Vraag nr. 96 van 7 maart 1996
van de heer HERMAN SUYKERBUYK
Onderwijsprojecten met buurlanden – Concretisering Via de pers vernamen we dat de ter zake bevoegde ministers op 23 januari jongstleden hebben afgespro-ken dat Nederland, Vlaanderen, de Duitse deelstaten Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Bremen, samen-werkingsprojecten gaan ondersteunen op het gebied van onderwijs en onderzoek.
1. Wat is er afgesproken om die samenwerking con-creet gestalte te geven ?
2. Welke financiële middelen zijn hiervoor uitgetrok-ken vanuit Vlaanderen, vanuit Nederland en vanuit Duitsland ?
3. Hoe worden de betrokken scholen en instellingen op de hoogte gebracht van de samenwerkingsmoge-lijkheden ?
Antwoord
1. Op 3 juni 1995 is voor Bremen, Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen, Nederland en Vlaanderen afgesproken de samenwerking te versterken op het gebied van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek om het bestaande onderwijs- en onder-zoekpotentieel zo goed mogelijk te benutten. Om deze samenwerking meer gestalte te geven en te concretiseren hebben de vijf partners afgespro-ken een actieprogramma op te zetten. Het is duide-lijk dat de realisatie van de doelstellingen van dit actieprogramma, slechts stapsgewijs kan gebeuren. Samenwerking groeit op basis van wederzijds ver-trouwen.
Van de vele acties die de partners voor ogen heb-ben, willen zij in de nabije toekomst het volgende verwezenlijken :
– vergaren van informatie over de wederzijdse sys-temen van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek om een inzicht te krijgen in de gelijk-waardigheid van de kwalificaties, studieduur en studielast ;
– onderzoek naar de financiering van het hoger onderwijs in relatie tot de instellingsautonomie ; – de toegang tot elkaars onderwijssystemen met
de nadruk op de overgang van secundair naar hoger onderwijs ;
– kwaliteitszorg : het gebruik van kengetallen en indicatoren en de vorming van evaluatieproce-dures.
Tegen het einde van dit academiejaar komt er een brochure op de markt met informatie over elkaars onderwijssysteem. Het innoverende van de brochu-re bestaat hierin dat het studieaanbod van de vijf partners in één matrix is voorgesteld. Daarnaast wordt er nog voldoende aandacht besteed aan de wederzijdse erkenning van academische titels en
aan de grensoverschrijdende samenwerkingsverban-den.
Begin juni komt op een tweedaags seminarie de overgang van secundair naar hoger onderwijs en aanverwante kwesties zoals de mobiliteit, aan bod. Ter voorbereiding van dit seminarie wordt hierover een wetenschappelijk rapport opgesteld. De bedoe-ling van het seminarie is te komen tot het formule-ren van beleidsadviezen betreffende de mobiliteits-problematiek.
Betreffende de actiepunten financiering en kwali-teitszorg loopt een vergelijkend onderzoek, waar-van de resultaten later in een seminarie zullen wor-den voorgesteld.
2. Het geven van rechtstreekse financiële steun is nog in beraad. De vijf ministers willen een raamwerk schetsen, waarbinnen de instellingen van hoger onderwijs en onderzoek de mogelijkheid moeten hebben om de grensoverschrijdende samenwerking gestalte te geven, te verdiepen en te intensiveren. 3. Aan alle instellingen van hoger onderwijs,
onder-zoekinstituten en studentenorganisaties uit het "grensland" is de intentieverklaring betreffende de grensoverschrijdende samenwerking rondgestuurd. Hierop hebben reeds een tiental instellingen uit Vlaanderen gereageerd.
Alle geïnteresseerde instellingen zullen in de grens-landen-studiegids voldoende informatie vinden over de nu reeds lopende samenwerkingsverbanden tus-sen de instellingen. Van de instellingen die zich actief met de samenwerking in de grenslanden bezig houden, zullen de contacten en de activiteiten wor-den beschreven. Deze studiegids zal de instellingen die met een zekere "schroom" aan grensoverschrij-dende samenwerking willen beginnen, op weg zet-ten naar een nauwere en inzet-tensieve samenwerking met de "buren".