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die aandelenbenchmarks zijn, om ervoor te zorgen dat aandelenbeleggers die de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs steunen, via betrokkenheid en stemming invloed houden op de transitie van de onderneming naar duurzamere activiteiten.

(7) De berekening van broeikasgasemissies moet vergelijkbaar en consistent zijn. Het is derhalve noodzakelijk regels vast te stellen over de frequentie waarmee die berekeningen moeten worden geactualiseerd en, in voorkomend geval, over de te gebruiken valuta.

(8) Een alleen op Scope 1 en Scope 2-broeikasgasemissies gebaseerde decarbonisatie zou tot contra-intuïtieve resultaten kunnen leiden. Daarom moet worden verduidelijkt dat de minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks niet alleen rekening moeten houden met directe emissies van ondernemingen, maar ook met emissies op basis van levenscyclus, die dus ook Scope 3-broeikasgasemissies omvatten. Gezien de ontoereikende kwaliteit van de gegevens die momenteel voor Scope 3-broeikasgasemissies beschikbaar zijn, is het noodzakelijk een passend tijdschema voor de infasering vast te stellen en het gebruik van fossielebrandstofreserves gedurende een beperkte periode toe te staan. Dat tijdschema voor de infasering moet gebaseerd zijn op de lijst van economische activiteiten in Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(9) Benchmarkbeheerders moeten de mogelijkheid hebben aan sommige ondernemingen meer gewicht toe te kennen op grond van de decarbonisatiedoelstellingen van die ondernemingen. Er moeten dus specifieke regels worden vastgesteld met betrekking tot de door afzonderlijke ondernemingen gerapporteerde decarbonisatiedoelstellingen.

(10) EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks moeten hun vermogen aantonen om zichzelf van jaar tot jaar te decarboniseren. Dat minimumdecarbonisatietraject moet worden berekend aan de hand van het IPCC-scenario. Voorts moeten, om groenwassen te voorkomen, voorwaarden worden gespecificeerd voor afwijking van het decarbonisatietraject en voor het recht om een benchmark als EU- klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark te blijven aanmerken.

(11) De belangrijkste parameter voor de berekening van het decarbonisatietraject moet de broeikasgasintensiteit zijn, omdat die parameter de vergelijkbaarheid tussen sectoren waarborgt en geen afzonderlijke sectoren bevoordeelt of benadeelt. Om de broeikasgasintensiteit te berekenen is de marktkapitalisatie van de betrokken onderneming nodig.

Wanneer benchmarks betrekking hebben op vastrentende door ondernemingen uitgegeven instrumenten, is de marktkapitalisatie wellicht niet beschikbaar voor ondernemingen die geen beursgenoteerde effecten met een aandelenkarakter hebben. Er moet dus worden bepaald dat wanneer EU-klimaattransitiebenchmarks of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks betrekking hebben op vastrentende door ondernemingen uitgegeven instrumenten, benchmarkbeheerders de mogelijkheid moeten hebben om broeikasgasemissies te gebruiken die zijn berekend in absolute cijfers in plaats van op basis van broeikasgasintensiteit.

(12) Om de vergelijkbaarheid en consistentie van gegevens over broeikasgasemissies te waarborgen, moeten regels over de wijze van berekening van veranderingen in broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies worden vastgesteld.

(13) Om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen, is het nodig dat zowel EU-klimaattransitiebe­

nchmarks als op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks een procentuele basisreductie in blootstelling aan broeikasgasintensieve activa hebben ten opzichte van de moederbenchmarks of onderliggende beleggingsuniversums. Die procentuele reductie moet echter significanter zijn voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, die qua opzet ambitieuzer zijn dan EU-klimaattransitiebenchmarks.

(5) Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG- verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(23)

(14) Op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks mogen er niet toe bijdragen dat beleggingen worden gestimuleerd in financiële instrumenten van ondernemingen die wereldwijde normen overtreden als de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (UNGC). Het is dus noodzakelijk specifieke uitsluitingscriteria vast te stellen die gebaseerd zijn op klimaatgerelateerde of andere ESG-overwegingen. EU-klimaattransitiebenchmarks moeten uiterlijk op 31 december 2022 aan die uitsluitingscriteria voldoen, overeenkomstig het in Verordening (EU) 2016/1011 opgenomen tijdschema.

