Vraag nr. 227 van 26 maart 1997
van de heer MICHEL DOOMST
Milieureglementering – Lacunes – Rationalisering De huidige milieureglementering wordt als onvol-doende ervaren door de Vlaamse sociale partners. Zij menen dat de bestaande milieuwetgeving niet voldoet aan de elementaire beginselen van behoor-lijke regelgeving.
Op dit ogenblik wordt de milieuwetgeving her-s c h r e v e n . Het gaat om een omvangrijk werk dat door de commissie-Bocken wordt voorbereid. H e t werk van de expertencommissie wordt door Vlaamse werkgevers en vakbonden als positief e r v a r e n . Toch worden vraagtekens gezet bij de omzetting van die voorstellen in concrete regels door de Vlaamse regering.
Als voorbeeld wordt het afvalstoffendecreet van 1994 aangehaald, dat nog steeds niet in een aantal uitvoeringsbesluiten is gegoten. Ook de samenhang tussen het milieubeleid en andere rechtsdomeinen is soms nog ver te zoeken.
1. Welke lacunes in de milieuwetgeving moeten op korte termijn worden opgevuld ?
2. In hoeverre zijn er maatregelen genomen om tot een rationele uitbouw van de milieuregle-mentering te komen en zodoende te vermijden dat overreglementering nadelige effecten res-sorteert ?
Antwoord
Op 9 mei 1996 besliste de Vlaamse regering tot de oprichting van een Commissie Evaluatie Milieu-uitvoeringsreglementering (CEM) die elementen aanbrengt voor een meer rationele uitbouw van de milieuwetgeving zonder overreglementering. Overeenkomstig deze beslissing heeft de commis-sie als concrete opdracht :
– het maken van een kosten-batenanalyse van de milieunormen en de milieureglementering ; – het onderzoeken of een herregulering door
opheffing of aanpassing van bepaalde techni-sche milieunormen nodig is.
Deze commissie doet onderzoek in de volgende domeinen :
– de Vlarem-indelingslijst ;
– de milieuvergunningsprocedure ;
– de verbods- en afstandsregels opgenomen in titel II van het Vlarem ;
– de normering inzake voorkoming en beperking van risico's voor zware ongevallen ;
– de bodemsaneringsnormen ;
– de criteria voor de bepaling van de ernstige bedreiging van een bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 30 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering ; – de bestaande MER-reglementering ;
– de milieukwaliteitsdoelstellingen vastgesteld door titel II van het Vlarem ;
– de algemene en sectorale milieunormering vast-gesteld door titel II van het Vlarem.
Voor elk deel van de milieu-uitvoeringsbesluiten dat aan een evaluatie wordt onderworpen, i n f o r-meert de CEM mij over de verschillende fasen van het onderzoek. Na afloop van het onderzoek zal de commissie dan een voorstel formuleren voor de nodige wijzigingen van de milieureglementering.