Vraag nr. 146 van 12 februari 1998
van mevrouw PATRICIA CEYSENS
Diensten voor opvanggezinnen – Doorstorting ouderbijdragen
De diensten voor opvanggezinnen beschikken over de volledige ouderbijdragen voor de betaling van de opvanggezinnen.
Er bestaan bij de opvanggezinnen heel wat klach-ten over de laattijdige doorstorting van deze ouderbijdragen.
1. Wat is de gemiddelde achterstand van de door-storting van de ouderbijdragen aan de opvang-gezinnen ?
2. Wat is de reden voor de vele laattijdige door-stortingen ?
3. Zijn de diensten voor opvanggezinnen verplicht enige intrest te betalen bij een laattijdige door-storting ?
4. Wanneer ouders de ouderbijdragen niet betalen aan de diensten voor opvanggezinnen, dan dra-gen in de praktijk de opvanggezinnen daar de financiële gevolgen van. Doordat de ouderbij-dragen bovendien nog laattijdig worden doorge-stort, duurt het enige tijd vooraleer de opvang-gezinnen kunnen reageren.
Wie draagt volgens de minister de financiële gevolgen wanneer ouders hun ouderbijdragen niet betalen ? Ontlopen diensten voor opvang-gezinnen alle verantwoordelijkheid terzake, o f delen zij in deze verantwoordelijkheid ?
Antwoord
De vraagsteller gaat uit van twee veronderstellin-g e n . In de eerste plaats wordt veronderstellin-gesteld dat de dien-sten voor opvanggezinnen beschikken over de vol-ledige ouderbijdrage voor de betaling van de o p v a n g g e z i n n e n . Daarnaast lees ik dat bij de opvanggezinnen heel wat klachten bestaan over de laattijdige doorstorting van deze ouderbijdragen. Op deze twee uitgangspunten worden vier concre-te vragen geënt. Vooraleer daarop in concre-te gaan, m o e t ik aangeven dat het betalingssysteem bij de dien-sten voor opvanggezinnen niet zomaar te herleiden is tot een doorstorten van ouderbijdragen die de dienst ontvangt aan de opvanggezinnen. Het is zo
dat de ouders betalen volgens hun inkomen. D i t geld wordt inderdaad gebruikt om de opvanggezin-nen te betalen. De beschikbare ouderbijdragen worden echter verhoogd met een subsidie van Kind en Gezin, zodat de dienst de onkostenvergoe-ding waarop het opvanggezin recht heeft altijd vol-ledig kan uitbetalen, ongeacht of er nu betalings-moeilijkheden bij het gezin zijn of niet. Het is dus niet zo dat het niet betalen van sommige ouders betekent dat het opvanggezin dat de kinderen van die ouders opvangt een verminderde onkostenver-goeding voor de door haar geleverde opvangpres-taties zou ontvangen.
Het gegeven dat er heel wat klachten zijn bij opvanggezinnen over laattijdige doorstortingen van ouderbijdragen wordt niet gestaafd door de cij-fers die ik ontving van de ombudsdienst van Kind en Gezin. De afgelopen jaren zijn er slechts een vijftal klachten geweest, die soms zelfs tot een gewone vraag kunnen worden herleid. De twee echte klachten betroffen eenzelfde dienst voor o p v a n g g e z i n n e n , waarbij moet worden aangegeven dat de dienstverantwoordelijke in kwestie noncha-lant omsprong met het administratieve aspect van haar werk. In geen enkel geval ging het om een klacht waarin werd gesignaleerd dat de uitbetaling van de onkostenvergoeding aan de opvanggezin-nen over een langere periode werd uitgesteld. Het relativeren van de door de vraagsteller gehan-teerde uitgangspunten bereidt volgend antwoord voor op haar concrete vragen.
1. Er is in de betaling van de onkostenvergoeding door de diensten voor opvanggezinnen aan de opvanggezinnen sprake van een regelmaat die niet wordt gekenmerkt door een permanente achterstand.
2. Als er al laattijdige stortingen zijn, dan zijn die veeleer uitzonderlijk en te wijten aan de nalatig-heid van de dienstverantwoordelijke(n) in kwestie. Het spreekt vanzelf dat Kind en Gezin, wanneer ze naar aanleiding van een dergelijk geval een klacht ontvangt, ingrijpt en het orga-niserend bestuur van de dienst wijst op zijn ver-antwoordelijkheden.
Ik moet daarbij wel aangeven dat er momenteel geen wettelijke modaliteiten bestaan die con-tractueel vastleggen wanneer en op welke manier het opvanggezin zijn onkostenvergoe-ding moet ontvangen.
4. Ik heb eerder weerlegd dat opvanggezinnen de financiële gevolgen zouden dragen van het feit dat bepaalde ouders hun bijdrage niet betalen. Het is de dienst die het bedrag waar een opvanggezin recht op heeft, moet uitbetalen. Het is de dienst die wordt geconfronteerd met de problematiek van niet betalende ouders en die daarvoor een oplossing moet vinden. H i j beschikt daarvoor over de gangbare middelen die elke dienstverlener heeft wanneer klanten hun factuur niet betalen.
Besluitend wil ik er nogmaals op wijzen dat het niet de opvanggezinnen zijn die de financiële gevolgen dragen wanneer ouders hun ouderbijdra-gen niet betalen. Opvanggezinnen zijn verzekerd van hun onkostenvergoeding.