• No results found

Publicatieblad van de Europese Unie L 301. Wetgeving. Wetgevingshandelingen. Niet-wetgevingshandelingen. 58e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad van de Europese Unie L 301. Wetgeving. Wetgevingshandelingen. Niet-wetgevingshandelingen. 58e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

Richtlijn (EU) 2015/2060 van de Raad van 10 november 2015 tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van

rentebetaling ... 1

II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2061 van de Commissie van 4 november 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Oberlausitzer Biokarpfen (BGA)) ... 5

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2062 van de Commissie van 17 november 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof sisapronil betreft (1) ... 7

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2063 van de Commissie van 17 november 2015 betreffende het verlenen van onbeperkte rechtenvrije toegang tot de Unie voor 2016 voor bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde landbouw- producten ... 10

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2064 van de Commissie van 17 november 2015 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek wat betreft zonneglas bestemd om te worden verwerkt in het kader van de regeling „behandeling onder douanetoezicht” (1) ... 12 Uitgave

in de Nederlandse taal

Inhoud

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 301

Wetgeving

58e jaargang 18 november 2015

(2)

van het model voor de kennisgeving van opleidings- en certificeringsprogramma's van de lidstaten (1) ... 14

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrich- tingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen (1) ... 22

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompappa- ratuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikas- gassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaat- regelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat (1) ... 28

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2068 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van het format van etiketten voor producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten (1) ... 39

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2069 van de Commissie van 17 november 2015 tot goedkeuring van de basisstof natriumwaterstofcarbonaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (1) ... 42 Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2070 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit 45

BESLUITEN

Besluit (EU) 2015/2071 van de Raad van 10 november 2015 houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Unie het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie te bekrachtigen wat betreft de artikelen 1 tot en met 4 van het protocol ten aanzien van kwesties van justitiële samenwerking in strafzaken ... 47

(1) Voor de EER relevante tekst

(3)

I

(Wetgevingshandelingen)

RICHTLIJNEN

RICHTLIJN (EU) 2015/2060 VAN DE RAAD van 10 november 2015

tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Voortbouwend op de door de Europese Raad van 20 juni 2000 bereikte consensus dat relevante informatie voor belastingdoeleinden op een zo breed mogelijke basis moet worden uitgewisseld, passen de lidstaten sinds 1 juli 2005 Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (1) toe om ervoor te zorgen dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen die in een lidstaat worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun woonplaats in een andere lidstaat hebben, effectief kunnen worden belast overeenkomstig de wettelijke bepalingen van laatstgenoemde lidstaat, zodat een einde wordt gemaakt aan verstoringen in het kapitaalverkeer tussen de lidstaten, die onverenigbaar zijn met de interne markt.

(2) De uitdagingen die grensoverschrijdende belastingfraude en -ontduiking stellen, hebben een wereldwijde dimensie waarover zowel op mondiaal niveau als dat van de Unie grote bezorgdheid heerst. Niet-aangegeven en onbelaste inkomsten leiden tot een aanzienlijke derving van de nationale belastingopbrengsten. De Europese Raad van

(4)

(4) Op 9 december 2014 heeft de Raad zijn goedkeuring gegeven aan Richtlijn 2014/107/EU (1) tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU, waarmee de verplichte automatische inlichtingenuitwisseling werd uitgebreid tot een breder scala aan inkomsten in overeenstemming met de in juli 2014 door de OESO-Raad vastgestelde mondiale standaard, en een coherente, consistente en alomvattende Uniebrede aanpak werd gegarandeerd van de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in de interne markt.

(5) Het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/107/EU is over het algemeen breder dan dat van Richtlijn 2003/48/EG en wanneer beide samenvallen, heeft Richtlijn 2014/107/EU voorrang. Er zijn nog enkele restgevallen waarin alleen Richtlijn 2003/48/EG van toepassing zou zijn. Deze restgevallen zijn het gevolg van een enigszins verschillende aanpak in de twee richtlijnen en van verschillende specifieke vrijstellingen. In die beperkte gevallen zou de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG leiden tot dubbele rapportagenormen binnen de Unie. De beperkte voordelen van dergelijke dubbele rapportage zouden niet opwegen tegen de kosten.

(6) Op 21 maart 2014 heeft de Europese Raad de Raad verzocht erop toe te zien dat het relevante Unierecht volledig in de pas loopt met de nieuwe, door de OESO ontwikkelde mondiale standaard voor automatische inlichtingen­

uitwisseling. Daarnaast heeft de Raad bij de vaststelling van Richtlijn 2014/107/EU de Commissie verzocht een voorstel tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG in te dienen en de intrekking van die richtlijn af te stemmen op de datum van toepassing die is vastgelegd in Richtlijn 2014/107/EU, met inachtneming van de daarin vastgestelde afwijking voor Oostenrijk. Richtlijn 2003/48/EG moet dus één jaar langer van toepassing blijven op Oostenrijk.

Gelet op het door de Raad ingenomen standpunt is het noodzakelijk Richtlijn 2003/48/EG in te trekken om dubbele rapportageverplichtingen te vermijden en kosten te besparen voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers.

(7) Krachtens Richtlijn 2014/48/EU van de Raad (2) dienen de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan de richtlijn te voldoen. De lidstaten moeten deze bepalingen toepassen vanaf 1 januari 2017. Met de intrekking van Richtlijn 2003/48/EG wordt de omzetting van Richtlijn 2014/48/EU overbodig.

(8) Met het oog op de ononderbroken voortzetting van de automatische rapportage van informatie over financiële rekeningen dient de intrekking van Richtlijn 2003/48/EG in werking te treden op dezelfde datum als die waarop de maatregelen van Richtlijn 2014/107/EU van toepassing worden.

(9) Niettegenstaande de intrekking van Richtlijn 2003/48/EG moeten de gegevens die door uitbetalende instanties, marktdeelnemers en lidstaten zijn verzameld tot de datum van intrekking, worden verwerkt en doorgegeven zoals oorspronkelijk gepland en moeten de vóór die datum ontstane verplichtingen worden nagekomen.

(10) Met betrekking tot bronbelasting die is geheven in de overgangsperiode zoals bedoeld in Richtlijn 2003/48/EG, moeten de lidstaten, ter bescherming van de verworven rechten van uiteindelijk gerechtigden, deze belasting blijven verrekenen of terugbetalen zoals oorspronkelijk gepland en moeten zij uiteindelijk gerechtigden op verzoek een verklaring afgeven waarmee dezen heffing van bronbelasting kunnen voorkomen.

(11) Er moet rekening worden gehouden met het feit dat vanwege structurele verschillen bij Richtlijn 2014/107/EU aan Oostenrijk een afwijking is toegestaan, waardoor de toepassing van die richtlijn met een jaar kan worden verlengd, tot 1 januari 2017. Bij de vaststelling van Richtlijn 2014/107/EU heeft Oostenrijk echter aangekondigd dat het de afwijking niet volledig zal gebruiken. Het land zal namelijk al uiterlijk september 2017 deelnemen aan de inlichtingenuitwisseling, zij het voor een beperkt aantal rekeningen, terwijl het wel gebruik zal maken van de afwijking in andere gevallen. Er moet derhalve specifiek worden bepaald dat Oostenrijk en de daar gevestigde marktdeelnemers en uitbetalende instanties de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG blijven toepassen tijdens de afwijkingsperiode, behalve voor de rekeningen waarop Richtlijn 2014/107/EU van toepassing is.

(12) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsge­

gevens, en deze rechten worden door deze richtlijn in generlei wijze beperkt of opgeheven.

(1) Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1).

(2) Richtlijn 2014/48/EU van de Raad van 24 maart 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 111 van 15.4.2014, blz. 50).

(5)

(13) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de intrekking van Richtlijn 2003/48/EG tezamen met de tijdelijke uitzonderingen die noodzakelijk zijn om verworven rechten te beschermen en rekening te houden met de aan Oostenrijk toegestane afwijking bij Richtlijn 2014/107/EU, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(14) Richtlijn 2003/48/EG dient daarom te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Niettegenstaande de leden 2 en 3 wordt Richtlijn 2003/48/EG met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken.

2. Niettegenstaande lid 3 blijven de volgende verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2003/48/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG van de Raad (1) van toepassing:

a) de verplichtingen van de lidstaten en de daar gevestigde marktdeelnemers uit hoofde van artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2003/48/EG blijven van toepassing tot en met 5 oktober 2016 of totdat aan die verplichtingen is voldaan;

b) de verplichtingen van de uitbetalende instanties uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2003/48/EG en van de lidstaten van de uitbetalende instanties uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG blijven van toepassing tot en met 5 oktober 2016 of totdat aan die verplichtingen is voldaan;

c) de verplichtingen van de lidstaten waar uiteindelijk gerechtigden hun fiscale woonplaats hebben, uit hoofde van artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2003/48/EG blijven van toepassing tot en met 31 december 2016;

d) de verplichtingen van de lidstaten waar uiteindelijk gerechtigden hun fiscale woonplaats hebben, uit hoofde van artikel 14 van Richtlijn 2003/48/EG met betrekking tot de bronbelasting die in 2016 en voorgaande jaren is geheven, blijven van toepassing totdat aan die verplichtingen is voldaan.

3. Richtlijn 2003/48/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG, blijft tot en met 31 december 2016 van toepassing ten aanzien van Oostenrijk, met uitzondering van de volgende verplichtingen:

a) de verplichtingen van Oostenrijk en de onderliggende verplichtingen van de daar gevestigde uitbetalende instanties en marktdeelnemers uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2003/48/EG, die blijven gelden tot en met 30 juni 2017 of totdat aan die verplichtingen is voldaan;

b) de verplichtingen van Oostenrijk en de daar gevestigde marktdeelnemers uit hoofde van artikel 4, lid 2, tweede alinea van Richtlijn 2003/48/EG, die van toepassing blijven tot en met 30 juni 2017 of totdat aan die verplichtingen is voldaan;

(6)

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad De voorzitter P. GRAMEGNA

(7)

II

(Niet-wetgevingshandelingen)

VERORDENINGEN

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2061 VAN DE COMMISSIE van 4 november 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Oberlausitzer Biokarpfen (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Duitsland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Oberlausitzer Biokarpfen” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2) Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Oberlausitzer Biokarpfen” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Oberlausitzer Biokarpfen” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbena­

mingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.7. Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren, als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

(8)

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2015.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Phil HOGAN Lid van de Commissie

(9)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2062 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof sisapronil betreft (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen (MRL) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt in een verordening worden vastgesteld.

(2) In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3) Sisapronil is nog niet opgenomen in die tabel.

(4) Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's van sisapronil in runderen.

(5) EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de vaststelling aanbevolen van een MRL van sisapronil in spier, vetweefsel, lever en nieren van runderen voor zover de stof niet wordt gebruikt voor dieren die melk voor menselijke consumptie produceren.

(6) Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet EMA overwegen MRL's van een farmaco­

logisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor één of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7) EMA heeft geoordeeld dat de MRL van sisapronil in runderen moet worden geëxtrapoleerd naar geiten.

(10)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 17 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

(11)

BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werk­

zame stof Indicatorresidu Diersoorten MRL's Te onderzoeken weef­

sels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14,

lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) Therapeutische klassen

„Sisapronil Sisapronil Runderen, geiten 100 µg/kg

2 000 µg/kg 200 µg/kg 100 µg/kg

Spier Vetweefsel Lever Nieren

Niet voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren

Antiparasitaire middelen/Ge­

neesmiddelen tegen ectoparasie­

ten”

Publicatieblad van de Europese Unie NL

(12)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2063 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

betreffende het verlenen van onbeperkte rechtenvrije toegang tot de Unie voor 2016 voor bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde

landbouwproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (1), en met name artikel 16, lid 1, onder a), Gezien Besluit 2004/859/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over Protocol 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Protocol 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973 (3) (hierna „de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen” genoemd) en Protocol 3 bij de EER-overeenkomst (4) bevatten de handelsregelingen tussen de overeenkomstsluitende partijen voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten.

(2) In Protocol 3 bij de EER-overeenkomst is een nulrecht vastgelegd voor water met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, ingedeeld onder GN-code 2202 10 00, en andere alcoholvrije dranken, geen producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404 bevattend, ingedeeld onder GN-code 2202 90 10.

(3) Het nulrecht voor dat water en die andere dranken is voor Noorwegen tijdelijk en voor onbepaalde tijd geschorst bij de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over Protocol 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (5) (hierna „de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling”

genoemd), die is goedgekeurd bij Besluit 2004/859/EG. Op grond van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is de rechtenvrije invoer van goederen van de GN-codes 2202 10 00 en ex 2202 90 10 van oorsprong uit Noorwegen alleen toegestaan binnen de grenzen van een rechtenvrij contingent. Voor invoer die dit contingent overschrijdt, moeten invoerrechten worden betaald.

(4) Daarnaast moet ingevolge de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling de producten in kwestie onbeperkt rechtenvrij toegang tot de Unie worden verleend als het tariefcontingent op 31 oktober van het voorgaande jaar nog niet is uitgeput. Volgens gegevens die aan de Commissie zijn verstrekt, was het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1130/2014 (6) geopende jaarlijkse contingent voor 2015 voor het water en de dranken in kwestie niet uitgeput op 31 oktober 2015. Daarom moet de producten in kwestie van 1 januari tot en met 31 december 2016 onbeperkt rechtenvrij toegang tot de Unie worden verleend.

(5) Daarom wordt voor het jaar 2016 de tijdelijke schorsing van de vrijstellingsregeling overeenkomstig Protocol 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen niet toegepast.

(1) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(2) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 70.

(3) PB L 171 van 27.6.1973, blz. 2.

(4) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(5) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 72.

(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1130/2014 van de Commissie van 22 oktober 2014 tot opening, voor 2015, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Unie van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde landbouwproducten (PB L 305 van 24.10.2014, blz. 104).

(13)

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Van 1 januari tot en met 31 december 2016 wordt de goederen ingedeeld onder de GN-codes 2202 10 00 (water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd) en ex 2202 90 11, ex 2202 90 15 en ex 2202 90 19 (andere alcoholvrije dranken, suiker (sacharose of invertsuiker) bevattend — Taric-codes 11 en 19) van oorsprong uit Noorwegen, onbeperkt rechtenvrij toegang verleend tot de Unie.

2. Voor de in lid 1 bedoelde goederen gelden de oorsprongsregels die zijn opgenomen in Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

(14)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2064 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek wat betreft zonneglas bestemd om te worden verwerkt in

het kader van de regeling „behandeling onder douanetoezicht”

(Voor de EER relevante tekst) DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) voorziet in de mogelijkheid om bepaalde goederen te verwerken onder de regeling „behandeling onder douanetoezicht” zonder dat de economische voorwaarden worden onderzocht zoals bedoeld in artikel 133, onder e), van Verordening (EEG) nr. 2913/92. In dat geval worden de economische voorwaarden geacht te zijn vervuld overeenkomstig artikel 552 van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De goederen in kwestie vallen onder deel A van bijlage 76 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93.

(2) Volgnummer 11 van deel A van bijlage 76 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 ziet op bepaalde componenten, onderdelen, voorgemonteerde delen of materialen die kunnen worden verwerkt in informatietechnologiepro­

ducten.

(3) Zonneglas (solarglas) kan onder de regeling „behandeling onder douanetoezicht” worden verwerkt in zonnepanelen. Deze behandeling valt onder volgnummer 11 van deel A van bijlage 76 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93.

(4) Zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat bestemd is om onder de regeling „behandeling onder douanetoezicht” te worden geplaatst, zou, indien het voor het vrije verkeer werd aangegeven, onderworpen zijn aan een definitief antidumpingrecht overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014 van de Commissie (3) of aan een definitief compenserend recht overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 van de Commissie (4).

(5) De verwerking van zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China onder de regeling „behandeling onder douanetoezicht” kan de wezenlijke belangen van EU-producenten van zonneglas schaden. Daarom mag pas van de regeling „behandeling onder douanetoezicht” gebruik kunnen worden gemaakt nadat het Comité douane­

wetboek de economische voorwaarden heeft onderzocht overeenkomstig artikel 552, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 en heeft geconcludeerd dat deze voorwaarden zijn vervuld.

(6) Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douane­

wetboek,

(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(2) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 1).

(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van definitieve compenserende rechten op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 23).

(15)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel A van bijlage 76 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt de tekst van volgnummer 11 in kolom 1 vervangen door:

„Alle elektronische componenten, onderdelen, voorgemonteerde delen (met inbegrip van gedeeltelijk voorgemon­

teerde delen) of materialen (ook indien niet elektronisch) die van wezenlijk belang zijn voor de elektronische prestaties van het behandelde product, met uitzondering van zonneglas (solarglas) dat aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht of aan een voorlopig of definitief compenserend recht zou zijn onderworpen indien het voor het vrije verkeer werd aangegeven.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

(16)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2065 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van het model voor de kennisgeving van opleidings- en certificeringsprogramma's van de lidstaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (1), en met name artikel 10, lid 13, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het model voor de kennisgeving uit hoofde van artikel 10, lid 10, van Verordening (EU) nr. 517/2014 moet worden geharmoniseerd, waarbij de vereiste essentiële informatie moet worden aangegeven die nodig is voor waarmerking van certificaten of getuigschriften die voldoen aan de vastgestelde minimumeisen en voorwaarden voor wederzijdse erkenning.

(2) De Commissie heeft de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning geactualiseerd door middel van de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie (2) en Uitvoeringsver­

ordening (EU) 2015/2066 van de Commissie (3).

(3) Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 308/2008 van de Commissie (4) worden ingetrokken.

(4) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 24 van Verordening (EU) nr. 517/2014 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten moeten voor de in artikel 10, lid 10, van Verordening (EU) nr. 517/2014 bedoelde kennisgevingen de volgende formulieren gebruiken:

1. voor stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhang­

wagens het in bijlage I bij deze verordening vastgestelde kennisgevingsformulier;

2. voor stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten het in bijlage II bij deze verordening vastgestelde kennisgevingsformulier;

3. voor elektrische schakelinrichtingen het in bijlage III bij deze verordening vastgestelde kennisgevingsformulier;

(1) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195.

(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certifi­

cering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat (zie bladzijde 28 van dit Publica­

tieblad).

(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certifi­

cering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrich­

tingen (zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad).

(4) Verordening (EG) nr. 308/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van het model voor de kennisgeving van opleidings- en certificeringsprogramma's van de lidstaten (PB L 92 van 3.4.2008, blz. 28).

(17)

4. voor apparatuur die oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen bevat, het in bijlage IV bij deze verordening vastgestelde kennisgevingsformulier;

5. voor klimaatregelingssystemen in motorvoertuigen het in bijlage V bij deze verordening vastgestelde formulier.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 308/2008 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

(18)

BIJLAGE I

STATIONAIRE KOEL-, KLIMAATREGELINGS- EN WARMTEPOMPAPPARATUUR EN KOELEENHEDEN OP KOELWAGENS EN KOELAANHANGWAGENS

KENNISGEVING

INZAKE DE VASTSTELLING/AANPASSING DOOR DE LIDSTATEN VAN HUN OPLEIDINGS- EN CERTIFICE­

RINGSVOORSCHRIFTEN VOOR BEDRIJVEN EN NATUURLIJKE PERSONEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE ACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING (EU) Nr. 517/2014

BETREFFENDE GEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN ALGEMENE INFORMATIE

a) lidstaat

b) Kennisgevende autoriteit c) Datum van kennisgeving

Deel A — Natuurlijke personen

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor natuurlijke personen die betrokken zijn bij de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service, de buitendienststelling of de lekkagecontrole van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepomp­

apparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of bij de terugwinning van die gassen uit dergelijke apparatuur, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 4 en 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie (1) zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Categorie

(I, II, III en/of IV) Certificeringsinstantie voor natuurlijke personen (naam en contactgegevens)

[…]

Deel B — Bedrijven

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor bedrijven die betrokken zijn bij de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service of de buitendienststelling van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 6 en 10 van Verordening (EU) 2015/2067 zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Bedrijfscertificeringsinstantie (naam en contactgegevens)

[…]

(1) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certifi­

cering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat (PB L 301 van 18.11.2015, blz. 28).

(19)

BIJLAGE II

STATIONAIRE BRANDBEVEILIGINGSAPPARATUUR

KENNISGEVING

INZAKE DE VASTSTELLING/AANPASSING DOOR DE LIDSTATEN VAN HUN OPLEIDINGS- EN CERTIFICE­

RINGSVOORSCHRIFTEN VOOR BEDRIJVEN EN NATUURLIJKE PERSONEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE ACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING (EU) Nr. 517/2014

BETREFFENDE GEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN ALGEMENE INFORMATIE

a) lidstaat

b) Kennisgevende autoriteit c) Datum van kennisgeving

Deel A — Natuurlijke personen

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor natuurlijke personen die betrokken zijn bij de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service, de buitendienststelling of de lekkagecontrole van stationaire brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat of bij de terugwinning van die gassen uit stationaire brandbeveiligingsapparatuur, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 5 en 13 van Verordening (EG) nr. 304/2008 van de Commissie (1) zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Certificeringsinstantie voor natuurlijke personen (naam en contactgegevens)

[…]

Deel B — Bedrijven

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor bedrijven die betrokken zijn bij de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service of de buitendienststelling van stationaire brandbeveiligingsapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 8 en 13 van Verordening (EG) nr. 304/2008 zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Bedrijfscertificeringsinstantie (naam en contactgegevens)

[…]

(20)

BIJLAGE III

ELEKTRISCHE SCHAKELINRICHTINGEN

KENNISGEVING

INZAKE DE VASTSTELLING/AANPASSING DOOR DE LIDSTATEN VAN HUN OPLEIDINGS- EN CERTIFICE­

RINGSVOORSCHRIFTEN VOOR NATUURLIJKE PERSONEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE ACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING (EU) Nr. 517/2014 BETREFFENDE

GEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN ALGEMENE INFORMATIE

a) lidstaat

b) Kennisgevende autoriteit c) Datum van kennisgeving

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor natuurlijke personen die betrokken zijn bij de installatie, de reparatie, het onderhoud, de service of de buitendienststelling van elektrische schakelinrichtingen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, of bij de terugwinning van die gassen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 3 en 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie (1) zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Certificeringsinstantie voor natuurlijke personen (naam en contactgegevens)

[…]

(1) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certifi­

cering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrich­

tingen (PB L 301 van 18.11.2015, blz. 22).

(21)

BIJLAGE IV

APPARATUUR DIE OPLOSMIDDELEN OP BASIS VAN GEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN BEVAT

KENNISGEVING

INZAKE DE VASTSTELLING/AANPASSING DOOR DE LIDSTATEN VAN HUN OPLEIDINGS- EN CERTIFICE­

RINGSVOORSCHRIFTEN VOOR NATUURLIJKE PERSONEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE ACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING (EU) Nr. 517/2014 BETREFFENDE

GEFLUOREERDE BROEIKASGASSEN ALGEMENE INFORMATIE

a) lidstaat

b) Kennisgevende autoriteit c) Datum van kennisgeving

(Het) (De) volgende certificeringssyste(e)m(en) voor natuurlijke personen die betrokken zijn bij de terugwinning van oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in de artikelen 3 en 7 van Verordening (EG) nr. 306/2008 van de Commissie (1) zijn vastgesteld.

Titel van het certificaat Certificeringsinstantie voor natuurlijke personen (naam en contactgegevens)

[…]

(22)

BIJLAGE V

KLIMAATREGELINGSSYSTEMEN IN MOTORVOERTUIGEN

KENNISGEVING

INZAKE DE VASTSTELLING/AANPASSING DOOR DE LIDSTATEN VAN HUN OPLEIDINGS- EN KWALIFICA­

TIEVOORSCHRIFTEN VOOR NATUURLIJKE PERSONEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE ACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING (EU) Nr. 517/2014 BETREFFENDE GEFLUOREERDE

BROEIKASGASSEN ALGEMENE INFORMATIE

a) lidstaat

b) Kennisgevende autoriteit c) Datum van kennisgeving

(Het) (De) volgende opleidingsprogramma('s) voor natuurlijke personen die betrokken zijn bij de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen uit klimaatregelingssystemen in motorvoertuigen, voldoe(t)(n) aan de minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning die in artikel 2, lid 1, en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 307/2008 van de Commissie (1) zijn vastgesteld.

Titel van het getuig­

schrift Attesteringsinstantie voor natuurlijke personen (naam en contactgegevens)

[…]

(1) Verordening (EG) nr. 307/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma's en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsgetuigschriften voor personeel op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen (PB L 92 van 3.4.2008, blz. 25).

(23)

BIJLAGE VI Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 308/2008 De onderhavige verordening

Artikel 1 Artikel 1

— Artikel 2

Artikel 2 Artikel 3

Bijlage I Bijlage I

Bijlage II Bijlage II

Bijlage III Bijlage III

Bijlage IV Bijlage IV

Bijlage V Bijlage V

— Bijlage VI

(24)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2066 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde

broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (1), en met name artikel 10, lid 12, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EU) nr. 517/2014 bevat verplichtingen met betrekking tot de certificering van natuurlijke personen betreffende elektrische schakelinrichtingen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten. Hun certificering geldt voor het installeren, servicen, onderhouden, repareren, het buiten dienst stellen, en voor het terugwinnen. Verordening (EU) nr. 517/2014 bevat ook eisen met betrekking tot de inhoud van de certificeringsprogramma's die informatie bevatten over relevante technologieën voor het vervangen of het verminderen van het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen en het veilig omgaan ermee.

(2) Daarom is het voor de toepassing van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 517/2014 nodig de minimumeisen te actualiseren wat betreft het toepassingsgebied van de activiteiten evenals de te bestrijken kennis en vaardigheden, ter nadere regeling van de certificering en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning.

(3) Teneinde rekening te houden met de bestaande kwalificatie- en certificeringsregelingen, in het bijzonder diegene die zijn vastgesteld op grond van de inmiddels ingetrokken Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2), en met de in Verordening (EG) nr. 305/2008 van de Commissie (3) vastgestelde eisen, moeten die eisen voor zover mogelijk in deze verordening worden opgenomen.

(4) Verordening (EG) nr. 305/2008 moet daarom worden ingetrokken.

(5) Opdat de lidstaten de tijd hebben om hun certificeringsprogramma's dusdanig aan te passen dat ze activiteiten bestrijken met betrekking tot de installatie, de service, het onderhoud, de reparatie en de buitendienststelling van elektrische schakelinrichtingen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, evenals de terugwinning uit andere schakelinrichtingen dan de in Verordening (EG) nr. 305/2008 bedoelde hoogspanningsschakelaars, is het aangewezen dat de vereiste te beschikken over een certificaat overeenkomstig de onderhavige verordening van toepassing wordt vanaf 1 juli 2017 op activiteiten met betrekking tot de installatie, de service, het onderhoud, de reparatie en de buitendienststelling van elektrische schakelinrichtingen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 24 van Verordening (EU) nr. 517/2014 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt minimumeisen vast voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen, of (1) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195.

(2) Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1).

(3) Verordening (EG) nr. 305/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen uit hoogspanningsschakelaars (PB L 92 van 3.4.2008, blz. 17).

(25)

gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen, evenals de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van in overeenstemming met die eisen afgegeven certificaten.

Artikel 2

Certificering van natuurlijke personen

1. Natuurlijke personen die de in artikel 1 bedoelde activiteiten uitvoeren, dienen houder te zijn van een certificaat als bedoeld in artikel 3.

2. Natuurlijke personen die een van de in artikel 1 bedoelde activiteiten verrichten zijn niet onderworpen aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde vereiste, mits zij:

a) zijn ingeschreven voor een opleidingscursus voor het behalen van een certificaat voor de betrokken activiteit, en b) de activiteit verrichten onder toezicht van een persoon die houder is van een certificaat voor die activiteit en die de

volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de activiteit.

De onder a) vastgestelde afwijking blijft van toepassing voor de duur van de perioden waarin de in artikel 1 bedoelde activiteiten worden uitgevoerd, voor een totale duur van ten hoogste twaalf maanden.

3. Deze verordening geldt niet voor de fabricage en reparatie van elektrische schakelinrichtingen op de vestigingen van de fabrikant.

Artikel 3

Afgifte van certificaten aan natuurlijke personen

1. Een certificeringsinstantie als bedoeld in artikel 4 geeft een certificaat af aan natuurlijke personen die geslaagd zijn voor een door een evalueringsinstantie als bedoeld in artikel 5 georganiseerd theoretisch en praktisch examen over de in bijlage I vastgestelde minimumvaardigheden en -kennis.

2. Het certificaat bevat ten minste de volgende gegevens:

a) de naam van de certificeringsinstantie, de volledige naam van de houder, een certificaatnummer en de eventuele vervaldatum;

b) de activiteiten die de houder van het certificaat mag verrichten;

c) de afgiftedatum en de handtekening van de afgever.

3. Houders van ingevolge Verordening (EG) nr. 305/2008 afgegeven certificaten worden gekwalificeerd geacht om alle in artikel 1 bedoelde activiteiten te verrichten en een in artikel 4 bedoelde certificeringsinstantie mag aan de houder van deze kwalificatie een certificaat afgeven zonder nieuw examen.

Artikel 4 Certificeringsinstantie

(26)

Artikel 5

Evalueringsinstantie

1. Een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat of een andere daartoe gerechtigde instantie aangewezen evalue­

ringsinstantie organiseert examens voor de in artikel 1 bedoelde natuurlijke personen. Certificeringsinstanties als bedoeld in artikel 4 komen eveneens in aanmerking als evalueringsinstantie.

De evalueringsinstantie voert op onpartijdige wijze haar activiteiten uit.

2. Examens worden op zodanige wijze gepland en gestructureerd dat de in bijlage I vastgestelde minimumvaar­

digheden en -kennis worden getoetst.

3. De evalueringsinstantie keurt rapportageprocedures goed en houdt een register bij waarmee de individuele en algemene resultaten van de evaluering kunnen worden gedocumenteerd.

4. De evalueringsinstantie zorgt ervoor dat de voor een test aangewezen examinatoren goed op de hoogte zijn van de relevante examenmethoden en examendocumenten en de nodige competentie bezitten op het gebied waarin moet worden geëxamineerd. De evalueringsinstantie zorgt er eveneens voor dat de nodige apparatuur, instrumenten en materialen beschikbaar zijn voor de praktische tests.

Artikel 6

Kennisgeving

1. De lidstaten stellen de Commissie, onder gebruikmaking van het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2065 van de Commissie (1) vastgestelde model, uiterlijk op 1 januari 2017 in kennis van de namen en contactgegevens van de onder artikel 4 vallende certificeringsinstanties voor natuurlijke personen en van de titels van de certificaten voor natuurlijke personen die voldoen aan de eisen van artikel 3.

2. De lidstaten actualiseren de op grond van lid 1 overgelegde kennisgeving met alle relevante nieuwe informatie, en doen deze onverwijld aan de Commissie toekomen.

Artikel 7

Voorwaarden voor wederzijdse erkenning

1. De wederzijdse erkenning van in andere lidstaten afgegeven certificaten geldt voor certificaten afgegeven in overeenstemming met artikel 3.

2. De lidstaten mogen houders van een in een andere lidstaat afgegeven certificaat om een vertaling vragen van dat certificaat in een andere officiële taal van de Unie.

Artikel 8

Intrekking Verordening (EG) nr. 305/2008 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening (EG) nr. 305/2008 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2, lid 1, is echter vanaf 1 juli 2017 van toepassing op natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren en buiten dienst stellen, of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit andere stationaire elektrische schakelinrichtingen dan de in Verordening (EG) nr. 305/2008 bedoelde hoogspanningsschakelaars.

(1) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2065 van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van het model voor de kennisgeving van opleidings- en certificeringsprogramma's van de lidstaten (zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad).

(27)

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

(28)

BIJLAGE I

Minimumeisen ten aanzien van de vaardigheden en kennis die de evalueringsinstanties moeten testen

Het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 2, bedoelde examen omvat:

a) een theoretische test — in de kolom „Soort test” aangegeven met (T) — met een of meer vragen om de vaardigheid of kennis in kwestie te testen;

b) een praktische test — in de kolom „Soort test” aangegeven met (P) — waarbij de aanvrager de overeenkomstige taak verricht met de relevante materialen, instrumenten en apparatuur.

Nr. Minimumvaardigheden en -kennis Soort

test 1 Basiskennis hebben van de relevante milieuproblematiek (klimaatverandering, aardopwarmingsver­

mogen), van de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 517/2014 en van de relevante uit­

voeringshandelingen

T

2 Kennis hebben van de fysieke, chemische en milieukenmerken van SF6 T 3 Kennis hebben van het gebruik van SF6 in elektrische installaties (isolatie, het doven van de licht­

boog)

T

4 Kennis hebben van de kwaliteit van SF6 volgens de betrokken industriële normen T

5 Het ontwerp van elektrische installaties begrijpen T

6 De kwaliteit van SF6 kunnen controleren P

7 SF6 en mengsels met SF6 kunnen terugwinnen en SF6 kunnen zuiveren P

8 Kennis hebben van de opslag en het vervoer van SF6 T

9 Apparatuur voor het terugwinnen van SF6 kunnen bedienen P

10 Zo nodig gasdichte boorsystemen kunnen bedienen P

11 Kennis hebben van het hergebruik van SF6 en van verschillende categorieën hergebruik T

12 Aan open SF6-compartimenten kunnen werken P

13 Weten hoe bijproducten van SF6 worden geneutraliseerd T

14 Kennis hebben van het toezicht op SF6 en van de betrokken verplichtingen op het gebied van het vastleggen van gegevens op grond van nationale of EU-wetgeving of internationale overeenkom­

sten

T

15 Kennis hebben van lekkagevermindering en lekkagecontroles T

16 Basiskennis hebben van relevante technologieën voor het vervangen of het verminderen van het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen en het veilig omgaan ermee

T

(29)

BIJLAGE II Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 305/2008 Deze verordening

Artikel 1 Artikel 1

Artikel 2 —

Artikel 3 Artikel 2

Artikel 4 Artikel 3

Artikel 5 Artikel 4

Artikel 6 Artikel 5

Artikel 7 Artikel 6

Artikel 8 Artikel 7

— Artikel 8

Artikel 9 Artikel 9

Bijlage Bijlage I

— Bijlage II

(30)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2067 VAN DE COMMISSIE van 17 november 2015

tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en

warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (1), en met name artikel 10, lid 12, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EU) nr. 517/2014 bevat verplichtingen met betrekking tot de certificering van bedrijven en natuurlijke personen. In tegenstelling tot Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) omvat de apparatuur waarvoor zij geldt, ten aanzien van de certificering van natuurlijke personen, ook koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens. Verordening (EU) nr. 517/2014 bevat ook eisen met betrekking tot de inhoud van de certificeringsprogramma's die informatie bevatten over relevante technologieën voor het vervangen of het verminderen van het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen en het veilig omgaan ermee.

(2) Daarom is het voor de toepassing van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 517/2014 nodig de minimumeisen te actualiseren wat betreft het toepassingsgebied van de activiteiten evenals de te bestrijken kennis en vaardigheden, ter nadere regeling van de certificering en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning.

(3) Teneinde rekening te houden met de bestaande kwalificatie- en certificeringsregelingen, in het bijzonder diegene die zijn vastgesteld op grond van de inmiddels ingetrokken Verordening (EG) nr. 842/2006, en met de in Verordening (EG) nr. 303/2008 van de Commissie (3) vastgestelde eisen, moeten die eisen voor zover mogelijk in deze verordening worden opgenomen.

(4) Verordening (EG) nr. 303/2008 moet daarom worden ingetrokken.

(5) Opdat de lidstaten de tijd hebben om hun certificeringsprogramma's voor natuurlijke personen dusdanig aan te passen dat deze activiteiten bestrijken met betrekking tot koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens, is het aangewezen dat de vereiste te beschikken over een certificaat overeenkomstig deze verordening van toepassing wordt vanaf 1 juli 2017 op activiteiten met betrekking tot koeleenheden op koelwagens en koelaan­

hangwagens.

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 24 van Verordening (EU) nr. 517/2014 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden minimumeisen vastgesteld voor de certificering van natuurlijke personen die de in artikel 2, lid 1, bedoelde activiteiten uitvoeren met betrekking tot koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens, en (1) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195.

(2) Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1).

(3) Verordening (EG) nr. 303/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot instelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van bedrijven en personeel betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (PB L 92 van 3.4.2008, blz. 3).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden). Laatste

1. De lidstaten verbieden de binnenkomst in de Unie van de in bijlage II bis vermelde levensmiddelen en diervoeders. Lid 1 is van toepassing op levensmiddelen en diervoeders die

lidstaten. Wederpartijen voor deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden door middel van snelle tenders of bilaterale transacties hoeven niet te voldoen aan de

(18) Het advies van de EFSA rechtvaardigt niet dat specifieke voorwaarden of beperkingen worden opgelegd voor het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling — met

b) de tweede partij, een vereniging van burgers die zich zorgen maken over de werking van Sloveense instellingen, is van mening dat de in het besluit van

2) Voor de in lid 1 vermelde goederen die door de KCKK-divisie van Joint Stock Company United Chemical Company Uralchem in Kirovo-Chepetsk worden vervaardigd, geldt

a) Indien de houder de rechten van de vergunning wil uitoefenen in een lidstaat waarvoor de bevoegde autoriteit niet de instantie is die de vergunning heeft