• No results found

Vraag nr. 168 van 22 mei 1996 van de heer MICHEL DOOMST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 168 van 22 mei 1996 van de heer MICHEL DOOMST"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 168 van 22 mei 1996

van de heer MICHEL DOOMST

Onderwijzend personeel – Betaald educatief verlof Artikel 108, § 3 van de herstelwet van 22 januari 1995 houdende sociale bepalingen, stelt dat de afdeling 6 "Toekenning van betaald educatief verlof" niet van toepassing is op het onderwijzend personeel.

Betekent dit dat alleen de personeelsleden belast met een lesopdracht uitgesloten zijn van het toepassings-veld, of betekent dit dat al de personeelsleden werk-zaam in het onderwijs uitgesloten zijn van dit verlof ? Indien dit laatste het geval zou zijn, waarom worden dan ook de personeelsleden werkzaam in administratie-ve ambten of in gesco-statuten uitgesloten ?

Antwoord

De door de Vlaamse volksvertegenwoordiger geviseer-de wettelijke bepaling gaat uit van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. De interpretatie van deze wetgeving behoort dan ook tot de bevoegdheid van de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid. Zoals blijkt uit artikel 108, § 3, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, is afdeling 6 "Toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers" niet van toepassing op :

– de werknemers tewerkgesteld door de staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de verenigingen van provincies, de gemeenten, de ver-enigingen van gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de openbare instellingen die eronder ressorteren en de instellingen van open-baar nut ;

– het onderwijzend personeel.

Uit het voorgaande en uit toelichting verkregen bij het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid blijkt dat de werknemers uit de openbare sector zijn uitgesloten uit het toepassingsgebied van de wet, welke ook de juridi-sche band met hun werkgever is. Het feit dat de werk-gever tot de openbare sector behoort, is doorslagge-vend.

De uitsluiting van het onderwijzend personeel is beperkt tot de werknemers die een onderwijsfunctie uitoefenen.

De regeling van de toestand van de andere personeels-leden die niet behoren tot de categorieën personeelsle-den die van het voordeel van de wet zijn uitgesloten, behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht waarbij ze tewerkgesteld zijn.

Ter inlichting kan nog worden meegedeeld dat in de huidige stand van de reglementering de afwezigheden van de betrokken personeelsleden uit hoofde van der-gelijk verlof niet in aanmerking kunnen worden geno-men voor het bepalen van de anciënniteit van de betrokkenen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vermits loopbaanonderbreking een materie is die niet alleen de Vlaamse regering aanbelangt, is in een protocol overeengekomen dat de ontwerpen tot wijziging van respectievelijk

Is het dan niet zo dat een inrichtende macht ook ver- plicht is alle door een bepaald personeelslid gepresteer- de lesuren te vermelden op zijn document PERS 2, dus ook de

De tot opsluiting of hechtenis veroordeelden kunnen door het Hof van Assisen voor hun leven of voor 10 tot 20 jaar geheel of ten dele ontzet worden van de in artikel 31 van

Wat gebeurt er met een personeelslid dat tijdens zijn aanstelling wordt veroordeeld en wiens getuigschrift bij opvraging niet meer blanco blijkt te zijn.. Wordt er ter zake

Zo neen, zijn er dan reeds maatregelen uitgewerkt om voor de vrouwelijke leden van het onderwijzend perso- neel het borstvoedingsverlof ook in aanmerking te laten komen voor

Indien de bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs vast- gestelde werkwijze niet

De Raad van State heeft in zijn advies over het ont- werp van besluit van de Vlaamse regering betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het depar- tement

Luidens artikel 10, § 8 van het besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 13 september 1989 betreffende de organisatie, de coördinatie en de financiering van de