Vraag nr. 4
van 8 november 1995
van de heer HERMAN LAUWERS Provincies-schuldeisers – Betaling
Het is bekend dat de federale overheid een laattijdige betaler is tegenover zijn schuldeisers. De Vlaamse Gemeenschap lijkt echter dezelfde eigenschap te verto-nen. Zo blijkt uit een status questionis van de provin-ciale rekenplichtige van Antwerpen op 1 oktober 1995, dat de provincie nog meer dan 14 miljoen moet ontvan-gen voor de gewone dienst van 1994, naast 32 miljoen van de pararegionale instellingen (VMM – Vlaamse Milieumaatschappij ; Aminal – administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer ; OVAM – Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij). Voor de buitenge-wone dienst 1994 heeft de provincie onder meer nog recht op 41 miljoen van DIGO (Dienst voor Infrastruc-tuurwerken Gesubsidieerd Onderwijs) en 106 miljoen voor de restauratiewerken van de Antwerpse en Mechelse kathedralen. Daarmee is de Vlaamse Gemeenschap de grootste schuldenaar van de provin-cie, wat de buitengewone dienst betreft.
Uiteraard heeft dit tot gevolg dat de provincie fungeert als prefinancier, waarvoor zijzelf leningen dient aan te gaan en zonder dat zij aan de Vlaamse Gemeenschap verwijlintresten kan aanrekenen. Deze situatie zal voor de andere provincies wellicht gelijkaardig zijn.
Welke mechanismen en procedures zijn oorzaak van deze laattijdige betalingen ? Welke maatregelen heeft de minister genomen om hierin verbetering te brengen ? Antwoord
Het antwoord op bovenvermelde vraag behoort tot de bevoegdheid van de heer Luc Martens, Vlaams minis-ter van Cultuur, Gezin en Welzijn, en van de heer Luc Van den Bossche, minister vice-president en Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken.