• No results found

Publicatieblad L 202. van de Europese Unie. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 56e jaargang 27 juli Uitgave in de Nederlandse taal.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad L 202. van de Europese Unie. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 56e jaargang 27 juli Uitgave in de Nederlandse taal."

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa . . . . 1

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië inzake de versoepeling van de afgifte van visa . . . . 1

VERORDENINGEN

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 721/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 405/2011 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India . . . . 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 722/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur . . . . 6

Verordening (EU) nr. 723/2013 van de Commissie van 26 juli 2013 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) in bepaalde vlees- en visproducten met een laag vetgehalte ( 1 ) . . . . 8

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.

ISSN 1977-0758

L 202

56e jaargang 27 juli 2013

Wetgeving

( 1 ) Voor de EER relevante tekst

(Vervolg z.o.z.)

Publicatieblad

van de Europese Unie

NL

Uitgave

in de Nederlandse taal

Inhoud

Prijs: 3 EUR

(2)

Verordening (EU) nr. 724/2013 van de Commissie van 26 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 231/2012 wat betreft de specificaties van een aantal polyolen ( 1 ) . . . . 11

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2013 van de Commissie van 26 juli 2013 tot verlening van een vergunning voor ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor herkauwers, honden en katten (vergunninghouder BASF SE) ( 1 ) . . . . 17

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 726/2013 van de Commissie van 26 juli 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit . . . . 20

BESLUITEN

2013/399/GBVB:

Besluit EUTM Mali/1/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 19 juli 2013 houdende benoeming van een EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) . . . . 22

2013/400/GBVB:

Besluit EUCAP NESTOR/3/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 juli 2013 betref­

fende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) . . . . 23

2013/401/GBVB:

Besluit EUCAP SAHEL Niger/1/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 juli 2013 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP SAHEL Niger) . . . . 24

2013/402/EU:

Besluit van de Commissie van 16 april 2013 betreffende steunmaatregel SA.20112 (C 35/2006) die Zweden ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van Konsum Jämtland ekonomisk förening (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 1913) ( 1 ) . . . . 25

NL

Inhoud (vervolg)

( 1 ) Voor de EER relevante tekst (Vervolg bladzijde 3 van de omslag)

(3)

II

(Niet-wetgevingshandelingen)

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne

inzake de versoepeling van de afgifte van visa

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa is op 1 juli 2013 in werking getreden, aangezien de in artikel 2 van de overeenkomst bedoelde procedure op 13 mei 2013 is voltooid.

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de

Republiek Moldavië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië inzake de versoepeling van de afgifte van visa is op 1 juli 2013 in werking getreden, aangezien de in artikel 2 van de overeenkomst bedoelde procedure op 14 mei 2013 is voltooid.

(4)

VERORDENINGEN

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 721/2013 VAN DE RAAD van 22 juli 2013

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 405/2011 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde

roestvrijstalen staven van oorsprong uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn ( 1 ) („de basisverordening”), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1. PROCEDURE

1.1. Vorig onderzoek en bestaande compenserende maatregelen

(1) In april 2011 stelde de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 405/2011 ( 2 ) („de definitieve verordening”) een definitief compenserend recht in op bepaalde roestvrijs­

talen staven, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89, van oorsprong uit India.

Het onderzoek dat tot vaststelling van de definitieve ver­

ordening heeft geleid, wordt hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

(2) Voor met naam genoemde exporteurs bestonden de de­

finitieve maatregelen uit compenserende rechten van 3,3 tot 4,3 % ad valorem, terwijl voor de niet in de steek­

proef opgenomen medewerkende ondernemingen een recht van 4,0 % en voor alle andere ondernemingen in India een residueel recht van 4,3 % werd ingesteld.

1.2. Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(3) Een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onder­

zoek is ingediend door Viraj Profiles Vpl. Ltd, een pro­

ducent-exporteur uit India („de indiener van het ver­

zoek”). Het verzoek was beperkt tot een onderzoek naar subsidiëring wat de indiener van het verzoek betreft.

De indiener van het verzoek heeft voorlopig bewijsmate­

riaal verstrekt waaruit blijkt dat de omstandigheden met betrekking tot subsidiëring op grond waarvan maatrege­

len werden ingesteld, aanzienlijk zijn gewijzigd en dat deze wijziging van blijvende aard is.

(4) Daar de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen, kondigde zij op 9 augustus 2012 met een bericht in het Publicatie­

blad van de Europese Unie ( 3 ) („bericht van opening”) aan op grond van artikel 19 van de basisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te zullen openen dat beperkt zou blijven tot een onderzoek naar subsidië­

ring van de indiener van het verzoek.

1.3. Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(5) Het nieuwe subsidieonderzoek had betrekking op de pe­

riode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

1.4. Bij het onderzoek betrokken partijen

(6) De Commissie stelde de indiener van het verzoek, de Indiase overheid en EUROFER als de vertegenwoordiger van de bedrijfstak van de Unie in het oorspronkelijke onderzoek („de bedrijfstak van de Unie”) officieel in ken­

nis van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(7) Waar nodig werd rekening gehouden met de schriftelijke en mondelinge opmerkingen die de partijen bij opening van het onderzoek hebben ingediend.

(8) Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onder­

zoek nodig achtte, heeft de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toegezonden. Daarnaast werd een vragenlijst naar de Indiase overheid gestuurd.

