Vraag nr. 42 van 4 oktober 1996
van de heer MARC OLIVIER
Bodemattest – Sociale woningbouwmaatsch a p p i j-en
Vanaf 1 oktober e. k . is men verplicht om bij sluiting van een overeenkomst tot overdracht van gronden bij de OVAM (Openbare A f v a l s t o f f e n m a a t s c h a p-pij voor het Vlaams Gewest) een bodemattest aan te vragen, en – als het om gronden gaat waar acti-viteiten plaatsvinden (of -vonden) of inrichtingen zijn (of waren) die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken – een bodemonderzoek te laten uit-voeren.
1. Indien een sociale bouwmaatschappij gronden koopt met het oog op het bouwen van sociale koopwoningen en de overdrager bij de overeen -komst tot overdracht een bodemattest heeft aangevraagd aan de OVA M , moet deze bouw-maatschappij dan bij de verkoop van de sociale koopwoningen opnieuw een bodemattest aan-vragen aan de OVAM ?
2. Quid in geval een sociale bouwmaatschappij fusioneert met een andere bouwmaatschappij door opslorping van deze laatste ? Moet dan voor ieder kadastraal perceel van de opgeslorp-te bouwmaatschappij een bodematopgeslorp-test worden aangevraagd en een bedrag van 1.000 frank worden gestort bij de OVAM ? Indien ja, l e g t deze verplichting dan geen zware hypotheek op de beleidsintentie van de Vlaamse regering te komen tot fusie en schaalvergroting bij de socia-le bouwmaatschappijen ?
Antwoord
1. Het betreft hier twee afzonderlijke overdrach-ten in de zin van artikel 2, 18° van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsa-nering.
De toepassing van het decreet met betrekking tot de door de vraagsteller geschetste situatie is duidelijk en laat geen ruimte voor interpretatie. In eerste instantie verwerft de sociale bouw-maatschappij gronden met het oog op het bou-wen van sociale koopwoningen. Diegene die de grond aan de bouwmaatschappij overdraagt, d i e n t , gezien de bepalingen van artikel 36 van het bodemsaneringsdecreet, een bodemattest aan te vragen bij de bevoegde dienst van de OVAM.
Wanneer de sociale bouwmaatschappij in een latere fase op haar beurt de sociale koopwonin-gen verkoopt, is zij gelet op artikel 36 van het bodemsaneringsdecreet gehouden om de vereis-te bodematvereis-tesvereis-ten aan vereis-te vragen.
Het feit dat de sociale bouwmaatschappijen bij de aankoop van de gronden conform artikel 36 werden geïnformeerd, doet geen afbreuk aan hun decretale verplichting om als overdrager de vereiste bodemattesten aan te vragen.
Bovendien is het duidelijk dat gezien de finan-ciële implicaties die een eventuele sanerings-plicht overeenkomstig het decreet kan hebben, de verwerver van een sociale koopwoning dezelfde bescherming moet genieten als welke andere verwerver in de zin van het decreet dan ook.
2. In artikel 2, 18° van het bodemsaneringsdecreet wordt de fusie van vennootschappen waarvan één eigenaar is van verontreinigde grond, beschouwd als overdracht van gronden.
Dit impliceert dat ingeval van fusie door opslor-ping de overdrager, in casu de opgeslorpte ven-nootschap, een bodemattest dient aan te vragen voor elk kadastraal perceel waarvan ingevolge de fusie de eigendom wordt overgedragen aan de opslorpende vennootschap.
Krachtens artikel 28 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, is de uitreiking van een bodemattest afhankelijk van de be-taling van een retributie van 1.000 frank per kadastraal perceel.
Er is ook hier geen reden om de fusie waarbij een sociale bouwmaatschappij betrokken is uit te sluiten van de bepalingen van het bodemsa-neringsdecreet.
