• No results found

Vraag nr. 17 van 8 november 1995 van de heer MICHEL DOOMST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 17 van 8 november 1995 van de heer MICHEL DOOMST"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 17

van 8 november 1995

van de heer MICHEL DOOMST Opvulregel – Toepassing

Krachtens het decreet van 13 juli 1994 houdende wijzi-ging van artikel 87 van de wet van 29 maart 1962 hou-dende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw (Belgisch Staatsblad van 17 september 1994), kunnen bouwaanvragen worden ingewilligd voor gronden die gelegen zijn binnen een huizengroep met residentiële bestemming.

De restrictieve interpretatie van deze uitzonderingsbe-paling sluit niet uit dat de interpretatie die aan het begrip huizengroep werd gegeven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 28 december 1972, gewijzigd bij koninklijk besluit van 13 december 1978, betreffen-de betreffen-de inrichting en betreffen-de toepassing van betreffen-de ontwerp-gewestplannen en de ontwerp-gewestplannen, niet meer toepas-baar zou zijn.

Derhalve dient voor het bepalen van de 70 meter reke-ning te worden gehouden met de potentiële bebouwing binnen het landelijke woongebied.

Wordt voor de toepassing van de 70 meter-regel even-eens gerekend vanaf de grens van het landelijk woon-gebied tot de eerstvolgende woning gelegen in een ander bestemmingsgebied waarin volgens de modalitei-ten van overgangsmaatregel nog residentiële bebou-wing kan worden vergund ?

Antwoord

Het artikel 87 van de wet van 29 maart 1962, ingevoerd krachtens het decreet van 13 juli 1994, schaft de moge-lijkheid tot toepassing van de zogenaamde "opvulre-gel" gewoonweg af, dit in tegenstelling tot wat in de vraagstelling wordt gesuggereerd. Wel was er een over-gangsmaatregel ingebouwd, waarbij in bepaalde geval-len en op uitdrukkelijke voorwaarde dat vóór 31 maart 1995 een bouwaanvraag voor een woning was inge-diend, toch nog een bouwvergunning voor deze woning kon worden verkregen. Bij de beoordeling van deze aanvragen heeft het college van deskundigen dat hier-over advies diende uit te brengen, voor de interpretatie van de afstandsregel steeds de stelling aangehouden dat voor het bepalen van de tussenafstand, de grens van het (landelijk of ander) woongebied diende te worden beschouwd als het meetpunt van waaruit de tussenaf-stand tot de bestaande bebouwing (huizengroep) in het aanpalend gebied met een andere bestemming, diende te worden gemeten.

Zoals het Vlaams parlementslid terecht opmerkt wor-den de huidige aanvragen getoetst aan de bepalingen van het vigerende artikel 87. Deze bepalingen stellen duidelijk dat de voorschriften van artikel 23, 1° van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de toepassing en de inrichting van de gewestplannen, van toepassing zijn voor de aanvragen die gebaseerd zijn op het voorleggen van een stedebouwkundig attest. Voor de aanvragen die hun grondslag niet vinden in het voorleggen van een stedebouwkundig attest zijn de vol-gende bepalingen van toepassing. Voor de overige

ver-gunningsaanvragen kan slechts vergunning worden toe-gekend indien de grond op de dag van de inwerkingtre-ding van het gewestplan gelegen is binnen een huizen-groep met residentiële bestemming en aan dezelfde kant van een openbare weg die geen aardeweg is, en die gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uit-gerust. De afstand gemeten op de as van de weg, tussen de gevels die het dichtst bij elkaar liggen van gebouwen met residentiële woonbestemming mag, op de gevel-punten die zich het dichtst bij de voorliggende weg bevinden, niet meer bedragen dan 70 m. Voor het meten van de afstand van 70 m kunnen geen huizen in aanmerking worden genomen waarvan de voorgevel niet geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een zone van 50 m te bepalen vanaf de rand van de voorliggende weg. De ontworpen woning, met inbegrip van de bijge-bouwen, heeft een maximaal bouwvolume van zeven-honderd kubieke meter. Deze bepalingen zijn van toe-passing in alle gebieden die geen woongebied zijn, met uitsluiting van de industriegebieden, de ontginningsge-bieden, de groengeontginningsge-bieden, waaronder kunnen worden onderscheiden natuurgebieden en natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat : de bos-gebieden met ecologische waarde en de parkbos-gebieden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

18-8 van 3 juli 1971 betreffende de wet van 22 december 1970, houdende wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en

Dit moet gebeuren volgens de procedures en binnen de termijnen die zijn bepaald in de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw,

de implicaties van dit systeem voor de gemeen- ten, heb ik enkel kunnen vaststellen dat de federale overheid duidelijk de nodige (financiële) inspanningen verwacht van de

De minister stelt bovendien in zijn antwoord dat het regeerakkoord niet voorziet in de ondersteuning van vormingsprojecten voor personeelsafgevaardigden, omdat dit het terrein is

In het decreet van 13 juli 1994, houdende wijziging van artikel 79 van de wet van 29 maart 1962, h o u- dende organisatie van de ruimtelijke ordening en s t e d e n b o u w, worden

Waar de Vlaamse volksvertegenwoordiger als een gebrek van het systeem het gebrek aan motivatie van de jongere poneert, ben ik van mening dat de verplichte integratiecontracten

Klopt het dat de promotiekansen voor de betrokken personen inderdaad te beperkt zijn om de motivatie voldoende hoog te

De opleiding directieassistent(e) in samenwerking tussen de Kamer voor Handel en Nijverheid Den- dermonde en de VDAB is als volgt opgevat.. De kandidaten worden geselecteerd