• No results found

Vraag nr. 112van 6 maart 1996van de heer HERMAN LAUWERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 112van 6 maart 1996van de heer HERMAN LAUWERS"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 112 van 6 maart 1996

van de heer HERMAN LAUWERS

Beroepsopleiding volwassen gehandicapten – Statuut De centra voor beroepsopleiding sluiten een tweejarige leerovereenkomst af met volwassenen die een handicap hebben. De betrokkenen ontvangen hiervoor een uur-loon dat bestaat uit :

a) een premie van 40 frank voor ingeschreven werk-zoekenden,

b) een lesgeld (nu 151,8 frank per uur) dat overeen-komt met 60% van het minimum maandinkomen. Dit bedrag wordt betaald door het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH).

Indien de persoon in opleiding daarnaast echter nog een inkomensvervangende tegemoetkoming geniet van RVA, sociale voorzorg en/of ziekenfonds, dan wordt die afgetrokken van het uurloon (lesgeld).

De cursisten ontvangen dus een verschillend uurloon, naargelang hun andere inkomsten. De RSZ-bijdrage is afhankelijk van de aard van de inkomensvervangende tegemoetkoming :

a) geen RSZ-bijdrage voor de cursist die recht heeft op RVA-steun,

b) volledige RSZ-bijdrage als de cursist geen enkele tegemoetkoming krijgt en dus het volledige lesgeld van het VFSIPH ontvangt,

c) RSZ-bijdrage op het door het VFSIPH betaalde les-geld, indien de cursist een andere inkomensvervan-gende tegemoetkoming geniet.

De RSZ-bijdrage is dus afhankelijk van de andere eventuele inkomsten en daardoor ontstaan problemen over het statuut van deze leerovereenkomsten.

Enkel de cursisten voor wie voldoende RSZ-bijdragen werden betaald, worden nadien beschouwd als uitke-ringsgerechtigde werklozen op basis van het uurloon, maar ze komen dan weer niet in aanmerking voor diverse werkgelegenheidsbevorderende maatregelen, vermits hun tweejarige opleiding wordt beschouwd als werkjaren en zij dus geen langdurig werklozen zijn. Anderzijds zijn cursisten die dezelfde opleiding volg-den, maar voor wie minder of geen RSZ-bijdrage moest worden betaald en die nadien werkloos worden, niet in regel met de sociale wetgeving. Wie voordien uitkeringsgerechtigd was, kan op die situatie terugval-len. Anderen moeten leven van OCMW-steun of van een tegemoetkoming als gehandicapte. Voor beide soorten cursisten is er onduidelijkheid over de vraag of de tweejarige opleiding als werkjaren wordt beschouwd. Afhankelijk daarvan, komen zij wel of niet in aanmerking voor bijzondere werkgelegenheidspro-gramma's.

In sommige gevallen kan dit ertoe leiden dat de kansen op de arbeidsmarkt én de financiële situatie na de tweejarige opleiding slechter zijn dan voordien.

1. Kan deze onduidelijke situatie, die soms leidt tot ingewikkelde administratieve en juridische

maatre-gel en, opmaatre-gelost wor den binnen de Vlaamse Gemeenschap ? Kan het VFSIPH een andere wijze van vergoeding uitwerken die een doorzichtiger en eenvoudiger statuut creëert ?

2. Heeft er ooit een multilateraal overleg plaatsgevon-den tussen VFSIPH, RVA, Sociale Voorzorg en RSZ over deze problematiek ? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan ?

3. Welke maatregelen kunnen er worden genomen, en door wie, om dit complexe kluwen te ontwarren in het voordeel van de betrokken werkzoekende en gemotiveerde personen met een handicap ?

Antwoord

Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Perso-nen met een Handicap past zonder noemenswaardige problemen de reglementering toe met betrekking tot de vergoedingen aan gehandicapten die een beroepsop-leiding in een centrum volgen. De aangehaalde proble-men zijn nochtans reëel, maar houden hoofdzakelijk verband met de toepassing van de reglementering inza-ke onderwerping aan de sociale zeinza-kerheid en de sociale gevolgen hiervan, en met de toepassing van de werk-loosheidsreglementering.

Deze regelgevingen behoren echter tot de bevoegdheid van de federale overheden. Het vroegere Rijksfonds en de rechtsopvolger langs Vlaamse zijde, het Vlaams Fonds, brachten de bevoegde overheden, namelijk de minister van Sociale Zaken en het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, op de hoogte van de problemen inzake onderwerping aan de Sociale Zekerheid van vergoede werklozen en ziekteuitkerin-gentrekkers die een beroepsopleiding voor gehandicap-ten volgen. Overleg met alle partijen heeft nooit plaats-gevonden. Vanzelfsprekend is het Vlaams Fonds bereid medewerking te verlenen aan elk initiatief dat de socia-le en financiësocia-le situatie van de betrokken personen met een handicap ten goede komt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook de kosten voor bodemsanering die zal worden uitgevoerd na 31 december 1998, dit is de datum van ontbinding van Imalso, moeten worden aange- nomen in het passief. Pas nadat de

Krachtens artikel 16 het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen kan de Vlaamse regering de huis- houdelijke afvalstoffen (waaronder

Het beginsel dat het bestuur het door hem opgewekte vertrouwen niet mag beschamen of de opgewekte verwachtingen moet honoreren, is algemeen aanvaard als algemeen beginsel

Kunnen gemeenten via deze interpretatie bouw- verordeningen toepassen op het volledige buiten- gebied van hun gemeente, dus ook buiten de onmiddellijke omgeving van wegen

In geval van zuivere privatisering zal alleszins aan het personeel de keuze moeten worden geboden om ofwel over te gaan naar de private exploitatie- maatschappij met het

Deze terreinen kunnen dus hun bestemming krij- gen zoals bepaald op het

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare We r k e n , Vervoer en

Het spreekt voor zich dat een belangrijk kanaal voor inbreng vanuit Vlaanderen in de besluit- vorming omtrent deze conventie wordt gevormd door de leden van het Vlaams