• No results found

Vraag nr.13 van 10 november 1995 van de heer MICHEL DOOMST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr.13 van 10 november 1995 van de heer MICHEL DOOMST"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr.13

van 10 november 1995

van de heer MICHEL DOOMST Gemeenteontvanger – Vonnis tot betalen

De bepalingen van artikel 68 van het algemeen regle-ment op de gemeentelijke comptabiliteit, alsook de bepalingen van artikel 136 van de Nieuwe Ge m e e n t e-wet, regelen de bevoegdheid en de verantwoordelijk-heid van de gemeente- (gewestelijke) ontvanger, omtrent de door hem uitgevoerde betalingen (betalin-gen onder de ei(betalin-gen verantwoordelijkheid).

De artikelen 247 en 249 van de Nieuwe Ge m e e n t e w e t stellen tevens dat de leden van het college persoonlijk aansprakelijk zijn voor bepaalde uitgaven die bevolen worden (uitgaven zonder krediet of dringende uitga-ven).

In de praktijk gebeurt het geregeld dat een schuldeiser een procedure bij de rechtbank indient tegen het gemeentebestuur, in het geval de ontvanger een bepaalde factuur weigert te betalen op basis van artikel 68 van het algemeen reglement, of op basis van de arti-kelen 247 en 249 van de Nieuwe Gemeentewet. Meest-al wordt door de rechter een vonnis geveld in het voor-deel van de schuldeiser, te meer daar het gemeentebe-stuur zich in voorkomend geval bezwaarlijk kan verde-digen, aangezien slechts de betaling van de factuur wordt beoogd.

Heeft de minister reeds richtlijnen uitgevaardigd over de houding die de ontvanger moet aannemen, indien hem een vonnis tot betalen wordt voorgelegd voor een betaling die in strijd is met voormelde reglementaire en wettelijke bepalingen ?

Antwoord

1. In het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaams Gewest, van het administratief toe-zicht op de gemeenten, is in artikel 20, § 2 in een beroepsprocedure voorzien indien de deputatie een regelmatig bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard. Tegen het besluit waarbij de bestendige deputatie, bij weigering tot betaling door de ontvanger, een regelmatig bevelschrift uitvoerbaar verklaart, kan de ontvanger bij de Vlaamse regering beroep instel-len binnen een termijn van dertig dagen na ont-vangst van het besluit. De Vlaamse regering spreekt zich over het beroep uit binnen een termijn van vijf-tig dagen, ingaande de dag na het inkomen ervan, en verstuurt haar besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de bestendige deputatie, naar de ontvanger en naar de gemeenteoverheid. Indien binnen de voormelde termijn geen besluit naar de gemeenteoverheid is verstuurd, is het besluit van de bestendige deputatie uitvoerbaar. Een definitieve beslissing tot betaling geldt als een regelmatig en door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevel-schrift.

Deze bepalingen zijn opgenomen in het toezichtsde-creet vanuit het conflict dat de ontvangers enerzijds belast zijn met de controle op de wettelijkheid van een uitgave en dat zij anderzijds worden

geconfron-teerd met een uitvoerbaarverklaring door een poli-tiek college (de bestendige deputatie), hetgeen op zich de uitgave niet wettig maakt(e).

Artikel 136 van de Nieuwe Gemeentewet bevatte immers alleen een procedure die de bestendige deputatie toelaat een regelmatig bevelschrift uit-voerbaar te verklaren in het geval de ontvanger zou weigeren een door het college van burgemeester en schepenen uitgevaardigd mandaat te vereffenen. Met die uitvoerbaarverklaring wordt de betwisting tussen het bestuur en de ontvanger evenwel niet beslecht, aangezien de uitvoerbaarheidverklaring geen gevolg had op de aansprakelijkheid van de ontvanger voor de uitgave die hij verricht. Om aan dat conflict een oplossing te geven heeft de Vlaamse regering bovengenoemde beroepsprocedure inge-steld. Een definitieve beslissing tot betaling, getrof-fen door de Vlaamse regering, geldt als een regel-matig bevelschrift dat de ontvanger ambtshalve uit-voert. Op deze wijze kan het conflict buiten de aan-sprakelijkheid van de ontvanger worden beslecht. 2. Wat het s pec ifiek geval bet reft waarnaar het

Vlaams parlementslid verwijst, deel ik mee dat in het verleden geen bijkomende, specifieke richtlijnen zijn verstrekt indien het een vonnis betreft voor een betaling die in strijd is met reglementaire en/of wet-telijke bepalingen. Hierbij ga ik uit van de veron-derstelling dat de rechter zich niet heeft uitgespro-ken over de grond van de zaak (namelijk of het wel gaat om een "regelmatige betaling"), maar zich beperkt heeft tot het feit dat de schuldeiser presta-ties heeft geleverd waardoor aan de kant van de gemeente een schuld ontstaat (en die logischerwijze door het gemeentebestuur moet betaald worden). In de Praktische Commentaar bij het (oude) Alge-meen Reglement op de GeAlge-meentelijke Comptabili-teit stelde de auteur, G. Decoster, met betrekking tot artikel 112 (artikelen 56 en volgende van de Nieuwe Gemeentelijke Comptabiliteit) wel het vol-gende. "Door de uitspraak van de rechtbank, waar-bij de gemeente wordt veroordeeld tot het betalen van een schuld, ontstaat voor de gemeente een ver-plichting tegenover een met naam bekende derde. Indien voor de betaling van deze schuld een begro-tingskrediet beschikbaar is, moet de desbetreffende uitgave als aangewend worden beschouwd ingevol-ge de beslissing van de rechtbank. De veroordeling van de gemeente tot het betalen van de schuld houdt voor de gemeente de verplichting in de nodi-ge kredieten op de begroting uit te trekken (Nieuwe Gemeentewet artikel 123, 4°). Indien de gemeente-raad weigert deze verplichte uitgave op de begro-ting te brengen, wordt het vereiste bedrag ambtshal-ve door de bestendige deputatie uitgetrokken, na de gemeenteraad te hebben gehoord. De gemeente-raad kan, indien hij zich benadeeld acht, in beroep komen bij de Vlaamse regering ...".

Uit deze commentaar kan worden afgeleid dat op het moment dat er – bij vonnis – een schuld voor de gemeente ontstaat, dit als een verplichte uitgave moet beschouwd worden.

Indien de ontvanger echter weigert te betalen, dan kan de gemeente zich naar de bestendige deputatie wenden (op basis van de procedure die voorzien is

(2)

in artikel 136 van de Nieuwe Gemeentewet), die uitspraak moet doen over de grond van de zaak. Indien één van beide partijen (hetzij het college, hetzij de ontvanger) het niet eens is met de geno-men beslissing, dan kunnen beide partijen beroep aantekenen bij de Vlaamse regering op basis van artikel 20 van het decreet van 28 april 1993 houden-de regeling, voor het Vlaams Gewest, van het admi-nistratief toezicht op de gemeenten. De Vlaamse regering doet op dat moment uitspraak. Indien de gemeente gelijk krijgt, dan geldt de beslissing als een regelmatig en door de ontvanger ambtshalve uit te voeren bevelschrift. Indien door deze beslissing het college (of de gemeenteraad) in het ongelijk worden gesteld, dan deelt de ontvanger deze beslis-sing mee aan de schuldeiser.

Deze laatste kan dan proberen om langs gerechtelij-ke weg alsnog zijn geld te krijgen van het college van burgemeester en schepenen. In dat geval zijn de artikelen 247 of 249 van de Nieuwe Gemeentewet – van toepassing, waarin bepaald wordt dat de leden van het college van burgemeester en schepenen per-soonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor niet regelmatige uitgaven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De minister stelt bovendien in zijn antwoord dat het regeerakkoord niet voorziet in de ondersteuning van vormingsprojecten voor personeelsafgevaardigden, omdat dit het terrein is

Waar de Vlaamse volksvertegenwoordiger als een gebrek van het systeem het gebrek aan motivatie van de jongere poneert, ben ik van mening dat de verplichte integratiecontracten

Klopt het dat de promotiekansen voor de betrokken personen inderdaad te beperkt zijn om de motivatie voldoende hoog te

De opleiding directieassistent(e) in samenwerking tussen de Kamer voor Handel en Nijverheid Den- dermonde en de VDAB is als volgt opgevat.. De kandidaten worden geselecteerd

De Dienst Infrastructuur- werken van het Gesubsidieerd Onderwijs (DIGO) is als instelling van openbaar nut bevoegd voor het verlenen van financiële en logistieke steun

Op 9 mei 1996 besliste de Vlaamse regering tot de oprichting van een Commissie Evaluatie Milieu- uitvoeringsreglementering (CEM) die elementen aanbrengt voor een meer rationele

Derhalve gelden voor dit specifieke vervoersbewijs ook niet de bepalingen van voormeld besluit inza- ke tegemoetkoming door de werkgever van de onderwijssector in de prijs

Het besluit van 13 maart 1991 betreffende de orga- nisatie van het voltijds secundair onderwijs stelt dat het toekomt aan de delibererende klassenraad te beslissen of een leerling