Vraag nr. 186 van 6 juni 1996
van de heer MICHEL DOOMST Verificatiekorps – Opdrachten
Naar aanleiding van de staking in het onderwijs op 28 februari jongstleden, kregen heel wat scholen het bezoek van een verificateur.
Met welke opdrachten kan een verificatuur worden belast en welke wettelijke bepalingen vormen hiervoor de grondslag ?
Antwoord
1. De minister bevoegd voor Onderwijs binnen de Vlaamse Gemeeschap heeft een controlerende en inspecterende bevoegdheid ten opzichte van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instanties die voor hun onderwijsverstrekking aanspraak wen-sen te maken op een erkenning, subsidiëring of financiering door de Vlaamse overheid.
Voor de uitvoering van deze bevoegdheid kan de minister terugvallen op enerzijds een pedagogisch college, namelijk de onderwijsinspectie, en ander-zijds een administratief korps, namelijk het verifica-tiekorps.
2. De taken waarmee het v erificatiekorps wordt belast, vloeien voort uit de reglementering vastge-legd bij koninklijk besluit nr. 5 van 18 april 1967 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelagen, en het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 1991 houdende de controlemaatregelen inzake de aanwending van de werkingstoelagen in het gesubsidieerd onderwijs. 3. Zoals uit het volgend niet-exhaustief overzicht
moge blijken, bestrijken de concrete opdrachten van het verificatiekorps een ruim terrein :
– de controle op de naleving van de toelatings- en overgangsvoorwaarden in hoofde van de leerlin-gen ;
– de controle op de regelmatige aanwezigheid in de lessen ;
– de controle op de internaten ;
– de controle op de aanwending van de werkings-toelagen ;
– de controle op de projecten "onderwijsvoor-rang" ;
– de (niet-systematische) controle op de optimale aanwending van de schooltijd onder verant-woordelijkheid van de inspectie ;
– het nazicht van attesten van vorige diensten in het onderwijs met betrekking tot wedden/wed-detoelagen en pensioenen ;
– het bepalen van de werkelijke afstand tussen bepaalde onderwijsinstellingen in het kader van de toepassing van de rationalisatie- en program-matieregelen ;
– het nazicht van het aantal regelmatige leerlingen op de reglementair vastgestelde tellingsdata als basis voor de personeelsomkadering, de wer-kingsmiddelen en de toepassing van de school-bevolkingsnormen ;
– de samenwerking met de inspectie binnen de context van schooldoorlichtingen.
Samengevat kan dan ook worden gesteld dat aan het verificatiekorps alle niet-pedagogische opdrach-ten kunnen worden toegewezen die direct of indi-rect verband houden met het toetsen of de onder-wijsorganisatoren die geldelijke en andere middelen genieten, voldoen aan de vigerende onderwijsbe-schikkingen.