Vraag nr. 162 van 22 mei 1996
van de heer MICHEL DOOMST
Onderwijzend personeel – Burgerlijke en politieke rechten
Om als personeelslid in het onderwijs te kunnen funge-ren, moet men in het bezit zijn van zijn burgerlijke en politieke rechten.
Wanneer verliest een personeelslid a) zijn burgerlijke rechten,
b) zijn politieke rechten ?
Wat gebeurt er met een personeelslid dat zijn burgerlij-ke of politieburgerlij-ke rechten verliest ? Is er ter zaburgerlij-ke een onderscheid tussen tijdelijk aangestelde personeelsle-den en vastbenoemde personeelslepersoneelsle-den ?
Antwoord
Het bezit van de burgerlijke en politieke rechten is inderdaad een aanstellings- en benoemingsvoorwaarde in het onderwijs en tevens een voorwaarde om de hoe-danigheid van personeelslid van het onderwijs te behouden.
Het verlies van burgerlijke en politieke rechten kan enkel volgen uit een strafrechtelijke veroordeling. 1. Artikel 31 van het Strafwetboek bepaalt dat wie tot
de doodstraf of tot dwangarbeid is veroordeeld, levenslang een aantal burgerlijke en politieke rech-ten verliest, waaronder het recht om openbare amb-ten, bedieningen of betrekkingen te vervullen. De tot opsluiting of hechtenis veroordeelden kunnen door het Hof van Assisen voor hun leven of voor 10 tot 20 jaar geheel of ten dele ontzet worden van de in artikel 31 van het Strafwetboek bedoelde rechten (artikel 32 SW). De hoven en rechtbanken kunnen, in de gevallen bij wet bepaald, de tot correctionele straffen veroordeelden voor een termijn van vijf tot tien jaar, geheel of ten dele ontzetten van de uitoe-fening van de rechten genoemd in artikel 31 (artikel 33 SW). Op diverse plaatsen in de strafwet wordt naar deze mogelijkheid verwezen. In de praktijk zal voor de gevallen waarin artikel 32 of 33 SW mag worden toegepast, de rechter in het vonnis of arrest expliciet deze ontzetting moeten uitspreken. 2. Het kiesrecht is het voorwerp van een afzonderlijke
regeling in het Kieswetboek van 12 april 1894. Artikel 6 van het Kieswetboek sluit definitief uit van het kiesrecht : "zij die tot een criminele straf zijn veroordeeld". Criminele straffen zijn : dood-straf, dwangarbeid, hechtenis en opsluiting.
Artikel 7, 2° van het Kieswetboek bepaalt dat zij die tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden zijn veroordeeld, met uitsluiting van degenen die zijn veroordeeld op grond van de artikelen 419 en 420 SW, in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst. Deze onbekwaamheid duurt 6 jaar bij straffen tot 3 jaar, en 12 jaar bij straffen boven de 3 jaar.
3. De decreten van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, respectievelijk het gesubsi-dieerd onderwijs bepalen dat het verlies van de bur-gerlijke en politieke rechten de definitieve ambt-s neerlegging tot gevolg heeft (artikel 86 DRP gemeenschapsonderwijs en artikel 60 DRP gesubsi-dieerd onderwijs). Dit geldt zowel voor tijdelijke als voor vastbenoemde personeelsleden en het ontslag gaat ambtshalve en zonder opzegging in.