L 202/2 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

( 1 ) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

( 2 ) PB L 108 van 28.4.2011, blz. 3. ( 3 ) PB C 239 van 9.8.2012, blz. 2.

(5)

(9) Op de vragenlijst zijn antwoorden van de indiener van het verzoek en van de Indiase overheid ontvangen.

(10) De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en ge­

controleerd die zij voor de bepaling van de hoogte van de subsidiëring nodig achtte. Er zijn controlebezoeken uitgevoerd in de gebouwen van de indiener van het ver­

zoek.

2. BETROKKEN PRODUCT

(11) De definitie van het betrokken product is dezelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk enkel door koud bewerken of koud nabewerken verkregen roestvrijstalen staven, met uitzondering van staven met een cirkelvor­

mige dwarsdoorsnede met een diameter van 80 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89, van oorsprong uit India.

3. SUBSIDIËRING 3.1. Inleiding

(12) Op basis van de door de Indiase overheid en de andere belanghebbenden verstrekte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen onderzocht, die door de indiener van het ver­

zoek zouden zijn gebruikt:

a) Export Promotion Capital Goods Scheme (EPCGS, re­

geling kapitaalgoederen voor exportbevordering), b) Export Oriented Units Scheme (EOUS, regeling ex­

portgerichte bedrijven),

c) Export Credit Scheme (ECS, regeling exportkredieten).

(13) De regelingen a) en b) zijn gebaseerd op de Foreign Trade (Development and Regulation) Act 1992 (nr. 22 van 1992), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden.

Deze wet geeft de Indiase overheid het recht mededelin­

gen te doen in verband met het in- en uitvoerbeleid.

Deze mededelingen worden samengevat in een document over het buitenlandse handelsbeleid, dat om de vijf jaar door het ministerie van Handel wordt uitgegeven en re­

gelmatig wordt bijgewerkt. Het document over het bui­

tenlandse handelsbeleid met betrekking tot de periode 2009-2014 („FTP 09-14”) is relevant voor het TNO. Bo­

vendien heeft de Indiase overheid de procedures voor FTP 09-14 vastgesteld in een Handbook of Procedures, Vo­

lume I („HOP I 09-14”). Dit procedurehandboek wordt regelmatig bijgewerkt.

(14) De onder c) genoemde ECS is gebaseerd op de artikelen 21 en 35A van de Banking Regulation Act (bankwet) van 1949, die de Reserve Bank of India machtigt handels­

banken instructies te geven op het gebied van export­

kredieten.

(15) Naar aanleiding van de bewering van de bedrijfstak van de Unie heeft de Commissie voorts onderzocht of de indiener van het verzoek:

a) heeft geprofiteerd van de Electricity Duty Exemption Scheme (EDES, regeling vrijstelling elektriciteitshef­

fing),

b) gebruik heeft gemaakt van lokale subsidieprogram­

ma’s van de deelstaat Maharashtra,

c) heeft geprofiteerd van de verstrekking van inputs voor een ontoereikende prijs,

d) heeft geprofiteerd van stimuleringsmaatregelen die be­

trekking hebben op elektriciteitsproductie en -distribu­

tie,

e) heeft geprofiteerd van de aankoop van goedkope grondstoffen bij verbonden offshoreondernemingen.

(16) Ten slotte heeft de Commissie gecontroleerd of de indie­

ner van het verzoek nog steeds geen gebruikmaakt van de volgende regelingen die tijdens het oorspronkelijke onderzoek zijn onderzocht:

a) Duty Entitlement Passbook Scheme (DEPBS, krediet­

regeling voor invoerrechten), en

b) Advance Authorization Scheme (AAS, regeling voor­

afgaande toestemming).

3.2. Bevindingen

3.2.1. Regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering (17) Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het

verzoek in het TNO gebruik heeft gemaakt van deze regeling. Het aldus verkregen voordeel bleek met 0,02 % evenwel verwaarloosbaar te zijn. Daarom werd het niet nodig geacht verder te evalueren of deze regeling aan­

leiding tot compenserende maatregelen kon geven.

3.2.2. Regeling exportgerichte bedrijven

(18) De indiener van het verzoek bleek de status van export­

gericht bedrijf te hebben en in het TNO in het kader van deze EOU-regeling subsidies te hebben ontvangen.

(19) Met betrekking tot deze regeling stelde de onderneming dat de Commissie voor de berekening van het uit hoofde van deze regeling verkregen voordeel zou moeten afstap­

pen van de bij het oorspronkelijke onderzoek gehan­

teerde methode. De onderneming voerde aan dat be­

paalde EOUS-voordelen moeten worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs in de zin van de bijlagen II en III bij de basisverordening en daarom geen aanleiding tot compenserende maatregelen geven.

(20) Aangezien echter werd vastgesteld dat het subsidieper­

centage ten aanzien van deze regeling ongeacht de be­

rekeningsmethode niet meer dan 0,22 % bedraagt, waar­

bij de totale subsidiemarge onder de de-minimisdrempel ligt, werd besloten om in het nieuwe onderzoek dit argu­

ment niet verder te analyseren.

3.2.3. Regeling exportkredieten

(21) De indiener van het verzoek bleek in het TNO geen gebruik te hebben gemaakt van deze regeling.

3.2.4. Regeling vrijstelling elektriciteitsheffing

(22) Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek in het TNO gebruik heeft gemaakt van deze

(6)

regeling. Het aldus verkregen voordeel bleek evenwel ver­

waarloosbaar te zijn. Daarom werd het niet nodig geacht verder te evalueren of deze regeling aanleiding tot com­

penserende maatregelen kon geven.

3.2.5. Lokale subsidieprogramma’s van de deelstaat Maha­

rashtra

(23) De indiener van het verzoek bleek in het TNO geen gebruik te hebben gemaakt van deze regeling.

3.2.6. Overige

(24) Bij het onderzoek zijn in verband met de aankoop van grondstoffen en energie geen andere voordelen in het TNO voor de indiener van het verzoek aan het licht gekomen die een financiële bijdrage van de Indiase over­

heid inhouden en derhalve kunnen worden beschouwd als subsidies in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. De in over­

weging 15, onder c) tot en met e), vermelde beweringen van de bedrijfstak van de Unie blijken derhalve niet rele­

vant in het kader van dit onderzoek.

4. HOOGTE VAN DE TOT COMPENSERENDE MAAT­

REGELEN AANLEIDING GEVENDE SUBSIDIES (25) Er wordt aan herinnerd dat het bedrag van de tot com­

penserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de indiener van het verzoek in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld op 4,3 % ad valorem.

(26) In het TNO werd het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de indie­

ner van het verzoek uit hoofde van slechts één subsidie­

regeling vastgesteld op 0,22 % ad valorem.

(27) Rekening houdend met het bovenstaande wordt gecon­

cludeerd dat de hoogte van de subsidiëring ten aanzien van de betrokken producent-exporteur, die het verzoek heeft ingediend, is afgenomen.

(28) Ook werd onderzocht of de gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de onderzochte regelingen als van blijvende aard konden worden beschouwd.

(29) Zoals reeds vermeld, kwamen de bevindingen met be­

trekking tot de EPCGS in dit tussentijdse nieuwe onder­

zoek overeen met de bevindingen van het oorspronke­

lijke onderzoek, waarin de subsidie in het kader van deze regeling verwaarloosbaar bleek.

(30) Hoewel het belangrijkste voordeel voor de indiener van het verzoek in het oorspronkelijke onderzoek werd ver­

leend in het kader van de EOUS, is dit voordeel in het TNO verminderd. Uit bewijsmateriaal is gebleken dat deze wijziging van blijvende aard is, aangezien zij ver­

band houdt met de verlaging van de douanetarieven op roestvrijstaalschroot en ferronikkel, twee belangrijke grondstoffen die de indiener van het verzoek voor de productie van het betrokken product gebruikt.

5. COMPENSERENDE MAATREGELEN

(31) Het bovenstaande lijkt erop te wijzen dat de indiener van het verzoek in de toekomst verder subsidies zal ontvan­

gen voor een bedrag onder de de-minimisdrempel.

Daarom en in het licht van de huidige hoogte van de subsidiëring wordt het passend geacht het voor de indie­

ner van het verzoek geldende compenserende recht te wijzigen. Dit recht wordt voor de indiener van het ver­

zoek vastgesteld op 0 %.

(32) Met betrekking tot het huidige recht op het betrokken product voor de in de bijlage bij de definitieve verorde­

ning opgenomen producenten-exporteurs wordt opge­

merkt dat de huidige uitvoeringsvoorschriften van de onderzochte regelingen en de aanleiding die zij geven tot compenserende maatregelen, sinds het vorige onder­

zoek niet zijn veranderd. Er is derhalve geen reden om de subsidies en rechten voor deze ondernemingen te her­

berekenen. Voor de ondernemingen die in de bijlage bij de definitieve verordening zijn opgenomen, blijven de rechten bijgevolg ongewijzigd.

(33) Verder wordt opgemerkt dat het recht voor alle andere ondernemingen in het oorspronkelijke onderzoek is vast­

gesteld op het niveau van de hoogste individuele subsi­

diemarge voor de in de steekproef opgenomen onder­

nemingen. Deze subsidiemarge was die van de indiener van het verzoek. Aangezien de marge van de indiener van het verzoek is gewijzigd na dit tussentijdse nieuwe onderzoek, moet het recht voor alle andere ondernemin­

gen worden herzien en moet dit recht worden vastgesteld op de op één na hoogste subsidiemarge. Aangezien het op één na hoogste recht het recht is dat geldt voor de in de bijlage opgenomen ondernemingen, wordt het recht voor alle andere ondernemingen vastgesteld op dit ni­

veau, dat wil zeggen op 4 %.

6. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN (34) De Indiase overheid en de andere belanghebbenden wer­

den in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en over­

wegingen op basis waarvan zou worden voorgesteld het voor de indiener van het verzoek geldende recht te wij­

zigen.

(35) Met de schriftelijke en mondelinge opmerkingen van de partijen werd, waar nodig, rekening gehouden.

