• No results found

Vraag nr. 189 van 11 juni 1996 van de heer MICHEL DOOMST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 189 van 11 juni 1996 van de heer MICHEL DOOMST"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 189 van 11 juni 1996

van de heer MICHEL DOOMST

Hogeschoolpersoneel Centraal Fonds – Afwijking inzake tewerkstelling

Het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescho-len in de Vlaamse Gemeenschap legt de criteria vast op basis waarvan de personeelsleden die centraal betaald blijven, tewerkgesteld worden. Op verzoek van het betrokken personeelslid kan de Vlaamse regering evenwel afwijken van deze algemene criteria en een andere mogelijkheid van tewerkstelling aanbieden. Door het besluit van de Vlaamse regering van 17 janu-ari 1996 heeft de Vlaamse regering uitvoering gegeven aan deze bepaling. Achttien personeelsleden werden tewerkgesteld in hogescholen, elf personeelsleden in koepels van inrichtende machten.

1. Hoeveel personeelsleden verzochten om een afwij-king van de algemene criteria ?

2. Werd deze afwijking voor bepaalde personeelsleden geweigerd ? Zo ja, voor hoeveel personeelsleden ? 3. Op basis van welke criteria werd op de vraag tot

afwijking ingegaan of niet ingegaan ?

4. Wat waren de overwegingen om personeelsleden waarvan de loonlast ten laste valt van de onderwijs-begroting, tewerk te stellen bij koepels van inrich-tende machten ?

5. Is het normaal dat de Vlaamse Gemeenschap de loonlast draagt van personeelsleden die tewerkge-steld worden bij privé-organisaties ? Hoeveel bedraagt deze loonlast jaarlijks ?

6. Aan welke voorwaarden moet een privé-organisatie voldoen om in aanmerking te komen voor zulke, voor hen kosteloze, tewerkstelling ?

7. Zijn er buiten deze personeelsleden, nog perso-neelsleden bij koepels van inrichtende machten werkzaam waarvan de loonlast ten laste valt van de Vlaamse Gemeenschap ? Zo ja, bij welke koepels en over hoeveel personeelsleden gaat het ?

Antwoord

De tweede paragraaf van de stelling van de Vlaamse volksvertegenwoordiger dient in die zin gecorrigeerd te worden dat er, zoals blijkt uit het besluit van de Vlaam-se regering van 17 januari 1996, in het totaal niet 29 maar slechts 28 personeelsleden een afwijkende tewerkstelling hebben gekregen. Van deze 28 is er wel één personeelslid dat een afwijking gedeeltelijk in een hogeschool en gedeeltelijk in een koepel van een inrichtende macht heeft gekregen. Dit is niet zonder belang bij het antwoorden op de vragen. Bovendien is er één personeelslid dat sinds 15 april 1995 terugge-keerd is naar de oorspronkelijke hogeschool en van wie de afwijkende tewerkstelling dus beëindigd is. Een bekrachtiging via besluit wordt in het vooruitzicht gesteld.

1. 29 personeelsleden verzochten om een afwijking van de algemene criteria.

2. Voor één personeelslid werd deze afwijking gewei-gerd.

3. Vooreerst moet worden opgemerkt dat er decretaal geen criteria werden vastgelegd om de afwijking al dan niet toe te staan. In de meeste gevallen was de toekenning van een afwijking niets meer dan de regularisatie van een bestaande toestand. Het toe-kennen van de gevraagde afwijkingen was boven-dien om organisatorische, onderwijskundige en pedagogische redenen wenselijk. De afwijkingen werden dan ook toegestaan indien aan de volgende drie voorwaarden voldaan was :

– er was een aanvraag om afwijking van het betrokken personeelslid ;

– er was een gunstig advies van de onderwijsinstel-ling/hogeschool waar het personeelslid volgens de algemene regels zou worden tewerkgesteld ; – er was een gunstig advies van de

onderwijsinstel-ling/hogeschool waar het personeelslid volgens de afwijking zou worden tewerkgesteld.

