Vraag nr. 217 van 30 mei 1996
van de heer PAUL VAN GREMBERGEN
Bouwdelicten – Informatieplicht politie en rijkswacht In het kader van het vernieuwde ruimtelijke-ordenings-beleid en de wens van deze regering om de burgers die onze wetgeving inzake ruimtelijke ordening niet nale-ven een halt toe te roepen, treden de diverse politie-korpsen vaak op om deze misbruiken te verbaliseren. Het komt dan uiteraard de rechtbanken toe om zich daarover uit te spreken.
Anderzijds zouden vooral de lokale besturen, die het goed menen met het ruimtelijke-ordeningsbeleid, ten-minste geïnformeerd moeten worden over dergelijke misbruiken en over het politioneel optreden. Zij zijn het immers die door de burgers met de vinger worden gewezen en zij moeten in staat zijn passende maatrege-len te treffen om niet, zoals in recente rechtspraak, medeverantwoordelijk te worden gesteld wegens "stil-zitten van bestuur".
Ingevolge de omzendbrief nr. 18-8 van 13 juli 1971 betreffende de wet van 22 december 1970, houdende wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende orga-nisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw, moet een proces-verbaal inzake een bouwmisdrijf zon-der uitstel worden verzonden aan de procureur des konings bij de correctionele rechtbank van de plaats van overtreding. Tegelijkertijd maakt de bekeurende ambtenaar een afschrift van voormeld proces-verbaal over aan de bevoegde gemeentelijke administratie, als-ook aan de gemachtigde ambtenaar.
In de praktijk worden voormelde richtlijnen echter noch door gemeentelijke politiekorpsen, noch door rijkswachtverantwoordelijken toegepast. De politiever-antwoordelijken stellen dat ze voor deze materies onder het gezag vallen van de procureur des konings en zijn van oordeel dat voormelde bepalingen geen juri-disch bindende kracht hebben, aangezien het een omzendbrief betreft.
1. Moet voormelde omzendbrief door de politiever-antwoordelijken worden nageleefd ?
2. Heeft de minister hierover reeds contact opgeno-men met zijn federale collega van Justitie en hem verz oc ht de parketten in het Vl aams Gewest opdracht te geven om de politieoverheden de nodi-ge richtlijnen te verstrekken met betrekking tot het naleven van de informatieplicht tegenover de gemeentebesturen inzake bouwovertredingen ? Antwoord
De omzendbrief nr. 18-8 van 3 juli 1971 betreffende de wet van 22 december 1970, houdende wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en stedebouw, stipuleert inder-daad dat een proces-verbaal inzake stedebouwmisdrij-ven onverwijld moet worden toegestuurd aan de procu-reur des konings bij de correctionele rechtbank van de plaats van het misdrijf, en dat tevens een afschrift van het bewuste proces-verbaal wordt toegestuurd aan de gemachtigde ambtenaar en aan de bevoegde
gemeente-lijke administratie. Toch moet men zich de vraag stel-len of de door de Vlaamse volksvertegenwoordiger geschetste problematiek wel zo fundamenteel is als op het eerste gezicht lijkt.
Uit een rondvraag bij de provinciale ROHM-afdelin-gen (Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumen-ten en Landschappen) blijkt immers dat er op het vlak van het doorsturen van processen-verbaal geen noe-menswaardige problemen rijzen. De door externe instanties (rijkswacht, politie of gemeentelijke inspec-tiediensten) opgemaakte processen-verbaal van vast-stelling worden door de procureur des konings toege-stuurd aan de betrokken provinciale ROHM-afdeling (meer specifiek ter attentie van de gemachtigde ambte-naar). Uitzonderlijk worden deze processen-verbaal rechtstreeks door de verbaliserende instantie toege-stuurd aan de gemachtigde ambtenaar, wat in spoedei-sende gevallen (bv. stilleggen van de werken) soms aangewezen is.
Slechts uitzonderlijk zal worden ingeroepen dat Arohm (administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen) nog geen recht heeft op het proces-verbaal en moet worden gewacht op de beslissing van de procureur des konings om het bewus-te proces-verbaal vrij bewus-te geven of door bewus-te sturen naar de bevoegde diensten. Zelfs in deze uitzonderlijke geval-len stuurt de procureur des konings achteraf het pro-ces-verbaal aan de gemachtigde ambtenaar met de vraag om advies (doorgaans met betrekking tot de te vorderen herstelmaatregel). Het dient gezegd dat het doorsturen van processen-verbaal, met het ambt van de procureur des konings als knooppunt, behoorlijk func-tioneert.
Voortbouwend op deze vaststelling lijkt het derhalve weinig waarschijnlijk dat de gemeentebesturen syste-matisch buiten de vervolgingsprocedure worden gela-ten. Op één uitzondering na is dit op basis van de stede-bouwwet zelfs niet mogelijk. Enkel daar waar de gemachtigde ambtenaar zou willen beslissen om het herstel van de plaats in de oorspronkelijke staat (art. 65, §1, a stedebouwwet) te vorderen, hoeft het gemeen-tebestuur hiervan niet op de hoogte te worden gebracht. Een principe dat ook omgekeerd werkt wan-neer het initiatief om het herstel van de plaats in de oorspronkelijke staat te eisen, uitgaat van het gemeen-tebestuur. In alle andere gevallen (meerwaarde, aan-passingswerken, transactie) moet er op basis van de ste-debouwwet een akkoord zijn tussen de gemachtigde ambtenaar en het college van burgemeester en schepe-nen om de genoemde vormen van herstel te vorderen. Kortom, het proces-verbaal van vaststelling is niets anders dan de start van een procedure waarbij respec-tievelijk de gemachtigde ambtenaar en het college van burgemeester en schepenen worden betrokken zodra de stedebouwwet dit vereist.