Vraag nr. 163 van 22 mei 1996
van de heer MICHEL DOOMST
Onderwijzend personeel – Bewijs van goed zedelijk gedrag
Om als personeelslid in het onderwijs te kunnen funge-ren, moet men in het bezit zijn van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag. Dergelijk getuigschrift wordt steeds afgeleverd door het gemeentebestuur en bevat de eventuele veroordelingen van het betrokken perso-neelslid. Elk personeelslid is dus in het bezit van zo'n getuigschrift, maar voor het ene personeelslid is dit een blanco getuigschrift en voor het andere niet.
Welke instantie oordeelt of dit getuigschrift aanvaard-baar is of niet ?
Wat gebeurt er met een personeelslid dat tijdens zijn aanstelling wordt veroordeeld en wiens getuigschrift bij opvraging niet meer blanco blijkt te zijn ?
Wordt er ter zake een onderscheid gemaakt tussen tij-delijke en vastbenoemde personeelsleden ?
Antwoord
In de decreten van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, respectievelijk het gesubsi-dieerd onderwijs geldt het onberispelijk gedrag als voorwaarde voor aanstelling of benoeming. Dit onbe-rispelijk gedrag moet blijken uit een attest van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan één jaar daarvoor werd afgegeven.
Het is de werkgever zelf die oordeelt of het attest van die aard is dat de kandidaat van onberispelijk gedrag is. Het is niet vereist dat een blanco attest wordt voorge-legd. De werkgever zelf oordeelt of de vermelde straf-rechtelijke veroordelingen de kwalificatie "van onberis-pelijk gedrag" in het gedrang brengen of niet. Andere feiten dan de strafrechtelijke veroordelingen vermeld op het attest kunnen niet worden gebruikt om iemand te weren omdat hij niet van onberispelijk gedrag zou zijn.
Deze voorwaarde moet ook gedurende de loopbaan vervuld zijn. Indien iemand in de loop van zijn aanstel-ling niet langer voldoet, kan de werkgever zich beroe-pen op decreetbepalingen inzake de definitieve ambts-neerlegging (artikel 86, 4° DRP gemeenschapsonder-wijs en artikel 60, 4° DRP gesubsidieerd ondergemeenschapsonder-wijs). Deze bepalingen zijn geldig voor tijdelijke en voor vast-benoemde personeelsleden.