In het ene geval waar de afwijking niet werd toege-kend ontbraken de adviezen zoals bedoeld in de punten 2 en 3 hierboven.

4. Het ging hier met uitzondering van één geval om de regularisatie van een reeds bestaande toestand. Deze personeelsleden waren pedagogisch adviseur of hadden reeds een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs binnen het contingent zoals bedoeld in artikel 90, § 1 van het decreet "inspectie" van 17 juli 1991. Dit contingent dient onder meer ter ondersteuning van de begeleidings-diensten. Aangezien zij niet in een hogeschool tewerkgesteld waren, dienden zij dus een afwijking te krijgen. De overwegingen moeten dan ook vee-leer worden gezocht in de reglementering betreffen-de het voormeld verlof. Een betreffen-dergelijke opdracht dient taken te omvatten die moeten bijdragen tot de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Meer in het bijzonder geldt dit voor de medewerking aan de dienst Administratie en Wetgeving in het Hoger Onderwijs. Deze inhoudelijke voorwaarde geldt ook voor de tewerkstelling van het hierboven bedoelde personeelslid. Als wettelijke grond geldt (de uitvoering van) het koninklijk besluit van 13 s eptember 1983 bet reffende het verlof voor opdrachten in het belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van de personeelsleden van het gesubsidieerd of gemeenschapsonderwijs, op basis van het contin-gent dat aan het vrij gesubsidieerd of officieel gesubsidieerd of gemeenschapsonderwijs (volgens het geval) werd toebedeeld via het artikel 90 § 1 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten.

5. Gelet op de voorwaarde tot kwaliteitsverbetering is het normaal dat de Vlaamse Gemeenschap de loon-last draagt van personeelsleden die tewerkgesteld worden bij privé-organisaties.

De verwachte jaarlijkse loonlast bedraagt momen-teel 18.248.862 frank ; dit is het bruto-geïndexeerd salaris, vakantiegeld en eindejaarstoelage inbegre-pen.

(2)

6. Om te bepalen aan welke voorwaarden een privé-organisatie moet voldoen om in aanmerking te komen voor tewerkstelling ten laste van de over-heid, werden dezelfde overwegingen in acht geno-men als reeds vermeld onder punt 4.

7. Momenteel zijn nog personeelsleden uit het HOBU (hoger onderwijs buiten de universiteit) met verlof wegens opdracht binnen het contingent van 0,1 % al s bedoel d in artikel 90, § 1 van het decreet "inspectie" van 17 juli 1991. Dit contingent dient onder meer ter ondersteuning van de begeleidings-diensten. Het betreft volgende aantallen :

contingent NSKO : 6 voltijds

5 halftijds contingent OVSG : 1 halftijds De loonlast van voornoemde personeelsleden valt ten laste van de Vlaamse Gemeenschap.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het departement Onderwijs vast- gestelde werkwijze niet

Luidens artikel 10, § 8 van het besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 13 september 1989 betreffende de organisatie, de coördinatie en de financiering van de

Onderwijzend personeel – Betaald educatief verlof Artikel 108, § 3 van de herstelwet van 22 januari 1995 houdende sociale bepalingen, stelt dat de afdeling 6 "Toekenning

5 van 18 april 1967 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelagen, en het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 1991 houdende

Voor het secundair onderwijs werd de terugbetaling gevraagd voor 826 personeelsleden, voor het basisonderwijs voor 379 personeelsleden, hierin niet begrepen

Blijkbaar hebben de projecten betrekking op fundamenteel onderzoek of industriële projecten inzake TV- of radioprogramma's op verzoek, telewer- ken, eductainment,

In antwoord op zijn vraag vindt de Vlaamse volksverte- genwoordiger hierbij een schematisch overzicht van de lopende terbeschikkingstellingen wegens bijzondere opdracht en

de implicaties van dit systeem voor de gemeen- ten, heb ik enkel kunnen vaststellen dat de federale overheid duidelijk de nodige (financiële) inspanningen verwacht van de