(36) Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 405/2011 wordt vervangen door:

„2. Het definitieve compenserende recht, dat van toepas­

sing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen is geproduceerd, is als volgt:

Onderneming Recht (%) Aanvullende Taric-code Chandan Steel Ltd, Mumbai 3,4 B002

L 202/4 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(7)

Onderneming Recht (%) Aanvullende Taric-code Venus Wire Industries Pvt. Ltd, Mum­

bai;

Precision Metals, Mumbai;

Hindustan Inox Ltd, Mumbai;

Sieves Manufacturer India Pvt. Ltd, Mumbai

3,3 B003

Viraj Profiles Vpl. Ltd, Thane 0 B004

Onderneming Recht (%) Aanvullende Taric-code In de bijlage opgenomen ondernemin­

gen 4,0 B005

Alle andere ondernemingen 4,0 B999”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad De voorzitter

C. ASHTON

(8)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 722/2013 VAN DE COMMISSIE van 25 juli 2013

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 1 ), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Om de uniforme toepassing te waarborgen van de ge­

combineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2) Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde no­

menclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepas­

sing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeel­

telijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecom­

bineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3) Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4) Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomencla­

tuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden ge­

bruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 2 ).

(5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in over­

eenstemming met het advies van het Comité douanewet­

boek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr.

2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige ver­

ordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA Lid van de Commissie

L 202/6 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

( 1 ) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. ( 2 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(9)

BIJLAGE

Omschrijving Indeling

(GN-code) Motivering (1) (2) (3) Een wiel met een diameter van ongeveer 20 cm

en een breedte van ongeveer 5 cm, bestaande uit een velg van kunststof en een massieve band van kunststof.

De velg heeft een gat in het midden en een kogellager gemaakt van koolstofstaal.

Het wiel kan onder diverse artikelen worden gemonteerd, zoals invalidenwagens, loophulpen (rollators) en bedden voor klinisch gebruik.

(*) Zie afbeelding

3926 90 97 De indeling is vastgesteld op basis van de alge­

mene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de be­

woordingen van de GN-codes 3926, 3926 90 en 3926 90 97.

Het voorgenomen voornaamste gebruik van het wiel is niet inherent aan zijn objectieve kenmer­

ken, omdat het net zo geschikt is voor goede­

ren van bijvoorbeeld post 8713 (invaliden­

wagens), post 9021 (loophulpen (rollators)) en post 9402 (bedden voor klinisch gebruik). In­

deling als een deel van een specifiek artikel is daarom uitgesloten.

Het wiel is een samengesteld goed bestaande uit verschillende materialen (kunststof en koolstof­

staal). Het wiel ontleent zijn wezenlijk karakter aan de velg van kunststof omdat deze het meest bijdraagt aan de structuur van het wiel.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld on­

der GN-code 3926 90 97 als andere artikelen van kunststof.

(*) De afbeelding is louter ter informatie.

(10)

VERORDENING (EU) Nr. 723/2013 VAN DE COMMISSIE van 26 juli 2013

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) in bepaalde vlees- en

visproducten met een laag vetgehalte (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Par­

lement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmid­

delenadditieven ( 1 ), en met name artikel 10, lid 3, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedge­

keurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoor­

waarden daarvoor.

(2) Die lijst kan worden gewijzigd volgens de uniforme pro­

cedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en le­

vensmiddelenaroma’s ( 2 ).

(3) De EU-lijst van levensmiddelenadditieven kan overeen­

komstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr.

1331/2008 hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(4) Op 3 februari 2012 is een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van extracten van rozema­

rijn (E 392) als antioxidant in vleesbereidingen, niet- warmtebehandeld of warmtebehandeld verwerkt vlees met een laag vetgehalte en verwerkte vis en visserijpro­

ducten, inclusief schaal- en weekdieren, met een laag vetgehalte. Deze aanvraag is ter beschikking gesteld van de lidstaten.

(5) Antioxidanten zijn stoffen die levensmiddelen bescher­

men tegen bederf door oxidatie, zoals het ranzig worden van vet en kleurveranderingen. De huidige toegelaten maximale gebruikshoeveelheid van extracten van rozema­

rijn (E 392) in verwerkt vlees en verwerkte vis en visserij­

producten, inclusief schaal- en weekdieren, zijn vast­

gesteld op basis van het vetgehalte in de respectieve le­

vensmiddelencategorieën (behalve voor gedroogde worst en gedehydrateerd vlees). De op basis van het vetgehalte in de respectieve levensmiddelencategorieën toegelaten maximale gebruikshoeveelheid van extracten van rozema­

rijn (E 392) volstaat niet voor een voldoende bescher­

ming van levensmiddelen met een laag vetgehalte aange­

zien het gewenste effect van dit antioxidant slechts be­

reikt wordt bij gebruik van een kritische minimumdosis.

Momenteel kunnen extracten van rozemarijn (E 392) in producten met een hoger vetgehalte in een effectieve dosis worden gebruikt. Ook producten met een laag vet­

gehalte kunnen echter in hoge mate oxideren wanneer er veel onverzadigde vetzuren in aanwezig zijn. Daarom moet de maximale gebruikshoeveelheid van extracten van rozemarijn (E 392) worden vastgesteld op 15 mg/kg voor producten met een vetgehalte van niet meer dan 10 %, terwijl de toegelaten maximale hoeveelheid van 150 mg/kg (uitgedrukt op basis van het vetgehalte) voor producten met een vetgehalte van meer dan 10 % moet worden behouden.

(6) In 2008 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveilig­

heid (EFSA) de veiligheid van extracten van rozemarijn (E 392) bij gebruik als levensmiddelenadditief beoordeeld ( 3 ) en geconcludeerd dat de voorgestelde gebruiksdoeleinden en gebruiksniveaus geen veiligheidsproblemen opleveren.

