• No results found

Publicatieblad. van de Europese Unie. 64e jaargang Wetgeving 24 februari Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad. van de Europese Unie. 64e jaargang Wetgeving 24 februari Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoud

II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

Besluit (EU) 2021/322 van de Raad van 18 februari 2021 tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s. . . 1

Besluit (EU) 2021/323 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 19 februari 2021 ter benoeming van vier rechters en een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie. . . 4

Besluit (EU) 2021/324 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 19 februari 2021 ter benoeming van een rechter bij het Gerecht van de Europese Unie. . . 5

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/325 van de Raad van 22 februari 2021 betreffende de benoeming van de vicevoorzitter van de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank. . . 6

Besluit (EU) 2021/326 van de Raad van 22 februari 2021 betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden vastgesteld in het Handelscomité dat is ingesteld bij de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van bijlage XII (Overheidsopdrachten), aanhangsel 1. . . 8

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/327 van de Commissie van 23 februari 2021 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18 (1) . . . 10

NL

L 64 Publicatieblad

van de Europese Unie

64e jaargang

Wetgeving

24 februari 2021 Uitgave

in de Nederlandse taal

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.

(1) Voor de EER relevante tekst.

(2)
(3)

II

(Niet-wetgevingshandelingen)

BESLUITEN

BESLUIT (EU) 2021/322 VAN DE RAAD van 18 februari 2021

tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 300, lid 3, en artikel 305,

Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),

Gezien de voordracht van de Poolse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 300, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat het Comité van de Regio’s bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die ofwel in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn, ofwel politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2) In artikel 305 van het Verdrag is bepaald dat de leden van het Comité van de Regio’s, alsmede een gelijk aantal plaatsvervangers, voor vijf jaar door de Raad worden benoemd, overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten.

(3) Aangezien de ambtstermijn van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s op 25 januari 2020 is verstreken, dienen er nieuwe leden en plaatsvervangers te worden benoemd.

(4) Op 10 december 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/2157 (2) vastgesteld overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 de leden en plaatsvervangers benoemd die zijn voorgedragen door de Tsjechische, de Deense, de Estse, de Cypriotische, de Letse, de Luxemburgse, de Nederlandse, de Oostenrijkse, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse en de Zweedse regering. Bij Besluit (EU) 2019/2157 zijn voor dezelfde periode eveneens benoemd de drie leden die door de Belgische regering zijn voorgedragen, de eenentwintig leden en twintig plaatsvervangers die door de Duitse regering zijn voorgedragen, de acht leden en acht plaatsvervangers die door de Ierse regering zijn voorgedragen, de zestien leden en zestien plaatsvervangers die door de Spaanse regering zijn voorgedragen, de tien leden en veertien plaatsvervangers die door de Italiaanse regering zijn voorgedragen, de vier leden en vier plaatsvervangers die door de Maltese regering zijn voorgedragen, en de acht leden en acht plaatsvervangers die door de Finse regering zijn voorgedragen.

(5) Op 20 januari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/102 (3) vastgesteld overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 de leden en plaatsvervangers benoemd die zijn voorgedragen door de Griekse, de Franse, de Kroatische, de Litouwse, de Hongaarse en de Portugese regering, alsmede de vier leden en vier plaatsvervangers die door de Belgische regering (1) PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.

(2) Besluit (EU) 2019/2157 van de Raad van 10 december 2019 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 78).

(3) Besluit (EU) 2020/102 van de Raad van 20 januari 2020 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 20 van 24.1.2020, blz. 2).

(4)

zijn voorgedragen, één lid dat door de Bulgaarse regering is voorgedragen, één lid en één plaatsvervanger die door de Ierse regering zijn voorgedragen, één lid en één plaatsvervanger die door de Spaanse regering zijn voorgedragen, de veertien leden en tien plaatsvervangers die door de Italiaanse regering zijn voorgedragen, en de eenentwintig leden en twintig plaatsvervangers die door de Poolse regering zijn voorgedragen.

(6) Op 3 februari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/144 (4) vastgesteld overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 de vier leden en vier plaatsvervangers benoemd die door de Spaanse regering zijn voorgedragen, alsmede één lid en één plaatsvervanger die door de Finse regering zijn voorgedragen.

(7) Op 26 maart 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/511 (5) vastgesteld overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 de vijf leden en acht plaatsvervangers benoemd die door de Belgische regering zijn voorgedragen, alsmede één plaatsvervanger die door de Duitse regering is voorgedragen en één lid dat door de Maltese regering is voorgedragen.

(8) Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, die op 1 februari 2020 rechtsgeldig is geworden, heeft de Raad op 8 juni 2020 Besluit (EU) 2020/766 (6) vastgesteld, overeenkomstig Besluit (EU) 2019/852 en de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 januari 2025 één extra lid en één extra plaatsvervanger benoemd die door de Estse regering zijn voorgedragen, één extra lid en één extra plaatsvervanger die door de Cypriotische regering zijn voorgedragen, alsmede één extra lid en één extra plaatsvervanger die door de Luxemburgse regering zijn voorgedragen.

(9) Op 30 juli 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/1153 (7) vastgesteld overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. Bij dat besluit zijn voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 de elf leden en twaalf plaatsvervangers benoemd die door de Bulgaarse regering zijn voorgedragen, alsmede de drie leden en drie plaatsvervangers die door de Duitse regering zijn voorgedragen en één plaatsvervanger die door de Maltese regering is voorgedragen. Bij dat besluit is voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 januari 2025 ook één plaatsvervanger benoemd die door de Cypriotische regering is voorgedragen, alsmede één plaatsvervanger die door de Luxemburgse regering is voorgedragen.

(10) Op 17 december 2020 heeft de Poolse regering haar kandidaat voor haar resterende zetel van plaatsvervanger voorgedragen. Die plaatsvervanger moet worden benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, de volgende persoon tot plaatsvervanger benoemd:

POLSKA

De heer Adam BANASZAK

Member of a Regional Assembly: Sejmik Województwa Kujawsko — Pomorskiego.

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

(4) Besluit (EU) 2020/144 van de Raad van 3 februari 2020 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 32 van 4.2.2020, blz. 16).

(5) Besluit (EU) 2020/511 van de Raad van 26 maart 2020 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 113 van 8.4.2020, blz. 18).

(6) Besluit (EU) 2020/766 van de Raad van 8 juni 2020 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 187 van 12.6.2020, blz. 3).

(7) Besluit (EU) 2020/1153 van de Raad van 30 juli 2020 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s (PB L 256 van 5.8.2020, blz. 12).

(5)

Gedaan te Brussel, 18 februari 2021.

Voor de Raad De voorzitter A.P. ZACARIAS

(6)

BESLUIT (EU) 2021/323 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 19 februari 2021

ter benoeming van vier rechters en een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 253 en 255, Overwegende hetgeen volgt:

(1) De ambtstermijn van veertien rechters en zes advocaten-generaal bij het Hof van Justitie verstrijkt op 6 oktober 2021.

(2) Er zijn benoemingen nodig om deze vacatures te vervullen voor de periode van 7 oktober 2021 tot en met 6 oktober 2027.

(3) De heer Miroslav GAVALEC en mevrouw OCTAVIA SPINEANU-MATEI zijn voorgedragen voor een eerste ambtstermijn als rechter bij het Hof van Justitie.

(4) De heer Niilo JÄÄSKINEN en de heer Lars BAY LARSEN zijn voorgedragen voor verlenging van hun ambtstermijn als rechter bij het Hof van Justitie.

(5) Mevrouw Juliane KOKOTT is voorgedragen voor verlenging van haar ambtstermijn als advocaat-generaal bij het Hof van Justitie.

(6) Het comité dat is ingesteld krachtens artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft een positief advies uitgebracht over de geschiktheid van deze kandidaten,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode van 7 oktober 2021 tot en met 6 oktober 2027 worden benoemd tot rechter bij het Hof van Justitie:

— de heer Miroslav GAVALEC,

— mevrouw Octavia SPINEANU-MATEI,

— de heer Niilo JÄÄSKINEN,

— de heer Lars BAY LARSEN.

Artikel 2

Mevrouw Juliane KOKOTT wordt voor de periode van 7 oktober 2021 tot en met 6 oktober 2027 benoemd tot advocaat- generaal bij het Hof van Justitie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2021.

De voorzitter N. BRITO

(7)

BESLUIT (EU) 2021/324 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 19 februari 2021

ter benoeming van een rechter bij het Gerecht van de Europese Unie

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 7 van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en naar aanleiding van de benoeming van de heer Jan PASSER tot rechter van het Hof van Justitie dient een rechter bij het Gerecht te worden benoemd voor de resterende duur van de ambtsperiode van de heer Jan PASSER, dat wil zeggen tot en met 31 augustus 2025.

(2) Voor deze vacature is de heer David PETRLÍK voorgedragen.

(3) Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft een positief advies uitgebracht over de geschiktheid van deze kandidaat voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer David PETRLÍK wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2025.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2021.

De voorzitter N. BRITO

(8)

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/325 VAN DE RAAD van 22 februari 2021

betreffende de benoeming van de vicevoorzitter van de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 26, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft op 15 oktober 2013 Verordening (EU) nr. 1024/2013 vastgesteld, waarbij aan de Europese Centrale Bank (ECB) specifieke taken werden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietin­

stellingen.

(2) De aan de ECB opgedragen taken moeten volledig worden gepland en uitgevoerd door zijn raad van toezicht, die bestaat uit de voorzitter, de vicevoorzitter en vier vertegenwoordigers van de ECB, alsmede één vertegenwoordiger van de nationale bevoegde autoriteit in elke deelnemende lidstaat.

(3) De raad van toezicht is een essentieel orgaan in de uitoefening van toezichthoudende taken die door de ECB binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme uitgevoerd worden. Derhalve is bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de Raad de bevoegdheid gegeven, de voorzitter en de vicevoorzitter van de raad van toezicht te benoemen.

(4) De Raad heeft op 4 oktober 2019 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1671 (2) de heer Yves MERSCH tot vicevoorzitter van de raad van toezicht benoemd. Diens ambtstermijn is op 14 december 2020 verstreken.

(5) Overeenkomstig artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 kreeg de ECB de opdracht, na de raad van toezicht te hebben gehoord, bij het Europees Parlement een voorstel in te dienen tot benoeming van de vicevoorzitter van de raad van toezicht, die moet worden gekozen uit de leden van de directie van de ECB. De ECB heeft op 18 december 2020 een dergelijk voorstel ingediend, en het Europees Parlement heeft dit op 8 februari 2021 goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Frank ELDERSON wordt benoemd tot vicevoorzitter van de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank, voor een periode van vijf jaar met ingang van 24 februari 2021.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1671 van de Raad van 4 oktober 2019 betreffende de benoeming van de vicevoorzitter van de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank (PB L 256 van 7.10.2019, blz. 8).

(9)

Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.

Voor de Raad De voorzitter J. BORRELL FONTELLES

(10)

BESLUIT (EU) 2021/326 VAN DE RAAD van 22 februari 2021

betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden vastgesteld in het Handelscomité dat is ingesteld bij de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van bijlage XII

(Overheidsopdrachten), aanhangsel 1

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 en artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia, Peru en Ecuador, anderzijds, en met name artikel 191,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (“de handelsovereenkomst”), is door de Unie ondertekend overeenkomstig Besluit 2012/735/EU van de Raad (1) en wordt sinds 1 maart 2013 voorlopig toegepast tussen de Unie en Peru, en sinds 1 augustus 2013 tussen de Unie en Colombia. De handelsovereenkomst is gewijzigd bij het Protocol van toetreding van Ecuador (2), dat op 11 november 2016 is ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2016/2369 van de Raad (3) en dat sinds 1 januari 2017 voorlopig wordt toegepast.

(2) In artikel 191 van de handelsovereenkomst zijn de procedures vastgelegd waarmee een partij het toepassingsgebied van titel VI van de handelsovereenkomst wat haar betreft kan wijzigen of rectificeren.

(3) In bijlage XII, aanhangsel 1, bij de handelsovereenkomst worden de centrale-overheidsdiensten van Colombia vermeld waarvan de aanbestedingen onder titel VI van de handelsovereenkomst vallen (“de lijst van aanbestedende diensten”).

(4) Tijdens de op 17 oktober 2019 te Bogota gehouden bijeenkomst van het subcomité Overheidsopdrachten heeft Colombia de Unie meegedeeld voornemens te zijn de lijst van aanbestedende diensten te actualiseren door de toevoeging van zes agentschappen op uitvoerend niveau die na 2011 zijn opgericht. Ten tijde van het afronden van de onderhandelingen over de handelsovereenkomst in 2010 werden de bevoegdheden waarover deze agentschappen momenteel beschikken, uitgeoefend door aanbestedende diensten op ministerieel niveau.

(5) De Unie en Colombia zijn het erover eens dat de lijst van aanbestedende diensten van Colombia dienovereenkomstig moet worden geactualiseerd.

(6) Bijgevolg moet de lijst van aanbestedende diensten worden gewijzigd. De Unie en Colombia zijn het erover eens dat voor die actualisering geen compenserende aanpassingen nodig zijn, aangezien het een kleine aanpassing als bedoeld in artikel 191, lid 2, onder a), van de handelsovereenkomst betreft.

(1) Besluit 2012/735/EU van de Raad van 31 mei 2012 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (PB L 354 van 21.12.2012, blz. 1).

(2) Protocol van toetreding tot de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van Ecuador (PB L 356 van 24.12.2016, blz. 3).

(3) Besluit (EU) 2016/2369 van de Raad van 11 november 2016 betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van het protocol van toetreding tot de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van Ecuador (PB L 356 van 24.12.2016, blz. 1).

(11)

(7) Krachtens artikel 14, lid 3, in samenhang met artikel 12, lid 4, van de handelsovereenkomst kan een besluit worden vastgesteld in het handelscomité dat is opgericht bij de handelsovereenkomst tussen de Unie en het desbetreffende overeenkomstsluitende Andesland (“het handelscomité”), wanneer het besluit uitsluitend betrekking heeft op de bilaterale betrekkingen tussen de Partijen.

(8) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden vastgesteld in het handelscomité, aangezien het besluit tot wijziging van de lijst van aanbestedende entiteiten overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de handelsovereenkomst voor de Unie bindend zal zijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden vastgesteld in het handelscomité, wat betreft de wijziging van de lijst van aanbestedende entiteiten zoals opgenomen in bijlage XII, aanhangsel 1, sectie A, subsectie 1, bij de handelsovereenkomst, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het handelscomité (4).

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.

Voor de Raad De voorzitter J. BORRELL FONTELLES

(4) Zie document ST 5699/21 op: http://register.consilium.europa.eu

(12)

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/327 VAN DE COMMISSIE van 23 februari 2021

tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 5,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Metofluthrin is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgenomen als werkzame stof die mag worden gebruikt in biociden van productsoort 18, en wordt ingevolge artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 derhalve geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd, onder voorbehoud van de naleving van de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde specificaties en voorwaarden.

(2) De goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18 loopt af op 30 april 2021. Op 25 oktober 2019 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van metofluthrin overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3) De beoordelende bevoegde autoriteit van Ierland heeft de Commissie op 15 oktober 2020 geïnformeerd over haar besluit op grond van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 dat een volledige beoordeling van de aanvraag noodzakelijk was. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet de beoordelende bevoegde autoriteit binnen 365 dagen na de validering van een aanvraag een volledige beoordeling hiervan uitvoeren.

(4) De beoordelende bevoegde autoriteit kan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 in voorkomend geval de aanvrager verzoeken voldoende gegevens te verstrekken om de beoordeling uit te voeren. In dat geval wordt de periode van 365 dagen geschorst; de schorsing mag niet langer duren dan in totaal 180 dagen, tenzij de aard van de gevraagde gegevens of uitzonderlijke omstandigheden een langere schorsing rechtvaardigen.

(5) Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) binnen 270 dagen na ontvangst van een aanbeveling van de beoordelende bevoegde autoriteit een advies op over de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof en zendt dit toe aan de Commissie.

(6) De goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18 zal dus om redenen buiten de invloed van de aanvrager waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18 met een zodanige termijn worden verlengd dat er voldoende tijd is om de aanvraag te behandelen.

Gezien de termijn waarover de beoordelende bevoegde autoriteit beschikt voor de beoordeling en de termijn waarover het Agentschap beschikt voor het opstellen en indienen van zijn advies, moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring tot en met 31 oktober 2023 worden verlengd.

(7) Behalve wat de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring betreft, blijft de goedkeuring van metofluthrin gelden voor gebruik in biociden van productsoort 18 onder voorbehoud van de naleving van de specificaties en voorwaarden vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG,

(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(13)

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van metofluthrin voor gebruik in biociden van productsoort 18 wordt verlengd tot en met 31 oktober 2023.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2021.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(14)
(15)

NL

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2) Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 dienen beperkingen op de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en

Beginnend an der Gemarkungsgrenze Falkenhagen nördlich der Bundesautobahn A 24 südöstlich der Anschlussstelle Meyenburg, im Verlauf der Gemarkungsgrenze Falkenhagen in

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden). Laatste

Dank u voor uw brief van 18 december 2017 waarin u verzoekt de correctiefactor die van toepassing is op de financiële bijdrage van de Republiek Turkije in het kader van

“donkerrood” ingekleurd gebied reizen, aan de testvoorschriften moeten voldoen en in quarantaine/zelfisolatie moeten gaan, mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor

1. De lidstaten verbieden de binnenkomst in de Unie van de in bijlage II bis vermelde levensmiddelen en diervoeders. Lid 1 is van toepassing op levensmiddelen en diervoeders die

(18) Het advies van de EFSA rechtvaardigt niet dat specifieke voorwaarden of beperkingen worden opgelegd voor het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling — met