Vraag nr. 10
van 8 november 1995
van de heer MARC CORDEEL Afvalberg – Spreidingsplan
De afvalberg is in onze samenleving zeer groot. Deze werkelijkheid is iedereen ook terdege bekend. Langs vele zijden wordt gezocht naar en gewerkt aan oplos-singen. Maar toch wordt er zowel vandaag als morgen nog een zeer grote massa gestort.
Is er vanuit de Vlaamse regering reeds gedacht aan een afvalspreidingsplan ?
Zo neen, is het dan zo dat bepaalde gemeenten alle stortdruk op zich krijgen omdat de geologische struc-tuur daar – ongelukkigerwijs dan – blijkbaar beter geschikt is om die afvalberg op te vangen ? Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de deelgemeente Steendorp, waar de bewoners nu vrezen voor alle nadelige gevol-gen voor hun woon- en leefklimaat in het vooruitzicht van de reeds besproken en de nog komende stortplan-nen.
Antwoord
Vooreerst dienen wij het Vlaams parlementslid te informeren over een aantal principes aan de orde inza-ke afvalstoffenbeheer.
In opdracht van de decreetgever wordt in eerste instan-tie gepoogd de afvalberg tot een minimum te beperken en waar onvermijdbaar zo veel mogelijk te oriënteren naar nuttige toepassing. Centraal hierbij is de responsa-bilisatie van de producenten. In casu zijn deze in 2 groepen op te splitsen : het bedrijfsleven en de bevol-king. Dit resulteert in een aantal initiatieven waarvan het globaal resultaat wordt weergegeven in de achter-eenvolgende edities van VRIND, de Vlaamse regionale indicatoren. Hoe positiever de resultaten in deze, hoe minder afvalstoffen in verbrandingsinstallaties, zelfs met energierecuperatie, of op stortplaatsen dienen terecht te komen en navenant hoe minder druk op een plaatselijke bevolking dient te worden gelegd om stort-activiteiten te moeten dulden in hun woonomgeving. De evolutie, mede overeenkomstig de doelstellingen van het door de Vlaamse regering goedgekeurde afval-stoffenplan, zijn in de resultaten opgenomen in VRIND eveneens terug te vinden. Het Vlaamse afvalstoffenbe-leid is erop gericht het storten van afvalstoffen te ont-moedigen.
Komt vervolgens het aspect afvalspreiding. Ook in intragewestelijk verband wordt het nabijheidsprincipe zo veel mogelijk nagestreefd. Of anders gesteld, wordt er nagestreefd dat de afvalstoffen zo dicht mogelijk bij hun plaats van ontstaan worden verwijderd. Dit houdt in dat, naar een lokale bevolkingsgroep toe, het beleid erop gericht is hen zo weinig mogelijk te belasten met aan de regio vreemde afval.
Wat de planning zelf betreft dient eraan te worden her-innerd dat de decreetgever het milieuprobleem plan-matig en holistisch wenst te benaderen en deze wens heeft geconcretiseerd in het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Dit wil zeggen dat de milieu-impact en bijgevolg de
milieuplanning in zijn geheel dient te worden beschouwd en niet zoals dit tot op heden gebeurde sec-tor per secsec-tor, in casu onder andere afvalstoffen op zichzelf. Dit betekent dat mogelijke vestigingsplaatsen voor stortplaatsen in deze context worden bekeken.