Bij een voorzichtige schatting van de blootstelling door voeding ging de EFSA uit van de veronderstelling dat extracten van rozemarijn in alle voorgestelde levensmid­

delen in iedere levensmiddelencategorie in de maximale gebruikshoeveelheid (150 mg/kg in verwerkt vlees, pluimvee en vis/visserijproducten) zouden worden ge­

bruikt. Die veronderstelling gold eveneens voor niet- warmtebehandeld en warmtebehandeld verwerkt vlees en verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren, met een vetgehalte van niet meer dan 10 %.

(7) Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr.

1331/2008 moet de Commissie het advies van de EFSA inwinnen om de in bijlage II bij Verordening (EG) nr.

1333/2008 opgenomen EU-lijst van levensmiddelenaddi­

tieven te kunnen bijwerken, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens.

In het licht van het voormelde advies van de EFSA van 2008 betreft het vaststellen van een maximale gebruiks­

hoeveelheid van extracten van rozemarijn (E 392) op 15 mg/kg voor niet-warmtebehandeld en warmtebehan­

deld vers vlees en verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren, met een gehalte aan vets­

toffen van niet meer dan 10 % een bijwerking van die lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens en hoeft het advies van de EFSA bijgevolg niet te worden ingewonnen.

(8) Gezien het bovenstaande moet bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 dienovereenkomstig worden gewij­

zigd.

L 202/8 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

( 1 ) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

( 2 ) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1. ( 3 ) EFSA Journal (2008) 721, 1-29.

(11)

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Per­

manent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze ver­

ordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2013.

Voor de Commissie De voorzitter José Manuel BARROSO

(12)

BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt deel E als volgt gewijzigd:

1) Bij levensmiddelencategorie 08.2.1 „Niet-warmtebehandeld verwerkt vlees” komt de vermelding voor additief „E 392 — Extracten van rozemarijn — behalve gedroogde worst” als volgt te luiden:

„E 392 Extracten van rozemarijn 15 (46) alleen vlees met een vetgehalte van niet meer dan 10 %, behalve gedroogde worst E 392 Extracten van rozemarijn 150 (41) (46) alleen vlees met een vetgehalte van meer dan 10 %, behalve gedroogde worst”

2) Bij levensmiddelencategorie 08.2.2 „Warmtebehandeld verwerkt vlees” komt de vermelding voor additief „E 392 — Extracten van rozemarijn — behalve gedroogde worst” als volgt te luiden:

„E 392 Extracten van rozemarijn 15 (46) alleen vlees met een vetgehalte van niet meer dan 10 %, behalve gedroogde worst E 392 Extracten van rozemarijn 150 (41) (46) alleen vlees met een vetgehalte van meer dan 10 %, behalve gedroogde worst”

3) Bij levensmiddelencategorie 09.2 „Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” komt de vermelding voor additief E 392 als volgt te luiden:

„E 392 Extracten van rozemarijn 15 (46) alleen vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren, met een vetgehalte van niet meer dan 10 %

E 392 Extracten van rozemarijn 150 (41) (46) alleen vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren, met een vetgehalte van meer dan 10 %”

NLL 202/10 Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(13)

VERORDENING (EU) Nr. 724/2013 VAN DE COMMISSIE van 26 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 231/2012 wat betreft de specificaties van een aantal polyolen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Par­

lement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmid­

delenadditieven ( 1 ), en met name artikel 14,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Par­

lement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenaddi­

tieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s ( 2 ), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 ( 3 ) van de Commissie zijn de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmid­

delenadditieven vastgesteld.

(2) Die specificaties kunnen volgens de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 bedoelde uniforme pro­

cedure worden bijgewerkt op initiatief van de Commissie of na een aanvraag.

(3) Op 29 november 2011 is een aanvraag ingediend betref­

fende wijziging van de specificaties voor verschillende polyolen, die ook aan de lidstaten is voorgelegd.

(4) Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 zijn specificaties vast­

gelegd voor Mannitol (E 421 (i)) en door middel van fermentatie vervaardigde Mannitol (E 421 (ii)). Met het oog op meer duidelijkheid en coherentie dient de bena­

ming van het momenteel toegestane levensmiddelenaddi­

tief „Mannitol (E 421 (i))” veranderd te worden in „Man­

nitol door hydrogenering”, en dient dus ook de beschrij­

ving aangepast te worden. De specificatie voor dat le­

vensmiddelenadditief dient derhalve te worden gewijzigd.

(5) Isomalt (E 953) wordt vervaardigd in een proces van twee fasen; suiker wordt eerst omgezet in isomaltulose en dan gehydrogeneerd. De kristallijne vorm wordt daarna verkregen door een droogprocédé. Er is een ver­

zoek ingediend om een andere vorm van isomalt, name­

lijk waterige oplossingen van isomalt, op te nemen in de

specificaties vastgelegd bij Verordening (EU) nr.

231/2012. De voorgestelde vorm voldoet aan deze spe­

cificaties en is beschikbaar voor commercieel gebruik.

Deze vorm van isomalt bespaart de industrie tijd en kosten en is daarom interessant voor bijvoorbeeld de fabrikanten van snoepgoed. De omschrijving van Isomalt (E 953) in de specificaties dient derhalve te worden ge­

wijzigd.

