Vraag nr. 14
van 6 november 1995
van de heer FELIX STRACKX Sportvereniging – Definitie
Volgens het decreet van 2 maart 1977 houdende rege-ling van de erkenning en de subsidiëring van de lande-lijk georganiseerde sportverenigingen, artikel 1, wordt onder sportverenigingen verstaan : "de landelijke geor-ganiseerde sportverenigingen die in het raam van de permanente vorming, op onbaatzuchtige wijze de licha-melijke opvoeding, de sport en het openluchtleven bevorderen".
Welke criteria past de minister concreet toe om uit te maken of activiteiten onder "lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven" vallen ? Hoe breed worden die begrippen in zijn dagelijks beleid concreet geïnter-preteerd ?
Antwoord
Het decreet van 2 maart 1977 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen, is ontstaan op een moment dat "Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven", als culturele materie, wettelijk onder de bevoegdheden van de gemeenschappen werd gebracht. Het decreet had tot doel een basis te leggen voor de federalisering van het sportbeleid en de Vlaamse uitbouw ervan te bevorderen. Gezien de verscheidenheid aan sportver-enigingen met hun uiteenlopende kenmerken werd, bij het ontstaan van het decreet, geopteerd voor een zeer brede definitie van een sportvereniging, namelijk elke vereniging die de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven bevordert. Zo kon de ganse sport-sector, uitgezonderd de beroepssport, in dit decreet gevat worden. Dit paste volledig in de toenmalige Vlaamse beleidsoptie om de sport te democratiseren en de sportsector, via erkennings- en subsidiëringsvoor-waarden, een basisstructuur mee te geven.
Ondertussen is het sportlandschap grondig gewijzigd en blijken de erkenningsvoorwaarden te ruim geformu-leerd te zijn, zo ook de definitie van een sportvereni-ging. Elke vereniging die zich met één of andere vorm van lichamelijke ontspanning bezighoudt meent, vol-gens de decretale tekst, in aanmerking te komen voor erkenning. Gezien de Vlaamse beleidsoptie geëvolu-eerd is en nu versnippering van het sportlandschap en rationalisering van het sportbeleid centraal staan, werd in de loop der jaren de definitie van een sportvereni-ging beperkter geïnterpreteerd. Zo moet het accent lig-gen op de fysieke activiteit van de sportbeoefenaar die uiterlijk waarneembaar is, de activiteiten van de vereni-ging dienen de gezondheid te bevorderen en de activi-teit dient in een gestructureerde vorm te worden aange-boden. Tevens wordt de representativiteit in het Vlaams sportlandschap, vooral naar gelijkaardige sportverenigingen, onderzocht. Het is in die geest dat de Vlaamse Hoge Raad voor de Sport mij op dit moment de nieuwe aanvragen voor erkenning advi-seert. Wij zijn er ons van bewust dat dit decreet aan herziening toe is. Dit is dan ook één van de beleidsop-ties die ik tijdens mijn legislatuur ter harte zal nemen.