Vraag nr. 7
van 25 september 1996 van mevrouw VERA DUA
Uitbreiding zonevreemde woningen – To e p a s s i n g begrip "bouwvolume"
In het decreet van 13 juli 1994, houdende wijziging van artikel 79 van de wet van 29 maart 1962, h o u-dende organisatie van de ruimtelijke ordening en s t e d e n b o u w, worden in artikel 2 de voorwaarden bepaald waarbij van de voorschriften van een gewestplan mag worden afgeweken ingeval van verbouwing en uitbreiding van woningen die niet thuishoren in de betrokken zone.
De uitbreiding van een vergunde woning kan, m e t inbegrip van de bijgebouwen, slechts leiden tot een vermeerdering van het bouwvolume met 20 %, waarbij het totale bouwvolume maximum 700 m3 mag bedragen na uitbreiding.
In de praktijk blijkt deze formulering aanleiding te geven tot vele interpretatieproblemen en tot arbi-traire beslissingen.
Tevens is er grote onduidelijkheid over de begrip-pen "verbouwen" en "herbouwen".
1 . Moet bij de bepaling van het bouwvolume ook rekening worden gehouden met bijgebouwen die geen strikte woonfunctie hebben ?
2. In hoeverre moet het volume van kelders wor-den meegerekend bij de bepaling van het bouw-volume ?
3. In hoeverre moeten bijvoorbeeld schuren en stapelplaatsen waarin niet gewoond wordt, wor-den meegerekend bij de bepaling van het bouw-volume ? In hoeverre moeten luifels, orangeries, serres en veranda's worden meegerekend bij de bepaling van het bouwvolume ?
4. Welke definitie dient te worden gehanteerd voor de begrippen "verbouwen" en "herbou-w e n " , zodanig dat door de administratie een eenduidige interpretatie kan worden toegepast in de praktijk ?
Antwoord
Omtrent deze aangelegenheid, in casu het artikel 79 van de wet van 29 maart 1962 houdende organi-satie van de ruimtelijke ordening en van de steden-b o u w, dat de afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van de gewestplanvoorschriften bij het verbouwen
en of uitbreiden van zogenaamde zonevreemde gebouwen regelt, bestaat thans ter nadere toelich-ting slechts de omzendbrief RO 94/1 van 20 juli 1 9 9 4 , gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 oktober 1994.
De omzendbrief van 20 juli 1994 behandelt onder meer de aanvragen die in aanmerking kwamen voor de toepassing van de overgangsbepalingen van het decreet van 13 juli 1994. De aanvragen waarvan sprake in de genoemde omzendbrief moesten voor 31 maart 1995 zijn ingediend. D e bepalingen met betrekking tot de in het kader van de overgangsmaatregel in te dienen dossiers heb-ben bijgevolg hun betekenis verloren.
Om die reden, en vooral om aan de ambtenaren die dergelijke aanvraagdossiers moeten evalueren een meer uitgeschreven en duidelijker toelichting terzake te bieden – de geciteerde voorbeelden bewijzen dat dit meer dan noodzakelijk is – werd door de administratie een nieuwe omzendbrief v o o r b e r e i d . Deze ontwerp-omzendbrief werd mij reeds voorgelegd, maar moet op een aantal details nog worden aangevuld.
Ik neem mij evenwel voor deze omzendbrief bin-nen afzienbare tijd als mededeling aan de V l a a m s e regering over te maken.