(6) In de bij Verordening (EU) nr. 231/2012 vastgelegde specificaties is bepaald dat een van de zuiverheidscriteria voor polyolen de mate van demineralisatie of van rest­

mineralen is, met name chloride, sulfaat en/of sulfaatas.

Deze polyolen worden gebruikt als hulpstoffen voor far­

maceutische producten, en in de Europese Farmacopee is geleidingsvermogen gekozen als de methode om de mate van demineralisatie van polyolen te bepalen. Op die ma­

nier werd een drievoudige maatstaf (chloride, sulfaat en/of sulfaatas) vervangen door één enkele, die eenvou­

diger toe te passen, kosteneffectief en milieuvriendelijker was. Derhalve dienen de specificaties te worden aange­

past voor de levensmiddelenadditieven Sorbitol (E 420 (i)), Sorbitolstroop (E 420 (ii)),), door middel van fermen­

tatie vervaardigde Mannitol (E 421 (ii)), Isomalt (E 953), Maltitol (E 965 (i)), Maltitolstroop (E 965 (ii)), Xylitol (E 967) en Erythritol (E 968), door de criteria betreffende chloride, sulfaat en sulfaatas te schrappen en te vervan­

gen door één enkel criterium, namelijk geleidingsver­

mogen (conductiviteit).

(7) Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr.

1331/2008 moet de Commissie het advies van de Euro­

pese Autoriteit voor de voedselveiligheid (EFSA) inwin­

nen met het oog op het bijwerken van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven, tenzij die bijwerking geen ge­

volgen kan hebben voor de gezondheid van de mens.

Aangezien de onderhavige bijwerkingen geen gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de mens, is het niet noodzakelijk het advies van de EFSA in te win­

nen.

(8) Verordening (EU) nr. 231/2012 moet derhalve dienover­

eenkomstig worden gewijzigd.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in over­

eenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Euro­

pees Parlement noch de Raad heeft zich ertegen verzet, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 231/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

( 1 ) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

( 2 ) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

( 3 ) PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1.

(14)

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2013.

Voor de Commissie De voorzitter José Manuel BARROSO

L 202/12 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(15)

BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 420 (i) Sorbitol worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Watergehalte Maximaal 1,5 % (Karl Fischer-methode) Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste

stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,3 % van de droge stof, uitgedrukt als glucose Suikers totaal Maximaal 1 % van de droge stof, uitgedrukt als glucose

Nikkel Maximaal 2 mg/kg droge stof

Arseen Maximaal 3 mg/kg droge stof

Lood Maximaal 1 mg/kg droge stof”.

2) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 420 (ii) Sorbitolstroop worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Watergehalte Maximaal 31 % (Karl Fischer-methode) Geleidingsvermogen Maximaal 10 μS/cm (bij het product in ongewijzigde

vorm) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,3 % van de droge stof, uitgedrukt als glucose

Nikkel Maximaal 2 mg/kg droge stof

Arseen Maximaal 3 mg/kg droge stof

Lood Maximaal 1 mg/kg droge stof”.

3) De vermelding voor levensmiddelenadditief E 421 (i) Mannitol wordt als volgt gewijzigd:

a) de titel wordt vervangen door:

„E 421 (i) MANNITOL DOOR HYDROGENERING”;

b) de definitie wordt vervangen door:

„Definitie Vervaardigd door katalytische hydrogenering van een koolhydraatoplossing die glucose en/of fructose bevat

Het product bevat minimaal 96 % mannitol. Voor de rest bestaat het hoodfdzakelijk uit sorbitol (maximaal 2 %), maltitol (maximaal 2 %) en isomalt (1,1 GPM: 1-O-al­

pha-D-Glucopyranosyl-D-mannitol-dihydraat): 2 % max and 1,6 GPS (6-O-alpha-D- Glucopyranosyl-D-Sorbitol):

2 % max). Niet-gespecificeerde verontreinigingen mogen elk niet meer dan 0,1 % uitmaken.”;

(16)

c) de specificaties met betrekking tot zuiverheid worden vervangen door:

„Zuiverheid

Watergehalte Maximaal 0,5 % (Karl Fischer-methode) Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste

stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,3 %, uitgedrukt als glucose Suikers totaal Maximaal 1 %, uitgedrukt als glucose

Nikkel Maximaal 2 mg/kg

Lood Maximaal 1 mg/kg”.

4) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 421 (ii) door middel van fermentatie vervaardigde Mannitol worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Arabitol Maximaal 0,3 %

Watergehalte Maximaal 0,5 % (Karl Fischer-methode) Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste

stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,3 %, uitgedrukt als glucose Suikers totaal Maximaal 1 %, uitgedrukt als glucose

Lood Maximaal 1 mg/kg”.

5) De vermelding voor levensmiddelenadditief E 953 Isomalt wordt als volgt gewijzigd:

a) de specificaties met betrekking tot de beschrijving worden vervangen door:

„Beschrijving Reukloze, witte, enigszins hygroscopische kristallijne massa of waterige oplossing met een minimumconcen­

tratie van 60 %”;

b) de specificaties met betrekking tot zuiverheid worden vervangen door:

„Zuiverheid

Watergehalte Maximaal 7 % voor het vaste product (Karl Fischer-me­

thode)

Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste stof) bij een temperatuur van 20 °C

D-Mannitol Maximaal 3 %

D-Sorbitol Maximaal 6 %

Reducerende suikers Maximaal 0,3 % van de droge stof, uitgedrukt als glucose Nikkel Maximaal 2 mg/kg droge stof

Arseen Maximaal 3 mg/kg droge stof

Lood Maximaal 1 mg/kg droge stof”.

L 202/14 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(17)

6) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 965 (i) Maltitol worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Uiterlijk van de oplossing in water Helder en kleurloos

Watergehalte Maximaal 1 % (Karl Fischer-methode)

Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,1 % van de watervrije stof, uitgedrukt als glucose

Nikkel Maximaal 2 mg/kg watervrije stof

Arseen Maximaal 3 mg/kg watervrije stof

Lood Maximaal 1 mg/kg watervrije stof”.

7) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 965 (ii) Maltitolstroop worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Uiterlijk van de oplossing in water Helder en kleurloos

Watergehalte Maximaal 31 % (Karl Fischer-methode)

Geleidingsvermogen Maximaal 10 μS/cm (bij het product in ongewijzigde vorm) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,3 % van de watervrije stof, uitgedrukt als glucose

Nikkel Maximaal 2 mg/kg

Lood Maximaal 1 mg/kg”.

8) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 967 Xylitol worden de specificaties met betrekking tot zuiverheid vervangen door:

„Zuiverheid

Watergehalte Maximaal 1 % (Karl Fischer-methode)

Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende suikers Maximaal 0,2 % van de droge stof, uitgedrukt als glucose

Andere meerwaardige alcoholen Maximaal 1 % van de droge stof

Nikkel Maximaal 2 mg/kg droge stof

Arseen Maximaal 3 mg/kg droge stof

Lood Maximaal 1 mg/kg droge stof”.

(18)

9) In de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 968 Erythritol worden de specificaties met betrekking tot zui­

verheid vervangen door:

„Zuiverheid

Gewichtsverlies bij drogen Maximaal 0,2 % (6 uur bij 70 °C in een vacuümexsicca­

tor)

Geleidingsvermogen Maximaal 20 μS/cm (oplossing van 20 % droge vaste stof) bij een temperatuur van 20 °C

Reducerende stoffen Maximaal 0,3 %, uitgedrukt als D-glucose Ribitol en glycerol Maximaal 0,1 %

Lood Maximaal 0,5 mg/kg”.

L 202/16 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(19)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 725/2013 VAN DE COMMISSIE van 26 juli 2013

tot verlening van een vergunning voor ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor herkauwers, honden en katten (vergunninghouder BASF SE)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Par­

lement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoe­

gingsmiddelen voor diervoeding ( 1 ), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De verlening van vergunningen voor toevoegingsmidde­

len voor diervoeding, met inbegrip van de vergunnings­

gronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad ( 2 ) een vergunning is verleend.

(2) Bij Richtlijn 86/525/EEG van de Commissie ( 3 ) is over­

eenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor het gebruik van ammoni­

umchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden en katten en een vergunning met tijds­

beperking voor het gebruik voor alle huisdieren met uit­

zondering van honden en katten. Vervolgens is dat toe­

voegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3) Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die ver­

ordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoor­

deling van ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden en katten, en overeen­

komstig artikel 7 van die verordening voor een nieuwe toepassing voor herkauwers, waarbij is verzocht om in­

deling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „tech­

nologische toevoegingsmiddelen”. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr.

1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd.

(4) De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 24 mei 2012 ( 4 ) geconcludeerd dat ammoniumchloride onder de voorgestelde gebruiks­

omstandigheden geen ongunstige gevolgen heeft voor de

diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu.

De EFSA bevestigt dat ammoniumchloride een krachtig middel is om de urine zuurder te maken en dat de toevoeging van deze stof aan het voeder van herkauwers, honden en katten leidt tot een lagere pH van de urine.

Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoe­

gingsmiddel in diervoeder geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentiela­

boratorium was ingediend.

(5) Uit de beoordeling van ammoniumchloride blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een ver­

gunning is voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmid­

del zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6) Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmid­

dellijke toepassing van de wijzigingen van de vergun­

ningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in over­

eenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlening van een vergunning

Voor ammoniumchloride zoals beschreven in de bijlage, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”

en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingsmid­

delen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor dier­

voeding verleend.

Artikel 2 Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage beschreven toevoegingsmiddel voor gebruik bij honden en katten, alsmede diervoeders die dat toevoegingsmid­

del bevatten, mogen, indien zij vóór 16 augustus 2015 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 16 augustus 2013 van toepassing waren, verder in de handel gebracht en gebruikt worden totdat de bestaande voor­

raden zijn uitgeput.

( 1 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

( 2 ) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

( 3 ) PB L 310 van 5.11.1986, blz. 19.

( 4 ) EFSA Journal 2012; 10(6):2738.

(20)

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2013.

