• No results found

van de heer HERMAN LAUWERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "van de heer HERMAN LAUWERS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 191 van 26 februari 1999

van de heer HERMAN LAUWERS

Outletcentra – Ruimtelijk beleid – Maasmechelen In Vlaanderen duiken her en der plannen op voor de bouw van bijzondere shoppingcentra. De nieu- we internationale trend van de zogenaamde "facto- ry-outletcentra" probeert in Vlaanderen voet aan de grond te krijgen. Dit zijn shoppingcentra waar

"einde reeksen" en stocks van bijvoorbeeld kledij en huishoudtoestellen tegen sterk verlaagde prij- zen worden aangeboden en die gevestigd zijn in grootschalige shoppingcomplexen. Momenteel zijn er plannen bekend voor dergelijke outletcentra in Maasmechelen, Maaseik en Boom.

Deze grootschalige commerciële activiteiten ver- oorzaken echter een enorme autostroom en drei- gen de economische activiteit van de binnenstad te ondergraven.

1. Voor hoeveel van dergelijke outletcentra be- staan er plannen in Vlaanderen ?

Over welke verkoopsoppervlakten gaat het daarbij ?

2. Zijn de plannen van Maasmechelen in overeen- stemming met de doelstellingen van het Ruim- telijk Structuurplan Vlaanderen, onder meer met betrekking tot het beheersen van de groei van de mobiliteit ?

Kunnen dergelijke commerciële activiteiten worden ontwikkeld buiten een groot- of regio- naal stedelijk gebied (i.c. Hasselt/Genk) dat goed kan worden ontsloten met het openbaar vervoer ?

Overstijgt het niveau van de plannen van Maas- mechelen niet het niveau van een kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau, zoals Maasmeche- len volgens het Structuurplan Vlaanderen is ge- selecteerd ?

Naast het outletcentrum wordt ook hier nog voorzien in een themapark, een zogenaamde

"building world", bioscopen, ...

3. Bedreigen deze plannen het handelscentrum van de stad Hasselt ? Is dit niet in strijd met de herwaardering van stedelijke gebieden, een be- langrijke doelstelling uit het Structuurplan Vlaanderen ?

4. Naar verluidt wordt voor dit probleem een op-

lossing op Europees niveau uitgewerkt, in het kader van de Euregio-werking en een Interreg IIc-project.

Welke oplossing terzake wordt daarbij voorge- steld ?

5. Is het juist dat het betrokken voorontwerp van bijzonder plan van aanleg (BPA) van Maasme- chelen niet werd voorgelegd aan de Regionale Commissie voor Advies ? Is hierdoor een pro- cedurefout begaan tegen artikel 18 van het de- creet betreffende ruimtelijke ordening gecoör- dineerd op 22 oktober 1996 ?

Antwoord

1. Er is enkel een plan bekend voor de oprichting van een factory-outletcentrum in Maasmeche- len met een verkoopoppervlakte van tweemaal 1000 m

2

(twee fasen).

Het oorspronkelijk analoge voorstel voor een dergelijke vestiging in Maaseik blijkt te zijn ver- laten. Enkel een vestiging van beperktere om- vang (max. 10.000 m

2

) en qua opzet verruimd tot distributiecentrum voor allerlei specialiteits- goederen, zou nog worden overwogen.

Overigens bestaan er in verschillende bestaande shoppingcentra specifieke vormen van stockver- koop van merkkleding (factory outlet), dit met middelmatige verkoopoppervlakten.

2. De doelstellingen van het Ruimtelijk Structuur- plan Vlaanderen met betrekking tot de vesti- ging in Maasmechelen dienen in hun totaliteit en onderlinge samenhang te worden beoordeeld, met name het aspect beheersing van de mobili- teit, met afstemming van het mobiliteitsprofiel van de activiteiten op het bereikbaarheidspro- fiel van de locatie, en verder ook de ontwikke- lingsperspectieven voor het stedelijk netwerk

"Limburgse mijnstreek", waartoe het kleinste- delijk gebied Maasmechelen behoort, de ruim- telijk-economische structuur voor de regio met Maasmechelen als economisch knooppunt, de kwaliteitsvolle herbestemming van de mijnter- reinen.

Het bereikbaarheidsprofiel van dergelijke com- merciële activiteiten, shoppingcentra in het al- gemeen en factory-outletcentra voorgesteld als

"fun shopping" in het bijzonder, is momenteel

uitgesproken autogericht. Anderzijds zijn deze

centra door hun aard als commerciële activiteit

inherent verbonden met de stedelijke ontwikke-

(2)

lingen als geheel. De taakstelling van het stede- lijk netwerk van de Limburgse mijnstreek ver- sus het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk in de gehele stedelijke ontwikkeling in Vlaande- ren zal bepalend zijn voor de draagkracht en de omvang van factory-outletcenters.

Ook de andere voorgestelde opties van het mas- terplan voor herbestemming van het voormalige mijnterrein in Eisden dienen te worden getoetst binnen een ruimere ruimtelijke context, waar- van de selectie van Maasmechelen als kleinste- delijk gebied op provinciaal niveau één element is. Het totale masterplan overstijgt dit kleinste- delijk gebied op provinciaal niveau.

3. Binnen het geheel van de distributiesector zal de sociaal-economische vergunning verder uit- spraak dienen te doen over de draagkracht, al dan niet bedreiging, voor de (commerciële) her- waardering van de stedelijke gebieden in het al- gemeen en van het handelscentrum van Hasselt in het bijzonder.

4. Het onderzoek in het kader van het Interreg IIc-programma buigt zich, in Europese context (North-West Metropolitan Area), over het loca- tiebeleid en de specifieke locatiefactoren voor grootschalige detailhandelscentra.

Er zijn nog geen onderzoeksresultaten of oplos- singen voorgesteld.

5. Het is correct dat het betrokken voorontwerp

van bijzonder plan van aanleg niet in medede-

ling is voorgelegd aan de Regionale Commissie

voor Advies, zoals voorgeschreven in artikel 18

van het decreet op de ruimtelijke ordening ge-

coördineerd op 22 oktober 1996. De Regionale

Commissie heeft evenwel nadien over het ont-

werpplan advies uitgebracht. Er is dus geen pro-

cedurefout begaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gaat hier echter om een projectmatige subsidie, niet om een werkingssubsidie : voor de werking ont- vangt Jeugd en Muziek Brussel een subsidie via de Federatie Jeugd

Ook de kosten voor bodemsanering die zal worden uitgevoerd na 31 december 1998, dit is de datum van ontbinding van Imalso, moeten worden aange- nomen in het passief. Pas nadat de

Krachtens artikel 16 het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen kan de Vlaamse regering de huis- houdelijke afvalstoffen (waaronder

Het beginsel dat het bestuur het door hem opgewekte vertrouwen niet mag beschamen of de opgewekte verwachtingen moet honoreren, is algemeen aanvaard als algemeen beginsel

Kunnen gemeenten via deze interpretatie bouw- verordeningen toepassen op het volledige buiten- gebied van hun gemeente, dus ook buiten de onmiddellijke omgeving van wegen

In geval van zuivere privatisering zal alleszins aan het personeel de keuze moeten worden geboden om ofwel over te gaan naar de private exploitatie- maatschappij met het

Deze terreinen kunnen dus hun bestemming krij- gen zoals bepaald op het

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare We r k e n , Vervoer en