Vraag nr. 257 van 25 mei 1998
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Kinderopvang – Verdeling FCUD-middelen In een persmededeling van de Vlaamse regering van 25 november 1997 deelde de minister mee dat in het kader van de besprekingen rond het Fo n d s voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) een akkoord werd afgesloten met de federale regering. Dit akkoord hield in dat de ver-deling van de middelen van het FCUD afkomstig van de werkgeversbijdragen van 0,05 % tussen de gemeenschappen zou worden geobjectiveerd en dat er een permanente structuur zou worden opge-richt waarin naast de sociale partners ook de bevoegde gemeenschapsministers zouden zijn ver-tegenwoordigd.
De minister-president dreigde ermee deze zaak aanhangig te maken bij het overlegcomité tussen de federale, de gewest- en de gemeenschapsrege-ringen indien de afspraken niet werden nageko-men binnen een termijn van een maand.
1. Zijn de objectiveringscriteria reeds bepaald ? Zo ja, welke ?
2. Werd een permanente structuur opgericht ? Zo j a , wat is de concrete samenstelling van deze structuur ?
Antwoord
De vraagsteller peilt naar de stand van zaken m.b. t . het dossier van het Fonds voor Collectieve Uitrus-tingen en Diensten, dat een geldstroom genereert naar de Vlaamse kinderopvangsector. Dit gebeurt naar aanleiding van mijn mededeling van eind vorig jaar die stelde dat een akkoord was afgeslo-ten met de federale regering dat inhield dat de ver-deling van de middelen van het FCUD tussen de gemeenschappen zou worden geobjectiveerd en dat er een permanente structuur zou worden opge-richt waarin naast de sociale partners ook de bevoegde gemeenschapsministers zouden zijn ver-tegenwoordigd.
Ik kan, vooraleer ik m.b. t . deze beide punten de stand van zaken aangeef, melden dat de problema-tiek in kwestie besproken is in de overlegcomités tussen de federale, de gewest- en de gemeenschaps-regeringen van 4 februari '98, 18 maart '98 en 1 april '98. Daarbij is telkens de stand van zaken m.b.t. het dossier doorgenomen.
1. Nieuwe objectiveringscriteria zijn relevant vanaf 1 januari 1999. Het is immers zo dat voor 1998 een specifiek bijzonder reglement de toe-kenning van FCUD-geld stuurt. De nieuwe objectiveringscriteria zijn er nog niet. Er is een technische werkgroep geïnstalleerd, waarin ik als gemeenschapsminister vertegenwoordigd ben, die het FCUD-dossier in zijn globaliteit en het bepalen van de objectiveringscriteria in het bijzonder opvolgt en voorbereidt.
Ik wil daaraan toevoegen dat de toepassing van het bijzonder reglement reeds een rechtzetting ten gunste van initiatieven van de V l a a m s e gemeenschap heeft betekend. Zo heeft het FCUD ingestemd met bijkomende aanwervin-gen voor Vlaamse projecten ten belope van 37,6 miljoen frank.
2. M.b.t. het oprichten van een permanente struc-tuur kan ik meedelen dat de minister van Socia-le Zaken, onder meer na mijn tussenkomst in het overlegcomité, een vast overlegforum zal i n s t a l l e r e n , in een eerste fase bij ministerieel besluit, nadien door middel van een samenwer-k i n g s a samenwer-k samenwer-k o o r d . Deze overlegstructuur zal de plaats zijn voor :
– bemiddeling tussen de adviesstructuren van het federale niveau en de gemeenschappen, met name van het beheerscomité van het FCUD en, wat Vlaanderen betreft, Kind en Gezin ;
– de coördinatie tussen de verschillende soor-ten financiële ondersteuning die naar de sec-tor van de kinderopvang vloeien vanuit respectievelijk het FCUD en de gemeen-schappen en gewesten ;
– e v a l u a t i e, overleg en het formuleren van voorstellen met betrekking tot beleidsopties die iedere betrokken overheid en instelling moet nemen, binnen de perken van de eigen bevoegdheden en autonomie, teneinde een optimale complementariteit tussen de aspec-ten "kindvriendelijk beleid" en "toegang tot het arbeidsproces en evolutie van de arbeids-markt" te verkrijgen.
voor het vaste overlegforum. In dit verband is door het kabinet-De Galan een ontwerp aangekondigd tegen eind juni 1998.
Aanvullend bij de beide vermelde punten wil ik aangeven dat de technische werkgroep die het hele project stuurt, heeft geopteerd voor het bij priori-teit opnemen van nieuwe Vlaamse dossiers in het F C U D - k a d e r. De aanvoer van dergelijke nieuwe dossiers wordt verzekerd door de implementatie van de nieuwe Vlaamse regelgeving inzake buiten-schoolse kinderopvang.
In verband wil ik ook wijzen op het feit dat de federale ministerraad van 6 maart 1998 heeft beslist voor het personeel van de federale over-heidsdiensten een sociale werkgeversbijdrage van 0,05 % op te leggen, met het oog op het verhogen van de financiële mogelijkheden van het FCUD. Deze beslissing zorgt voor 63,6 miljoen extra i n k o m s t e n . De ministerraad heeft de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten verzocht gelijkaardige maatregelen te nemen voor hun amb-t e n a r e n . Deze vraag wordamb-t momenamb-teel door de Vlaamse regering onderzocht. Het spreekt vanzelf d a t , wanneer de Vlaamse regering een dergelijke beslissing neemt, ik formeel zal laten vastleggen dat bij voorkeur Vlaamse projecten een beroep kunnen doen op de nieuwe middelen, omdat het globale bestedingspatroon vanuit het FCUD nog steeds wordt gekenmerkt door een communautair onevenwicht.