Voor de Commissie De voorzitter José Manuel BARROSO

L 202/18 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

(21)

Identificatie­

nummer van het toevoe­

gingsmiddel

Naam van de

vergunninghouder Toevoegings­

middel Samenstelling, chemische formule, beschrijving,

analysemethode Diersoort of

-categorie Maximum­

leeftijd

Minimum­

gehalte Maximumgehal­

te

Overige bepalingen Einde van de ver­

gunningsperiode mg/kg volledig diervoeder

met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verlaging pH urine) 4d8 BASF SE Ammonium­

chloride Samenstelling van het toevoegingsmiddel ammoniumchloride ≥ 99,0 % (vast)

Karakterisering van de werkzame stof ammoniumchloride ≥ 99,0 % NH 4Cl CAS-nr.: 12125-02-9 natriumchloride ≤ 0,5 %

geproduceerd door chemische synthese Analysemethode (1 )

Kwantificering van ammoniumchloride in toevoegingsmiddel voor diervoeding: titratie met natriumhydroxide (Europese Farmaco­

pee, monografie 0007) of titratie met zilver­

nitraat (Jecfa-monografie „ammoniumchlori­

de”)

Herkauwers — 10 000 ge­

durende maximaal drie maan­

den 5 000 indien

langer dan drie maan­

den

1. Het toevoegingsmiddel moet als voor­

mengsel in diervoeder worden ver­

werkt.

2. Voor de veiligheid: gebruik van adem­

halingsbescherming, oogbescherming, handschoenen en beschermende kle­

ding tijdens hantering.

3. De totale hoeveelheid ammonium­

chloride uit verschillende bronnen in volledige diervoeders voor herkauwers mag niet meer bedragen dan de toe­

gestane maximumhoeveelheid.

16 augustus 2023

Honden en

katten 5 000

(1 ) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx

NLvan de Europese Unie L 202/19

(22)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 726/2013 VAN DE COMMISSIE van 26 juli 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) ( 1 ), Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Com­

missie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft ( 2 ), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handels­

besprekingen van de Uruguayronde, de criteria vast­

gesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de

producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2) De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsver­

ordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekend­

making ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr.

543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vast­

gesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekend­

making ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling

L 202/20 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

( 1 ) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

( 2 ) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(23)

BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg) GN-code Code derde landen ( 1 ) Forfaitaire invoerwaarde 0707 00 05 TR 147,7

ZZ 147,7 0709 93 10 TR 123,3 ZZ 123,3 0805 50 10 AR 85,8 CL 73,3 TR 70,0 UY 91,8 ZA 90,7 ZZ 82,3 0806 10 10 CL 206,7 EG 219,9 MA 188,7 MX 242,3 TR 170,7 ZZ 205,7 0808 10 80 AR 179,9 BR 110,4 CL 127,5 CN 96,2 NZ 144,0 US 156,0 ZA 120,9 ZZ 133,6 0808 30 90 AR 104,3 CL 147,8 CN 77,3 NZ 112,3 TR 179,1 ZA 115,4 ZZ 122,7 0809 10 00 TR 186,3 ZZ 186,3 0809 29 00 TR 338,7 ZZ 338,7 0809 30 TR 150,8 ZZ 150,8 0809 40 05 BA 62,3 TR 115,1 XS 70,8 ZZ 82,7

( 1 ) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code

„ZZ” staat voor „overige oorsprong”.

(24)

BESLUITEN

BESLUIT EUTM MALI/1/2013 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ van 19 juli 2013

houdende benoeming van een EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali)

(2013/399/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Ma­

li) ( 1 ), en met name artikel 5, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij artikel 5, lid 1, van Besluit 2013/34/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betref­

fende de Europese Unie de nodige besluiten te nemen ten behoeve van de politieke controle op en de strategi­

sche leiding van EUTM Mali, met inbegrip van het besluit tot benoeming van de commandant van de EU-missie.

(2) Bij artikel 2 van Besluit 2013/34/GBVB is Brigadier-ge­

neraal Francois LECOINTRE benoemd tot commandant van EUTM Mali.

(3) Op 19 juni 2013 heeft Frankrijk voorgesteld om Briga­

dier-generaal Bruno GUIBERT te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-missie voor EUTM Mali, ter ver­

vanging van Brigadier-generaal Francois LECOINTRE.

(4) Op 28 juni 2013 heeft het Militair Comité aanbevolen dat het PVC Brigadier Bruno GUIBERT zou benoemen tot commandant van de EU-missie EUTM Mali.

(5) Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Ver­

drag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betref­

fende de werking van de Europese Unie, neemt Denemar­

ken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Brigadier-generaal Bruno GUIBERT wordt met ingang van 1 au­

gustus 2013 benoemd tot commandant van de EU-missie voor de militaire operatie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2013.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2013.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité De voorzitter

W. STEVENS

L 202/22 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.7.2013

( 1 ) PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.. ( 3 )

1. De lidstaten verbieden de binnenkomst in de Unie van de in bijlage II bis vermelde levensmiddelen en diervoeders. Lid 1 is van toepassing op levensmiddelen en diervoeders die

lidstaten. Wederpartijen voor deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden door middel van snelle tenders of bilaterale transacties hoeven niet te voldoen aan de

680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit

b) de tweede partij, een vereniging van burgers die zich zorgen maken over de werking van Sloveense instellingen, is van mening dat de in het besluit van

a) Indien de houder de rechten van de vergunning wil uitoefenen in een lidstaat waarvoor de bevoegde autoriteit niet de instantie is die de vergunning heeft

21.4.2022 Pak Hwa Song is betrokken bij het ontwijken van sancties en verleent financiële steun aan de nucleaire en ballistische programma’s van de DVK. Hij is medeoprichter van het

(73) De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op te tellen bij