(15) Om een afname in het gebruik van vervuilende energiebronnen en een echte transitie naar hernieuwbare bronnen te stimuleren, is het ook passend dat ondernemingen die meer dan een bepaald percentage van hun inkomsten uit kolen, olie of gas halen, worden uitgesloten van de op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks. Met de veranderingen in het aandeel van die energiebronnen in de wereldwijde primaire energievoorziening van 2020 tot 2050, zoals verwacht in het IPCC-scenario, moet rekening worden gehouden bij de vaststelling van die specifieke uitsluitingen. Volgens tabel 2.6 van het speciaal verslag over de opwarming van de aarde met 1,5 °C van de IPCC zal het gebruik van kolen naar verwachting met 57 % tot 99 % en het gebruik van olie met 9 % tot 93 % dalen, terwijl het gebruik van gas naar verwachting zal stijgen met 85 % of dalen met 88 %. Gas kan tijdens de transitie naar een koolstofarme economie worden gebruikt, met name als vervanging van kolen, wat de meer uiteenlopende ontwikkelingsrange verklaart, hoewel de verwachte mediane afname van het gebruik 40 % is. Om dezelfde reden is het noodzakelijk ondernemingen uit te sluiten die meer dan een bepaald percentage van hun inkomsten uit elektrici­

teitsopwekkingsactiviteiten halen.

(16) Om de transparantie over de methodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks te waarborgen, is het passend regels vast te stellen inzake de noodzakelijke openbaarmaking met betrekking tot het decarbonisatietraject en de gegevensbronnen voor beide categorieën benchmarks. Om dezelfde reden is het passend openbaarmakingsvereisten vast te stellen voor benchmarkbeheerders die ramingen voor gegevens over broeikasgasemissies gebruiken, ongeacht of die door externe gegevensverstrekkers worden verstrekt.

(17) Om de harmonisatie van de methodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks te ondersteunen, is het passend regels vast te stellen voor de kwaliteit en de nauwkeurigheid van gegevensbronnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) “broeikasgasemissies”: broeikasgasemissies als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (6);

b) “absolute broeikasgasemissies”: ton CO2-equivalent als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7);

c) “broeikasgasintensiteit”: absolute broeikasgasemissies gedeeld door ondernemingswaarde inclusief kasmiddelen in miljoenen euro;

(6) Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemis­

siereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(7) Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195).

(24)

d) “ondernemingswaarde inclusief kasmiddelen” of “EVIC” (enterprise value including cash): de som, aan het einde van het boekjaar, van de marktkapitalisatie van gewone aandelen, de marktkapitalisatie van preferente aandelen, en de boekwaarde van de totale schuld en de belangen zonder zeggenschap, zonder de aftrek van kasmiddelen of equivalente middelen;

e) “beleggingsuniversum”: alle beleggingsinstrumenten in een bepaalde activaklasse of groep activaklassen;

f) “basisjaar”: het eerste van een reeks jaren in een benchmark.

HOOFDSTUK II

MINIMUMNORMEN VOOR HET ONTWERP VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE

AFDELING 1

GEMEENSCHAPPELIJKE MINIMUMNORMEN VOOR EU-KLIMAATTRANSITIEBENCHMARKS EN OP DE OVEREENKOMST VAN PARIJS AFGESTEMDE BENCHMARKS

Artikel 2

Referentietemperatuurscenario

Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks gebruiken het 1,5 °C-scenario, zonder of met een beperkte overschrijding, als bedoeld in het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 °C als het referentietemperatuurscenario om de methodologie voor de opstelling van die benchmarks te ontwerpen.

Artikel 3

Aandelenallocatiebeperking

EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die zijn gebaseerd op tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten toegelaten effecten met een aandelenkarakter, hebben een geaggregeerde blootstelling aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren die ten minste gelijk is aan de geaggregeerde blootstelling van het onderliggende beleggingsuniversum aan die sectoren.

Artikel 4

Berekening van de broeikasgasintensiteit of de absolute broeikasgasemissies

1. Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks berekenen de broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, de absolute broeikasgasemissies van die benchmarks met gebruikmaking van dezelfde valuta voor alle onderliggende activa.

2. Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks berekenen de broeikasgasintensiteit en de broeikasgasemissies van die benchmarks jaarlijks opnieuw.

Artikel 5

Infasering van Scope 3-broeikasgasemissiegegevens in de benchmarkmethodologie

1. In de benchmarkmethodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks worden als volgt Scope 3-broeikasgasemissiegegevens opgenomen:

a) vanaf 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor ten minste de in de afdelingen 05 tot en met 09 en 19 en 20 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren energie en mijnbouw;

b) binnen twee jaar na 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor ten minste de in de afdelingen 10 tot en met 18, 21 tot en met 33, 41, 42 en 43, 49 tot en met 53 en 81 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren vervoer, bouwnijverheid, gebouwen, materialen en industrie;

(25)

c) binnen vier jaar na 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor alle andere in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren.

2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), mogen beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks van 23 december 2020 tot en met 31 december 2021 fossielebrandstofreserves gebruiken wanneer zij aantonen dat zij geen Scope 3-broeikasgasemisssiegegevens kunnen berekenen of ramen.

Artikel 6

Ondernemingen die broeikasgasemissiereductiedoelstellingen vaststellen en publiceren

Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks mogen in die benchmarks het gewicht verhogen van de emittenten van tot de benchmark behorende effecten die emissiereductiedoelstellingen voor broeikasgassen vaststellen en publiceren, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de emittenten van de betrokken effecten publiceren consequent en nauwgezet hun Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies;

b) de emittenten van de betrokken effecten hebben hun broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, hun absolute broeikasgasemissies, waaronder Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies, gereduceerd met gemiddeld ten minste 7 % per jaar gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden Scope 3-broeikasgasemissies geconstrueerd overeenkomstig de in artikel 5 vastgestelde infaseringsperiode.

Artikel 7

Vaststelling van een decarbonisatietraject

1. Het decarbonisatietraject voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU- benchmarks heeft de volgende doelstellingen:

a) voor effecten met een aandelenkarakter die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de broeikasgasintensiteit met ten minste 7 %;

b) voor andere schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheidsemittent, wanneer de emittent van die schuldbewijzen effecten met een aandelenkarakter heeft die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de broeikasgasintensiteit met ten minste 7 % of een gemiddelde jaarlijkse reductie van de absolute broeikasgasemissies met ten minste 7 %;

c) voor andere schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheidsemittent, wanneer de emittent van die schuldbewijzen geen effecten met een aandelenkarakter heeft die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de absolute broeikasgasemissies met ten minste 7 %.

2. De in lid 1 genoemde doelstellingen worden geometrisch berekend, dat wil zeggen dat de jaarlijkse minimale reductie van de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies met 7 % voor het jaar n wordt berekend op grond van de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies voor het jaar n-1, in een meetkundige reeks vanaf het basisjaar.

3. Wanneer de gemiddelde EVIC van de tot de benchmark behorende effecten tijdens het laatste kalenderjaar is toegenomen of afgenomen, wordt de EVIC van elk onderdeel aangepast door deze te delen door een inflatiecorrectiefactor voor de ondernemingswaarde. De inflatiecorrectiefactor voor de ondernemingswaarde wordt berekend door de gemiddelde EVIC van de benchmarkonderdelen aan het einde van een kalenderjaar te delen door de gemiddelde EVIC van de benchmarkonderdelen aan het einde van het vorige kalenderjaar.

4. Voor elk jaar waarin de in lid 1 vastgestelde doelstellingen niet zijn gehaald, compenseren beheerders van EU- klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die niet- gehaalde doelstellingen door de doelstellingen in hun decarbonisatietraject voor het volgende jaar naar boven bij te stellen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2) Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 dienen beperkingen op de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en

Beginnend an der Gemarkungsgrenze Falkenhagen nördlich der Bundesautobahn A 24 südöstlich der Anschlussstelle Meyenburg, im Verlauf der Gemarkungsgrenze Falkenhagen in

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen

c) de goederen worden ingevoerd voor het vrije verkeer door of namens overheidsorganisaties, zoals overheidsorganen, overheidsinstanties en andere publiekrechtelijke

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden). Laatste

Dank u voor uw brief van 18 december 2017 waarin u verzoekt de correctiefactor die van toepassing is op de financiële bijdrage van de Republiek Turkije in het kader van

1. De lidstaten verbieden de binnenkomst in de Unie van de in bijlage II bis vermelde levensmiddelen en diervoeders. Lid 1 is van toepassing op levensmiddelen en diervoeders die

(18) Het advies van de EFSA rechtvaardigt niet dat specifieke voorwaarden of beperkingen worden opgelegd voor het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling — met