Vraag nr. 205 van 25 mei 1998
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Verpleegkunde – Vierdegraadsopleiding
Sinds een jaar is de studie van gebrevetteerde ver-pleegkundige omgevormd tot een vierdegraadsop-l e i d i n g. De inhoud van de vierdegraadsop-leerstof is hierbij in die mate gewijzigd dat dit heeft geleid tot een degrada-tie van de studie. Het gevolg hiervan is dat verschil-lende ziekenhuisdirecties niet langer vierdegraads-verpleegkundigen wensen aan te werven in hun instelling.
1. Kan de minister garanderen dat de opleiding tot vierdegraadsverpleegkundige voldoet aan de aanwervingsvoorwaarden zoals vereist door de ziekenhuisdirecties ?
2. Dreigt de degradatie van de studie niet tot gevolg te hebben dat binnen een Europese con-text de opleiding van vierdegraadsverpleegkun-dige als onvoldoende wordt aangezien om de titel van verpleegkundige te verwerven ?
3. Heeft er inzake de omvorming van de opleiding van gebrevetteerde verpleegkundige tot vierde-graadsverpleegkundige overleg plaatsgevonden met de federale minister van Volksgezondheid ? Zo ja, welke waren de conclusies van dit over-leg ?
4. Heeft er inzake de omvorming van de opleiding van gebrevetteerde verpleegkundige tot vierde-graadsverpleegkundige overleg plaatsgevonden met de directies van de ziekenhuizen, de vak-bonden en beroepsorganisaties ?
Zo ja, welke waren de conclusies van dit over-leg ?
5. Heeft de minister reeds overwogen tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de ziekenhui-zen om de opleiding tot vierdegraadsverpleeg-kundige te vervangen door een twee jaar duren-de opleiding tot verzorgenduren-de ?
6. Waarom worden de vierdejaarsopleidingen ( s p e c i a l i s a t i e j a r e n ) , die volledig ten laste zijn van de leerlingen, niet afgeschaft en vervangen door een bijkomende opleiding die pas kan worden gevolgd na enkele jaren beroepserva-ring ?
Antwoord
1. De vaststelling van de voorwaarden inzake beroepsuitoefening en aanwerving is geen o n d e r w i j s m a t e r i e, zodat ik over geen bevoegd-heid terzake beschik.
Het is mij evenwel bekend dat tot hiertoe afge-studeerden van het secundair onderwijs in de verpleegkunde zonder problemen terechtkun-nen in ziekenhuizen, psychiatrische verpleegin-stellingen, de thuiszorg en de bejaardenzorg. Er is bijna geen werkloosheid bij afgestudeerden. Het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) van december 1996 betreffende het beroepsprofiel van de verpleegkundigen ver-meldt zelfs een dreigend reëel tekort aan dit soort van verpleegkundigen. Daarom organi-seert ook de Vlaamse Dienst voor A r b e i d s b e-middeling en Beroepsopleiding (VDAB) cur-sussen die voorbereiden op de examencommis-sie van de Vlaamse Gemeenschap voor de vier-de graad.
Indien zich op het vlak van inzetbaarheid in de ziekenhuissector ontwikkelingen zouden voor-doen die tot een bijsturing van het onderwijsbe-leid ten aanzien van het secundair onderwijs in de verpleegkunde nopen, dan zal ik niet nalaten de nodige conclusies te trekken. Eventueel kan dit op termijn leiden tot een inhoudelijke bijstu-r i n g, waabijstu-rdoobijstu-r de opleiding mindebijstu-r naabijstu-r het ziekenhuiswezen wordt georiënteerd.
2. Bij de omschakeling per 1 september 1996 van het aanvullend secundair beroepsonderwijs naar de vierde graad werden de leerprogram-ma's geactualiseerd én opgewaardeerd. De stu-dierichtingen Ziekenhuisverpleegkunde, respec-tievelijk Psychiatrische Verpleegkunde werden geconcipieerd in overeenstemming met de Europese richtlijn 77/453/EEG van 27 juni 1977, zoals gewijzigd door de richtlijn 89/595/EEG van 10 oktober 1989, respectievelijk de aanbe-veling van 16 april 1986.
Rekening houdend met de driejarige studie-d u u r, het globaal lesvolume en studie-de interne ver-houding tussen theoretisch en klinisch onder-w i j s, draagt het secundair onderonder-wijs in de ver-pleegkunde de volledige goedkeuring weg van de Europese instanties. Ik neem dan ook vol-strekt afstand van het begrip "degradatie" van de studie.
onderhande-lingen met zowel de inrichtende machten (of representatieve verenigingen ervan) als de syn-dicale organisaties. Daarnaast werd nauw samengewerkt met de administratie Gezond-h e i d s z o r g, ressorterend onder de V l a a m s e minister bevoegd voor het Gezondheidsbeleid. Hierdoor kon, in de mate van het mogelijke, met de adviezen en suggesties van de beroeps-wereld rekening worden gehouden ;de behoefte aan een zogenaamd "tweede deskundigheidsni-veau" (naast de hogergeschoolden) was over-duidelijk.
4. Of bij de ziekenhuizen werkelijk de verzuchting bestaat om de opleiding tot vierdegraadsver-pleegkundige te vervangen door een twee jaar durende opleiding tot verzorgende, laat ik in het midden. Wel weet ik dat, ter gelegenheid van de op 22 en 23 oktober 1997 georganiseerde ronde-tafelconferentie voor verpleegkunde, de federa-le minister van Volksgezondheid een reeks her-vormingsplannen heeft geformuleerd die onder meer in die zin gaan.
Concreet stelt de federale minister voor, na een overgangsperiode, de vierdegraadsopleiding uit-dovend te maken met behoud van rechten voor afgestudeerden ; tevens wordt een nieuwe beroepsgroep van verzorgenden vooropgesteld die wel verpleegkundig-ondersteunende en comforttaken, maar geen zuiver verpleegkundi-ge taken zullen vervullen.
De implementatie van deze visie vergt een over-leg met de gemeenschappen. Mijn standpunt dienaangaande mag niet los worden gezien van de elementen die ik hierboven heb aangehaald. Hoe dan ook gaat het om federale voorstellen die in hoofde van alle belanghebbenden in de sector nog steeds voor discussie vatbaar zijn. 5. Houders van een diploma in de
Ziekenhuisver-pleegkunde of in de Psychiatrische Ve r p l e e g-kunde kunnen met één bijkomend studiejaar (= een vierde jaar) het tweede verpleegdiploma v e r w e r v e n . Voorzover het regelmatige leerlin-gen betreft, komen zij in aanmerking voor de financiering of subsidiëring van de school. D e opleidingskosten vallen met andere woorden niet ten laste van de leerlingen zelf.