• No results found

Vraag nr. 70van 6 februari 1996van de heer MICHEL DOOMST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 70van 6 februari 1996van de heer MICHEL DOOMST"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 70 van 6 februari 1996

van de heer MICHEL DOOMST

Anciënniteit onderwijspersoneel – Berekeningswijze Voor de vaststelling van de sociale anciënniteit van vastbenoemde personeelsleden wordt een onderscheid gemaakt tussen diensten gepresteerd in hoofdambt in het onderwijs met volledig leerplan, diensten gepres-teerd in bijbetrekking in het onderwijs met volledig leerplan en diensten gepresteerd in het onderwijs voor sociale promotie (OSP).

Betekent dit onderscheid dat een personeelslid dat bij-voorbeeld fungeert in het onderwijs met volledig leer-plan én in het onderwijs voor sociale promotie, alleen afwezig kan zijn wegens ziekte in het onderwijs met volledig leerplan en zijn opdracht in het OSP verder kan blijven uitoefenen (of omgekeerd) ? Maakt het een verschil uit of betrokkene al dan niet fungeert in een zogenaamde combibaan ?

Wordt dit onderscheid ook gemaakt voor de perso-neelsleden die nog niet vast benoemd zijn ? Bestaat er hiervoor een wettelijke basis ?

Antwoord

Het onderscheid waarnaar het Vlaams parlementslid in zijn vraag verwijst is gebaseerd op een beslissing getrof-fen in 1971 door de toenmalige minister van Nationale Opvoeding, houdende de principes inzake het bezol-digd ziekteverlof van de tijdelijke personeelsleden van het onderwijs.

De principes vervat in deze ministeriële beslissing wer-den vastgelegd in het koninklijk besluit van 29 mei 1972 (1). Zij werden nagenoeg letterlijk overgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 22 juli 1993 (2). In verband met de berekeningswijze wordt in die minis-teriële beslissing het volgende gesteld :

"2. De dagen verlof met wedde waarop de tijdelijke agenten recht hebben worden berekend op al de schooljaren gedurende dewelke zij diensten hebben gepresteerd in hoedanigheid van tijdelijke en dit vanaf 1 april 1969.

...

2.3. Om bovengenoemde berekening vast te stellen worden de dagen activiteit in de hoofdopdracht van het onderwijs met volledig leerplan, deze gepresteerd in een bijkomende opdracht van het onderwijs met volle-dig leerplan en deze gepresteerd in het onderwijs van sociale promotie afzonderlijk berekend."

Deze werkwijze wordt gehanteerd sinds de invoering van de regeling inzake bezoldigd ziekteverlof voor de tijdelijke personeelsleden van het onderwijs.

In dit verband meen ik er tevens te mogen op wijzen dat die werkwijze weliswaar niet voorkomt in het voor-melde koninklijk besluit van 29 mei 1972, noch in het besluit van de Vlaamse regering van 22 juli 1993, maar wel uitdrukkelijk is bepaald in het koninklijk besluit van 15 januari 1974 (3), zoals het werd gewijzigd.

Artikel 41 van dit laatste besluit bepaalt immers dat de sociale anciënniteit verworven in een hoofdambt in het onderwijs met volledig leerplan, de anciënniteit ver-worven in een bijbetrekking in het onderwijs met volle-dig leerplan en die verworven in een betrekking in het onderwijs voor sociale promotie, afzonderlijk worden berekend. Het toepassen van een analoge werkwijze ter zake voor zowel de tijdelijke als de vast benoemde per-soneelsleden, kan mijns inziens bezwaarlijk onlogisch worden genoemd.

Verder meen ik dat het in de praktijk, per uitzondering, kan voorkomen dat een personeelslid dat gelijktijdig in het onderwijs met volledig leerplan en in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan fungeert, dezelfde dag bijvoorbeeld overdag aanwezig is in het onderwijs met volledig leerplan en 's avonds afwezig is wegens ziekte in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan of vice versa. Daarenboven is het niet denkbeeldig dat een personeelslid om medische redenen niet meer in staat is te fungeren in het dagon-derwijs, doch eventueel wel nog enkele uren les kan geven aan volwassenen in het onderwijs voor sociale promotie.

Ten slotte vestig ik in verband met deze aangelegen-heid nog de aandacht op het feit dat het ziekteverlof van een personeelslid dat een combibaan uitoefent, geregeld wordt alsof de diensten integraal gepresteerd zouden zijn geweest in het onderwijs met volledig leer-plan.

(1) Koninklijk besluit van 29 mei 1 972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- en bevallingsverlof toegekend aan het tijde-lijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoe-dend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrich-tingen voor kleuter-, lager-, buitengewoon, middelbaar, tech-nisch, kunst- en normaalonderwijs

(2) Besluit van de Vlaamse regering van 22 juli 1993 betreffende het ziekte-, bevallings- en borstvoedingsverlof toegekend aan tijdelijk aangestelde personeelsleden van de onderwijsinstellingen, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

(3) Koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toe-passing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtin-gen voor kleuter-, lager-, buitengewoon, middelbaar, tech-nisch, kunst- en normaalonderwijs van de staat, alsmede de internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de parlementaire voorbereiding en besprekin- gen van de wet van 30 maart 1995 betreffende de net- ten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van

De financiële middelen die voor deze uitvoering van de samenwerkingsprogramma's uitgetrokken wer- den, bedragen voor alle sectoren samen voor 1994 68 miljoen frank en voor 1995

In het artikel "Een ambitieus regeerakkoord" in het Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid lees ik dat "zulke verregaande affirmatie, naast een

De Raad van State heeft in zijn advies over het ont- werp van besluit van de Vlaamse regering betreffende de mededeling van de vaste benoeming aan het depar- tement

5 van 18 april 1967 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelagen, en het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 1991 houdende

Voor het secundair onderwijs werd de terugbetaling gevraagd voor 826 personeelsleden, voor het basisonderwijs voor 379 personeelsleden, hierin niet begrepen

De minister stelt bovendien in zijn antwoord dat het regeerakkoord niet voorziet in de ondersteuning van vormingsprojecten voor personeelsafgevaardigden, omdat dit het terrein is

Door het onderwijsdecreet VI van 21 december 1994 is het de Vlaamse regering mogelijk gemaakt om het decretaal bekrachtigde besluit van de Vlaamse regering aan te passen